Return to Video

Statistiek: Het Gemiddelde

  • 0:01 - 0:03
    Welkom bij de playlist over statistiek.
  • 0:03 - 0:06
    Dit is iets wat ik al lang wou doen.
  • 0:06 - 0:09
    Hoe dan ook, ik wil er meteen invliegen en
  • 0:09 - 0:12
    ik zal proberen zoveel mogelijk voorbeelden te geven en hopelijk
  • 0:12 - 0:15
    kan ik jou het gevoel geven waarover statistiek nu werkelijk gaat.
  • 0:15 - 0:17
    En geloof me, ook al ben je niet vertrouwd met statistiek,
  • 0:17 - 0:19
    denk ik dat heel wat mensen
  • 0:19 - 0:21
    een intuïtieve aanleg hebben over wat statistiek nu allemaal inhoudt.
  • 0:22 - 0:27
    Het essentiële is, om het wel zeer algemene termen uit te drukken,
  • 0:27 - 0:29
    om met data overweg te kunnen.
  • 0:29 - 0:31
    Het kan ruim geclassificeerd worden.
  • 0:31 - 0:33
    Er zijn misschien drie categorieën.
  • 0:33 - 0:35
    Je hebt de beschrijvende statistiek.
  • 0:35 - 0:39
    Dus je hebt een hoop gegevens en je wil iemand vertellen
  • 0:39 - 0:41
    waarover het gaat zonder hem al die data te geven.
  • 0:41 - 0:45
    Misschien kun je enkele getallen vinden die
  • 0:45 - 0:48
    de data zowat representeren zonder dat we
  • 0:48 - 0:49
    alle gegevens nogmaals moeten overlopen.
  • 0:49 - 0:50
    Dus dat is de beschrijvende statistiek.
  • 0:50 - 0:52
    Je hebt ook de voorspellende statistiek.
  • 0:52 - 0:53
    Ik groepeer ze zowat tesamen.
  • 0:53 - 0:55
    Er is inferentiële statistiek.
  • 0:58 - 1:01
    En dat is waar je de gegevens gaat gebruiken om duidelijk
  • 1:01 - 1:02
    conclusies te maken over dingen.
  • 1:02 - 1:06
    Laten we er van uit gaan dat je gegevens hebt verzameld over een populatie,
  • 1:06 - 1:09
    en we zullen veel praten over steekproeven tegenover populaties, maar
  • 1:09 - 1:11
    ik denk dat je wel al kunt aanvoelen wat dat inhoudt, niet?
  • 1:11 - 1:14
    Als ik drie mensen vraag wie ze als president zullen stemmen,
  • 1:14 - 1:16
    dan heb ik duidelijk niet de hele bevolking ondervraagd.
  • 1:16 - 1:18
    Ik heb een steekproef onderzocht.
  • 1:18 - 1:22
    Wat inferentiële statistiek precies inhoudt is dat,
  • 1:22 - 1:25
    als we wiskunde zouden kunnen toepassen op de steekproeven, misschien kunnen we dan ook
  • 1:25 - 1:28
    gevolgtrekkingen of besluiten over de populatie in zijn geheel gaan maken.
  • 1:28 - 1:30
    Nu, dat is slechts een grote schets van
  • 1:30 - 1:31
    wat statistiek allemaal inhoudt.
  • 1:31 - 1:34
    Laten we er meteen invliegen en we gaan van start met
  • 1:34 - 1:35
    de beschrijvende statistiek.
  • 1:38 - 1:41
    Het eerste dat ik zou willen doen,
  • 1:41 - 1:44
    of waarvan ik toch denk dat de meeste mensen zouden willen doen
  • 1:44 - 1:47
    als ze een hoop gegevens voorgeschoteld krijgen die ze moeten beschrijven...
  • 1:47 - 1:51
    Wel, misschien kan ik dan een getal vinden dat
  • 1:51 - 1:54
    indicatief is voor alle getallen in de dataset.
  • 1:54 - 1:57
    Een soort van getal dat zowat de centrale tendens weergeeft,
  • 1:57 - 2:00
    een woord dat je vaak in statistiekboeken zult tegenkomen.
  • 2:00 - 2:03
    De centrale tendens van een gegevensdataset.
  • 2:07 - 2:09
    En dat wordt ook het gemiddelde genoemd.
