-
In de vorige video hebben we de tafels van één tot en met negen gedaan.
-
En toen raakte mijn tijd op en dat was eigenlijk maar goed ook.
-
want de tafels van één tot en met negen zijn eigenlijk de basistafels.
-
En je zal zien dat als je je tafels van één tot en met negen kent,
-
Dus je kent elke vermenigvuldiging tussen één en negen
-
keer elk ander getal tussen één en negen,
-
Dan kun je eigenlijk elke vermenigvuldiging doen die je tegen komt.
-
Maar wat ik nu wil doen
-
is het volledig maken van de tafels met de tien, elf en twaalf.
-
Dus wat is tien keer -- Laten we beginnen met nul.
-
Tien keer nul.
-
Iets keer nul is nul.
-
Tien keer nul is nul.
-
nul plus nul plus nul tien keer is nog altijd nul.
-
Wat is tien keer één?
-
Tien keer één.
-
Dat is gewoon een tien één keer.
-
Of één plus zichzelf tien keer.
-
Dat is tien.
-
Ik denk dat het inmiddels wel je tweede natuur is geworden.
-
Wat is tien keer twee?
-
Tien keer twee.
-
Ik had me voorgenomen om te wisselen van kleur, maar dat deed ik niet.
-
Tien keer twee?
-
Dat is tien plus tien, wat twintig is.
-
Zo is dat.
-
En let op, we zijn voor het eerst tien omhoog gegaan.
-
We zijn tien omhoog gegaan om bij twintig uit te komen.
-
Wat is tien keer drie?
-
Dat is tien plus tien plus tien,
-
of we kunnen het ook bekijken als tien keer twee plus nog een tien,
-
wat gelijk is aan dertig.
-
Wat is tien keer veertig?
-
Ik denk dat je het patroon inmiddels wel ziet.
-
Tien keer vier is gelijk aan veertig.
-
Kijk hier, tien keer vier is gelijk aan veertig
-
Als ik je nu zou vragen wat tien keer --
-
Laat me even een andere kleur gebruiken-- vijf?
-
Nu, dat is gelijk aan vijftig.
-
Tien keer iets is dat iets met een nul erachter.
-
Zo dat is de tafel van tien,
-
Je hoeft eigenlijk bijna niet te onthouden.
-
Laten we doorgaan.
-
Wat is tien keer zes?
-
Dat is gelijk aan zestig.
-
zes nul.
-
Wat is tien keer zeventig?
-
Zeventig.
-
Tien keer acht?
-
DIt is bijna belachelijk.
-
Tien keer acht is tachtig.
-
Tien keer negen?
-
Negentig.
-
Tien keer tien?
-
Hé, dat is interessant.
-
Tien keer tien, dat zou een tien --
-
Laat me dat eens opschrijven.
-
In andere kleur.
-
Tien keer tien.
-
Dus dat zouden tien tienen moeten zijn of een tien met een nul erachter.
-
Zo zie je maar. Dus welk getal keer tien dan ook, ik doe er gewoon een nul achter.
-
Dan krijg ik het getal.
-
Dat is honderd.
-
En ik denk dat je begrijpt waarom.
-
Ik telde tien tien keer zichzelf op.
-
Elke tien, je gaat van tien, twintig, dertig.
-
Dertig is gewoon drie tienen of tien keer drie.
-
Negentig is gewoon negen tienen of negen keer tien.
-
Laten we doorgaan.
-
Zo tien keer elf is gelijk aan elf met een nul erachter
-
Honderdentien.
-
Tot slot, tien keer twaalf is gelijk aan honderdentwintig.
-
En nu gewoon voor de lol, dit is eigenlijk al je tafel van tien.
-
Maar nu je het patroon kent kun je alles.
-
Als ik je zou vragen wat vijfduizendzevenhonderdtweeëndertig keer tien is,
-
Wat zou het antwoord zijn?