  • 2:09 - 2:12
    Ik zal hier wat preciezer in zijn dan normaal
  • 2:12 - 2:16
    met het woord "gemiddelde". Als ik praat over gemiddelde in deze context,
  • 2:16 - 2:20
    dan bedoel ik dat het gemiddelde een getal is dat op de één of andere manier
  • 2:20 - 2:23
    ons een gevoel geeft over de centrale tendens.
  • 2:23 - 2:25
    Een soort van getal dat het meest representatief is voor de hele set.
  • 2:25 - 2:27
    Ik weet dat het allemaal wat abstract klinkt,
  • 2:27 - 2:29
    maar laten we enkele voorbeelden doen.
  • 2:29 - 2:32
    Er zijn een hoop manieren waarop je de
  • 2:32 - 2:35
    centrale tendens of het gemiddelde van een dataset kunt meten.
  • 2:35 - 2:38
    Je hebt deze waarschijnlijk wel voorheen gezien.
  • 2:38 - 2:41
    Eerst heb je het gemiddelde.
  • 2:41 - 2:43
    Er bestaan verschillende types van gemiddelden, maar we zullen blijven
  • 2:43 - 2:44
    bij het rekenkundig gemiddelde.
  • 2:51 - 2:54
    Later zullen we het over het meetkundig gemiddelde hebben
  • 2:54 - 2:55
    en misschien ook over het harmonisch gemiddelde.
  • 2:55 - 3:03
    Je hebt het gemiddelde, de mediaan en de modus.
  • 3:03 - 3:07
    In de statistiek kunnen al deze getallen
  • 3:07 - 3:11
    representatief zijn voor de datasets of de centrale tendens van de populatie
  • 3:11 - 3:13
    of van de steekproef.
  • 3:13 - 3:16
    Ze zijn allemaal een vorm van
  • 3:16 - 3:17
    het gemiddelde.
  • 3:17 - 3:19
    Ik geloof dat dit duidelijker zal worden
  • 3:19 - 3:19
    als we enkele voorbeelden maken.
  • 3:19 - 3:23
    Wanneer mensen over het gemiddelde praten,
  • 3:23 - 3:26
    ik denk dat je in je leven wel al eens een gemiddelde berekend hebt,
  • 3:26 - 3:29
    dan praten ze doorgaans over het rekenkundig gemiddelde.
  • 3:29 - 3:30
    Dus als iemand zegt: "Laten we het gemiddelde nemen van
  • 3:30 - 3:33
    deze getallen", dan verwachten ze van jou dat je
  • 3:33 - 3:34
    het rekenkundig gemiddelde berekent.
  • 3:34 - 3:36
    Ze willen niet dat je de mediaan of de modus bepaalt.
  • 3:36 - 3:39
    Vooraleer we verdergaan, zullen we bepalen
  • 3:39 - 3:41
    wat deze dingen exact inhouden.
  • 3:41 - 3:43
    Ik zal een aantal gegevens opschrijven.
  • 3:43 - 3:46
    Stel dat we het getal 1 hebben.
  • 3:46 - 3:50
    En dan heb ik nog een 1, een 2, een 3.
  • 3:50 - 3:53
    We hebben ook een 4.
  • 3:53 - 3:55
    Dat volstaat.
  • 3:56 - 3:58
    We willen het simpel houden.
  • 3:58 - 4:03
    Het gemiddelde, of toch het rekenkundig gemiddelde, is datgene waarmee
  • 4:03 - 4:06
    je het meest vertrouwd bent wanneer mensen praten over "het gemiddelde".
  • 4:06 - 4:08
    En dat houdt essentieel in dat je alle getallen optelt
  • 4:08 - 4:09
    en dan deelt door het aantal getallen dat je hebt.
  • 4:09 - 4:16
    In dit geval zou dat zijn: 1 + 1 + 2 + 3 + 4
  • 4:16 - 4:19
    En dat zullen we delen door 1, 2, 3,
  • 4:19 - 4:21
    4, 5 getallen.
  • 4:21 - 4:22
    Wat is het?
  • 4:22 - 4:23
    1+1 = 2
  • 4:23 - 4:26
    2+2 = 4
  • 4:26 - 4:28
    4+3 = 7
  • 4:28 - 4:30
    7+4 = 11
  • 4:30 - 4:33
    Het is dus gelijk aan 11 gedeeld door 5.
  • 4:33 - 4:33
    Wat is dat?
  • 4:33 - 4:34
    Dat is 2 + 1/5
  • 4:34 - 4:38
    Dat is dus gelijk aan 2,2.
  • 4:38 - 4:40
    En dan zou iemand dus kunnen zeggen: "He, weet je,
  • 4:40 - 4:41
    dat is best een goede weergave
  • 4:41 - 4:42
    van deze reeks gegevens."
  • 4:42 - 4:45
    Dat is het getal waarbij al die getallen het dichtste liggen.
  • 4:45 - 4:47
    2,2 vertegenwoordigt de centrale tendens
  • 4:47 - 4:49
    van deze reeks gegevens.
  • 4:49 - 4:51
    En in het algemene taalgebruik is dat dan het gemiddelde.
  • 4:51 - 4:53
    Als we echter wat preciezer willen zijn, dan
  • 4:53 - 4:55
    moeten we dit het rekenkundig gemiddelde van onze dataset noemen.
  • 4:55 - 4:57
    En je ziet dat het die dataset weerspiegelt.
  • 4:57 - 4:59
    Als ik jou deze lijst van vijf getallen niet zou willen geven,
  • 4:59 - 5:01
    dan zou ik gezegd kunnen hebben: "Ik heb een reeks van vijf getallen en
  • 5:01 - 5:04
    hun gemiddelde is 2,2". Het zegt je infeite een beetje
  • 5:04 - 5:06
    of toch tenminste waar de getallen zich bevinden.
  • 5:06 - 5:09
    We zullen wat dieper ingaan op hoe je weet hoever
  • 5:09 - 5:12
    de gegevens van dat gemiddelde liggen in de volgende video.
  • 5:12 - 5:14
    Dus dat was één benadering.
  • 5:14 - 5:17
    Een andere benadering, in plaats van het gemiddelde op deze manier te nemen,
  • 5:17 - 5:20
    is om de getallen in volgorde te plaatsen,
  • 5:20 - 5:20
    wat hier infeite al gebeurd is.
  • 5:20 - 5:23
    Dus we schrijven onze getallen opnieuw in volgorde.
  • 5:23 - 5:27
    1, 1, 2, 3, 4.
  • 5:27 - 5:28
    En daarvan nemen we nu het middelste getal.
  • 5:28 - 5:32
    We hebben 5 getallen.
  • 5:32 - 5:34
    Het middelste getal is dus hier, juist?
  • 5:34 - 5:35
    Het middelste getal is 2.
  • 5:35 - 5:37
    Er zijn twee getallen die groter zijn dan 2 en er zijn twee
  • 5:37 - 5:39
    getallen die kleiner zijn dan 2.
  • 5:39 - 5:40
    Dit is wat we de mediaan noemen.
  • 5:40 - 5:42
    Dus dit neemt weinig berekening in beslag.
  • 5:42 - 5:43
    Je moet de getallen gewoon in de juiste volgorde plaatsen.
  • 5:43 - 5:46
    En dan moet je op zoek gaan naar het nummer waarvan er
  • 5:46 - 5:48
    evenveel getallen groter zijn dan dat nummer als dat er getallen zijn die kleiner zijn.
  • 5:48 - 5:51
    Dus de mediaan van deze reeks is 2.
  • 5:51 - 5:53
    En je merkt op dat dit infeite
  • 5:53 - 5:54
    dicht aansluit bij het gemiddelde.
  • 5:54 - 5:56
    Er bestaat geen juiste antwoord.
  • 5:56 - 5:59
    Geen van deze twee antwoorden is een beter antwoord voor hét gemiddelde.
  • 5:59 - 6:02
    Het zijn gewoon twee verschillende manieren om het gemiddelde op te gaan meten.
  • 6:02 - 6:05
    Dus dit is de mediaan.
  • 6:05 - 6:07
    En ik weet wat je denkt: "Wel, dat was makkelijk
  • 6:07 - 6:09
    aangezien we vijf getallen hadden.
  • 6:09 - 6:12
    Maar wat als we zes getallen zouden gehad hebben?"
    Wat als het zou zijn zoals dit?
  • 6:12 - 6:14
    Wat als dit onze dataset was?
  • 6:14 - 6:20
    1, 1, 2, 3, laten we nog een vier toevoegen.
  • 6:20 - 6:22
    Dus nu is er geen middelste getal.
  • 6:22 - 6:25
    2 is niet het middelste getal want er zijn er twee getallen kleiner
  • 6:25 - 6:27
    en drie groter dan 2.
  • 6:27 - 6:29
    Ook 3 is niet het middelste getal want er zijn er drie groter,
  • 6:29 - 6:32
    ik bedoel 2 groter en 3
  • 6:32 - 6:33
    kleiner dat het getal 3.