-
Het zou dit getal zijn met gewoon een nul erachter.
-
En zo is zal het zijn -- Ik zal het nu niet hardop voorlezen.
-
Vijf zeven drie twee met een nul erachter.
-
En om dit maar even voor je te verklaren,
-
deze kleine komma die ik hiertussen heb geschreven,
-
is gewoon om het makkelijker voor me te maken om het getal te lezen
-
Dus je plaatst de komma -- je start hier
-
en na elk derde cijfer plaats je een komma.
-
Dus hier een komma.
-
En hier doe ik een komma.
-
En nu kan ik het lezen.
-
De komma telt er verder niets bij op en haalt er ook niets vanaf,
-
het helpt slechts om het getal te lezen.
-
Nu vijf duizend zevenhonderd en tweeëndertig keer tien is zevenenvijftigduizenddriehonderdentwintig.
-
Ik hoefde alleen hierachter een nul toe te voegen,
-
maar dit was behoorlijk rechttoe rechtaan vermenigvuldiging.
-
en zie hier, we hadden vijfduizend keer tien
-
en we kregen vijftig duizend toen we het gingen vermenigvuldigen
-
Dus dat is hetzelfde als vijf keer tien is gelijk aan vijftig.
-
Maar in plaats van een vijf had ik vijfduizend
-
en zo kreeg ik een vijftigduizend en nog wat en al het andere
-
We gaan in de toekomst nog meer van dit soort sommen leren.
-
Maar ik dacht ik geef je alvast een idee.
-
En dat is dat je van dit soort kleine patronen als het toevoegen van een nul,
-
je je tafel van tien meteen al kent.
-
Laten we nu de tafel van elf gaan doen.
-
onze tafel van elf, elf wordt een beetje ---
-
Nou ja, het begin is makkelijk,
-
en dan wordt het iets moeilijker als we bij de hogere getallen komen.
-
Ok, elf keer nul.
-
Dat is makkelijk, dat is nul!
-
Elf keer één.
-
Dat is ook makkelijk!
-
Dat is elf!
-
Elf keer twee.
-
We gaan hier weer een patroon zien.
-
Het is elf plus elf of we kunnen de twee zichzelf elf keer optellen.
-
en dat is gelijk aan tweeëntwintig.
-
Als we elf keer drie doen is dat gelijk aan drieëndertig.
-
Elf keer vier is gelijk aan vierenveertig.
-
Ik denk dat het nu voor je duidelijk wordt.
-
Wat is elf keer vijf?
-
Elf keer vijf is vijfenvijftig!
-
Kijk hier, ik plaats gewoon de vijf dubbel.
-
Wat is elf keer zes?
-
Dat is zesenzestig!
-
Elf keer zeven is vierentachtig -- nee!
-
Ik maak een grapje!
-
Het was niet mijn bedoeling om je in de war te brengen.
-
Maar nee.
-
Dat is natuurlijk zevenenzeventig!
-
Zevenenzeventig.
-
Je herhaalt gewoon het getal twee keer.
-
Zevenenzeventig.
-
Laat ik van kleur wisselen.
-
Elf keer acht is gelijk aan achtentachtig.
-
Elf keer negen is gelijk aan negenennegentig!
-
En wat is elf keer twaalf?
-
Elf keer twaalf.
-
Oh sorry, ik sloeg de tien over.
-
Elf keer tien.
-
Je zou misschien willen roepen:"Dat is tienentientig!"
-
Nee!
-
Dat is fout!
-
Het is niet "tienentientig!"
-
Dus dat kleine patroon dat we hadden
-
Waar je gewoon het getal kon herhalen,
-
Werkt alleen bij eencijferige getallen.
-
Dus het werkt alleen bij de getallen van één tot en met negen.
-
Elf keer tien --
-
We kunnen er op verschillende manieren tegenaan kijken.
-
We kunnen elf bij negenennegentig optellen.
-
Dan zeggen we; het is negenennegentig plus elf.