  • 6:33 - 6:34
    Er is dus geen middelste getal.
  • 6:34 - 6:36
    Dus wanneer je een reeks hebt met een even aantal getallen en iemand
  • 6:36 - 6:38
    vraagt je om de mediaan te berekenen, dan moet je
  • 6:38 - 6:44
    de middelste twee getallen nemen en dan neem je het rekenkundig gemiddelde
  • 6:44 - 6:45
    van die twee getallen.
  • 6:45 - 6:51
    In dit geval zou de mediaan dus 2,5 zijn.
  • 6:51 - 6:52
    Duidelijk.
  • 6:52 - 6:54
    Laten we dit opzij zetten want ik wil de mediaan
  • 6:54 - 6:57
    en het gemiddelde en de modus voor
  • 6:57 - 6:58
    dezelfde reeks gegevens vergelijken.
  • 6:58 - 7:00
    Het is een goeie zaak om te weten omdat het soms
  • 7:00 - 7:01
    wat verwarrend kan zijn.
  • 7:01 - 7:04
    En dit zijn allemaal definities.
  • 7:04 - 7:06
    Het zijn allemaal wiskundige middeltjes om
  • 7:06 - 7:08
    met getallen overweg te kunnen.
  • 7:08 - 7:12
    Het is niet zo dat iemand op een dag één van deze formules
  • 7:12 - 7:14
    zag verschijnen op het gezicht van de zon en zei: "Oh, het maakt deel uit
  • 7:14 - 7:17
    van het universum en dat is hoe het gemiddelde berekend zou moeten worden."
  • 7:17 - 7:20
    Het zijn menselijke bepalingen om overweg te kunnen
  • 7:20 - 7:22
    met grote reeksen van gegevens.
  • 7:22 - 7:25
    Dit is hier geen grote reeks van gegevens, maar stel dat we in plaats van vijf getallen
  • 7:25 - 7:27
    een reeks van vijf miljoen getallen zouden gehad hebben, dan kun je inbeelden dat je
  • 7:27 - 7:29
    niet over elk getal apart zou gaan nadenken.
  • 7:29 - 7:32
    Hoe dan ook, vooraleer ik hier dieper op inga, sta mij toe
  • 7:32 - 7:33
    uit te leggen wat de modus is.
  • 7:33 - 7:36
    De modus is in zekere zin diegene die mensen
  • 7:36 - 7:40
    waarschijnlijk het meest vergeten of niet leren.
    Wanneer ze het te zien krijgen op een examen,
  • 7:40 - 7:42
    zijn ze verward omdat ze zoiets hebben van:
  • 7:42 - 7:45
    "Oh, dat klinkt zeer diepgaand". Maar het is infeite de
  • 7:45 - 7:49
    makkelijkste manier van alle metingen van de centrale tendens of het gemiddelde.
  • 7:49 - 7:54
    De modus houdt in essentie in welk nummer het meest voorkomt in een reeks gegevens.
  • 7:54 - 7:56
    Dus in dit voorbeeld komt het getal 1 twee keer voor, terwijl
  • 7:56 - 7:58
    alle andere getallen slechts één keer voorkomen, juist?
  • 7:58 - 8:00
    De modus is hier 1.
  • 8:00 - 8:03
    De modus is simpelweg het meest voorkomende getal.
  • 8:03 - 8:05
    Dan zou je natuurlijk kunnen denken:
  • 8:05 - 8:06
    "Hé Sal, wat als dit onze dataset was...
  • 8:06 - 8:12
    "1,1, 2, 3, 4, 4?" Hier heb je twee keer 1 en twee keer 4.
  • 8:12 - 8:14
    En dat is waar de modus wat moeilijker wordt, want
  • 8:14 - 8:18
    beide getallen zouden een correct antwoord zijn voor de modus.
  • 8:18 - 8:20
    Je zou dus eigenlijk kunnen gezegd hebben dat 1 de modus was
  • 8:20 - 8:23
    of dat 4 de modus was en zo wordt het wat dubbelzinnig.
  • 8:23 - 8:25
    Je wilt waarschijnlijk een beetje duidelijkheid
  • 8:25 - 8:26
    van de persoon die het je vraagt.
  • 8:26 - 8:29
    Meestal als iemand je dit op een test vraagt, zal er
  • 8:29 - 8:29
    geen sprake zijn van deze dubbelzinnigheid.
  • 8:29 - 8:33
    Er zal simpelweg een getal zijn dat het meest voorkomt in de set.
  • 8:33 - 8:36
    Dus nu lijkt het zowat van, wel, waarom was één van deze
  • 8:36 - 8:37
    niet goed genoeg?
  • 8:37 - 8:38
    Je weet waarom we gemiddeldes geleerd hebben, waarom
  • 8:38 - 8:40
    gebruiken we ze niet gewoon?
  • 8:40 - 8:43
    Of waarom gebruiken we niet altijd het rekenkundig gemiddelde?
  • 8:43 - 8:45
    Wat is het nut van de mediaan en de modus?
  • 8:45 - 8:48
    Wel, ik zal je een voorbeeld proberen te geven en kijken
  • 8:48 - 8:51
    of je ziet waarom.
  • 8:51 - 8:52
    En dan kun je er nog wat dieper over nadenken.
  • 8:52 - 8:54
    Stel dat ik deze reeks getallen heb:
  • 8:54 - 9:04
    3, 3, 3, 3, 3 en 100.
  • 9:04 - 9:09
    Wat is het rekenkundig gemiddelde hier?
  • 9:09 - 9:12
    Ik heb vijf keer 3 en 100.
  • 9:12 - 9:17
    Dus dat betekent 115 gedeeld door 6, juist?
  • 9:17 - 9:20
    Ik heb zes getallen.
  • 9:20 - 9:22
    115 is de som van deze getallen.
  • 9:22 - 9:27
    Dus we kijken hoeveel keer 6 in 115 gaat.
  • 9:27 - 9:29
    6 gaat 1 keer in 11.
  • 9:29 - 9:31
    1 maal 6 is 6.
  • 9:31 - 9:32
    55 past 9 keer in
  • 9:32 - 9:34
    9 maal 6 is 54.
  • 9:34 - 9:36
    Dus het is gelijk aan 19 + 1/6
  • 9:37 - 9:38
    Duidelijk.
  • 9:39 - 9:41
    Ik heb gewoon al deze getallen opgeteld en gedeeld
  • 9:41 - 9:42
    door het aantal getallen.
  • 9:42 - 9:45
    Mijn vraag is nu: Is dit een goeie weerspiegeling
  • 9:45 - 9:46
    van deze reeks gegevens?
  • 9:46 - 9:48
    Ik bedoel, ik heb enorm veel drieën en dan heb ik plotseling 100
  • 9:48 - 9:51
    en dan gaan we beweren dat de centrale tendens 19 + 1/6e is?
  • 9:51 - 9:54
    Ik bedoel, 19 + 1/6e lijkt niet echt indicatief
  • 9:54 - 9:54
    voor deze set.
  • 9:54 - 9:56
    Misschien is het wel indicatief, dat hangt af van de toepassing,
  • 9:56 - 9:58
    maar het lijkt niet echt zo, juist?
  • 9:58 - 10:00
    Mijn intuïtie zou zijn dat de centrale tendens
  • 10:00 - 10:03
    een getal is dat dichter bij 3 ligt aangezien er zoveel drieën voorkomen.
  • 10:03 - 10:07
    Wat zou de mediaan ons vertellen?
  • 10:07 - 10:10
    Ik heb de getallen al in de juiste volgorde staan, juist?
  • 10:10 - 10:11
    Als ik je ze niet in de juiste volgorde zou gegeven hebben, dan zou je deze
  • 10:11 - 10:13
    in de juiste volgorde moeten zetten en je afvragen wat het middelste getal is.
  • 10:13 - 10:16
    De middelste twee getallen zijn, aangezien ik
  • 10:16 - 10:18
    een even aantal getallen heb, 3 en 3.
  • 10:18 - 10:21
    Dus als ik het gemiddelde ga nemen
  • 10:21 - 10:22
    van 3 en 3,
  • 10:22 - 10:27
    dus het rekenkundig gemiddelde van 3 en 3, dan krijg ik 3.
  • 10:27 - 10:30
    En dat lijkt een betere meting van de centrale tendens
  • 10:30 - 10:34
    of van het gemiddelde van deze gegevensset, juist?
  • 10:34 - 10:38
    Het komt er op neer dat ik, door de mediaan te nemen, niet zoveel
  • 10:38 - 10:41
    beïnvloed wordt door dit ene echt grote getal dat
  • 10:41 - 10:42
    zeer verschillend is van de rest.
  • 10:42 - 10:44
    In statistiek wordt dat een uitschieter genoemd.
  • 10:44 - 10:47
    Een getal dat, als je over een gemiddelde huisprijs zou praten,
  • 10:47 - 10:52
    stel dat elk huis $100,000 kost in een stad en dan
  • 10:52 - 10:54
    heb je één huis dat $1 triljoen kost.