-
En wat is dat?
-
Dat is gelijk aan honderdentien
-
en nu laat ik je zien hoe je --
-
Nou ja, ik hoop dat je al de video over het optellen van tweecijferige getallen hebt gezien,
-
maar dat is honderdentien.
-
Of je kan natuurlijk ook hetgeen je geleerd hebt bij de tafel van tien toepassen.
-
Waar je bij elf keer tien gewoon een nul aan de ellf toevoegt.
-
en dan krijg je honderdentien.
-
Dat is deze elf hier.
-
En als laatste doen we elf keer twaalf.
-
Elf keer twaalf.
-
Er is geen makkelijke manier om dit te onthouden,
-
Je moet het maar gewoon onthouden.
-
Of je kan zeggen, kijk,
-
het zal elf meer zijn dan elf keer -- sorry.
-
Ik sla steeds dingen over.
-
We moeten natuurlijk eerst elf keer elf doen.
-
Laat me dit eerst duidelijk maken.
-
We doen eerst elf keer elf voordat we elf keer twaalf gaan doen.
-
Dus elf keer elf is elf meer dan elf keer tien.
-
We tellen er gewoon elf bij op.
-
Elf plus honderdentien is honderentwintig.
-
En kijk, zoals je kunt zien,
-
er is wel een patroon als we hoger in de tafel van elf komen,
-
Maar dat breng ik wel aan de orde in een video in de toekomst.
-
En dan ten slotte zijn we bij elf keer twaalf uitgekomen.
-
Elf keer twaalf.
-
En we kunnen elf twaalf keer zichzelf laten optellen.
-
We kunnen twaalf elf keer zichzelf laten optellen.
-
Of we kunnen gewoon zeggen,
-
hey, dat zal elf meer zijn dan elf keer elf.
-
En dat is?
-
Je telt elf hier bij op.
-
En wat krijg je dan?
-
Je krijgt hondertweeëndertig.
-
Ik telde gewoon zeven bij honderdeenentwintig op
-
en dat bracht me op honderdentweeëndertig.
-
Je kan de som ook anders doen,
-
Wat is tien keer twaalf?
-
Tien keer twaalf,
-
Dat weten we al.
-
Dat was honderdentwintig.
-
Dus elf keer twaalf,
-
Omdat we twaalf vermenigvuldigden met één meer
-
zal dan twaalf meer moeten zijn dan dat.
-
Dus dat wordt dan honderdentweeëndertig.
-
Dus twee manieren om hetzelfde antwoor dte krijgen.
-
Ok! Laten we nu de tafel van twaalf doen.
-
De tafel van twaalf.
-
En als je dit eenmaal weet
-
Dan ben je in staat om elk vermenigvuldigingsprobleem op te lossen.
-
Maar dat doen we in de toekomstige video's.
-
Twaalf keer nul.
-
Makkie! nul.
-
Twaalf keer één.
-
ook een makkie!
-
is twaalf.
-
Nu wordt het interessant.
-
We doen er steeds twaalf bij.
-
Twaalf keer twee is gelijk aan vierentwintig.
-
Twaalf plus twaalf is vierentwintig, toch?
-
Twaalf keer -- niet tweeëntwintig.
-
Laat ik dat overnieuw doen.
-
Twaalf keer drie is twaalf plus twaalf plus twaalf.
-
Of we kunnen het opschrijven als twaalf keer twee.
-
Ik zie, dat mijn hersenen de verkeerde dingen doen.
-
We kunnen het opschrijven als twaalf keer twee plus twaalf.
-
Of we kunnen het opschrijven als vierentwintig plus twaalf.
-
Hoe dan ook, dit allemaal brengt ons naar zesendertig.
-
En zie hier, het is gewoon dit plus twaalf.
-
Twaalf keer vier.
-
Twaalf keer vier is gelijk aan achtenveertig.
-
Je kan dit op verschillende manieren oplossen.