  • 10:54 - 10:56
    Als dan iemand jou zou vertellen dat de gemiddelde huisprijs iets was van,
  • 10:56 - 10:58
    ik weet het niet exact, $1 miljoen, dan zou je duidelijk een verkeerd
  • 10:58 - 11:00
    beeld hebben van die stad.
  • 11:00 - 11:04
    Maar de mediaan van de huisprijzen zou $100,000 zijn en zo zou je
  • 11:04 - 11:06
    een beter gevoel hebben over de prijs van de huizen in die stad.
  • 11:06 - 11:09
    Dus gelijkaardig geeft deze mediaan jou misschien
  • 11:09 - 11:12
    een beter gevoel over wat de getallen in deze set werkelijk zijn.
  • 11:12 - 11:16
    Doordat het rekenkundig gemiddelde hierdoor werd beïnvloed,
  • 11:16 - 11:18
    wat men een uitschieter noemt.
  • 11:18 - 11:20
    Om te kunnen zeggen wat een uitschieter is, is
  • 11:20 - 11:22
    zo een ding waarvan een statisticus zou zeggen:
  • 11:22 - 11:23
    "Ik weet het wanner ik het zie"
  • 11:23 - 11:25
    Er is geen formele definitie voor een uitschieter maar het
  • 11:25 - 11:28
    is een getal dat werkelijk opvalt en soms
  • 11:28 - 11:31
    komt het gewoon door een foutieve meting of zoiets.
  • 11:31 - 11:33
    Tenslotte hebben we nog de modus.
  • 11:33 - 11:35
    Welk getal komt het meest voor in deze set?
  • 11:35 - 11:39
    We hebben vijf keer 3 en ook nog eens 100.
  • 11:39 - 11:41
    Het meest voorkomende getal is dus 3.
  • 11:41 - 11:45
    In dit geval, wanneer je deze uitschieter zou gehad hebben,
  • 11:45 - 11:47
    zouden de mediaan en de modus een betere manier zijn
  • 11:47 - 11:51
    om je een indicatie te geven over wat
  • 11:51 - 11:52
    deze getallen vertegenwoordigen.
  • 11:52 - 11:53
    Misschien was dit een metingsfout.
  • 11:53 - 11:54
    Ik weet het niet, we weten niet
  • 11:54 - 11:55
    wat deze getallen betekenen.
  • 11:55 - 11:58
    Als dit huisprijzen zijn, dan zou ik zeggen dat
  • 11:58 - 12:01
    deze metingen waarschijnlijk meer indicatief zijn
  • 12:01 - 12:03
    over wat de huisprijzen in die regio werkelijk zijn.
  • 12:03 - 12:06
    Maar als dit iets anders is, bijvoorbeeld een cijfer op een test,
  • 12:06 - 12:08
    dan kan het misschien zijn dat er één kind van de zes is
  • 12:08 - 12:10
    die zeer, zeer goed heeft gepresteerd en al de rest
  • 12:10 - 12:10
    simpelweg niet gestudeerd heeft.
  • 12:10 - 12:14
    En dit is meer indicatief om te zeggen hoe de studenten
  • 12:14 - 12:15
    op dat niveau het gemiddeld doen.
  • 12:15 - 12:18
    Hoe dan ook, ik ben klaar met hierover te praten.
  • 12:18 - 12:20
    Ik moedig je aan om wat met getallen te gaan spelen
  • 12:20 - 12:21
    en de concepten zelf te behandelen.
  • 12:21 - 12:25
    In de volgende video zullen we nog meer
  • 12:25 - 12:25
    beschrijvende statistiek gaan verkennen.
  • 12:25 - 12:28
    We zullen niet langer over de centrale tendens praten, maar
  • 12:28 - 12:30
    we zullen het hebben over hoever getallen verwijderd zijn van die
  • 12:30 - 12:32
    centrale tendens.
  • 12:32 - 12:33
    Ik zie je in de volgende video!
Title:
Statistiek: Het Gemiddelde
Description:

Introduction to descriptive statistics and central tendency. Ways to measure the average of a set: median, mean, mode

more » « less
Video Language:
English
Duration:
12:35
Giovanny Saelens edited Dutch subtitles for Statistics: The Average
Giovanny Saelens edited Dutch subtitles for Statistics: The Average
Giovanny Saelens added a translation

Dutch subtitles

Revisions