-
Je kan zeggen elf keer vier is vierenveertig.
-
Toch? Elf keer vier is gelijk aan vierenveertig.
-
En als je er dan vier omhoog gaat krijg je twaalf keer vier.
-
Of je kan zeggen twaalf keer drie is zesendertig
-
En daar tel je er twaalf bij op en kom je uit op achtenveertig.
-
Beide manieren werken
-
en dat komt omdat je kan vermenigvuldigen in elke richting.
-
Laten we doorgaan.
-
Twaalf keer vijf is gelijk aan zestig.
-
Tien keer vijf is vijftig, elf keer vijf is vijfenvijftig.
-
dus twaalf keer vijf is zestig!
-
Twaalf keer zes is gelijk aan wat?
-
Het antwoord zal twaalf meer zijn dat dit.
-
Het is gelijk aan tweeenzeventig.
-
twaalf keer zeven.
-
Opnieuw twaalf meer dan dit.
-
Twaalf meer dan tweeënzeventig is vierentachtig.
-
En serieus, ik ben waarschijnlijk behoorlijk wat ouder dan jij bent,
-
en ik doe nog steeds in mijn hoofd om zeker te weten
-
ga ik naar een tafel van twaalf diee ik wel weet
-
bijvoorbeeld twaalf keer vijf -- en soms in mijn hoofd zeg ik dan
-
oh, laat ik er daar een twaalf bij optellen.
-
En oh ja, mijn geheugen liet me niet in de steek.
-
twaalf keer zes is tweeënzeventig.
-
Ok.
-
Dan ga je naar twaalf keer acht.
-
tel twaalf op bij twaalf keer zeven.
-
zesennegentig.
-
Twaalf keer negen.
-
Je kan er hier twaalf bij optellen en het is honderdenacht.
-
Honderdenacht.
-
En dan twaalf keer tien.
-
Dat is een gemakkelijke!
-
Toch? We plaatsen er gewoon een nul achter en krijgen dan honderdentwintig.
-
Of we kunnen gewoon twaalf bij honderdenacht optellen.
-
Welke manier dan ook.
-
Twaalf keer elf.
-
Die hebben we zojuist gedaan.
-
Je telt hier twaalf bij op en je krijgt honderdtweeëndertig.
-
En dan twaalf keer twaalf,
-
is gelijk aan honderdvierenveertig.
-
En dit laat ons eigenlijk zien
-
Als ik een dozijn van een dozijn eieren had -- een dozijn is twaalf.
-
Of ik had een -- Ik denk dat een gros eigenlijk twaalf dozijn is.
-
Dan zijn dat honderdvierenveertig eieren.
-
En uiteindelijk zul je zien dat je dit nummer vaak zult zien.
-
Veel vaker dan je zou verwachten in het leven.
-
Maar hoe dan ook, we hebben nu al onze tafels compleet.
-
En ik moedig je werkelijk aan om de tijd te nemen en ze uit je hoofd te leren.
-
Maak kaartjes.
-
Gebruik de software die ik op mijn website heb gezet.
-
Je kan dat uitproberen.
-
Op september 2009 werkte het.
-
Ik heb het al een tijdje niet aangeraakt, maar ik ga het waarschijnlijk snel opnieuw herbouwen.
-
Dus als je deze video aan het kijken bent in het jaar tweeduizendtweehonderd --
-
Nou, dan besta ik waarschijnlijk niet meer.
-
Maar hopelijk beschik je dan over een betere versie van die software app.
-
Maar je zou werkelijk moeten oefenen.
-
Vraag je ouders of ze je willen quizen.
-
En je moet echt kaartjes maken.
-
Je moet ze al mompelend oefenen als je naar school loopt
-
Wat is twaalf keer negen?
-
Wat is elf keer zeven?
-
En je moet elkaar bevragen.
-
Want het levert je echt veel op later in het leven.
-
Zie je bij de volgende video!