Return to Video

Wat mieren ons leren over het brein, kanker en het internet

  • 0:01 - 0:03
    Ik bestudeer mieren
  • 0:03 - 0:06
    in de woestijn,
    in het tropische woud
  • 0:06 - 0:08
    in mijn keuken
  • 0:08 - 0:11
    en in de heuvels rond Silicon Valley,
    waar ik woon.
  • 0:11 - 0:13
    Onlangs besefte ik
    dat mieren
  • 0:13 - 0:16
    anders interageren
  • 0:16 - 0:17
    in verschillende omgevingen.
  • 0:17 - 0:19
    Dat gaf me het idee
    dat we daaruit wat kunnen leren
  • 0:19 - 0:21
    over andere systemen,
  • 0:21 - 0:26
    zoals hersenen,
    onze datanetwerken
  • 0:26 - 0:29
    en zelfs kanker.
  • 0:29 - 0:31
    Wat al deze systemen
    gemeen hebben,
  • 0:31 - 0:34
    is dat er geen
    centrale controle is.
  • 0:34 - 0:38
    Een mierenkolonie bestaat
    uit steriele vrouwelijke werkers -
  • 0:38 - 0:40
    dat zijn de mieren
    die je ziet rondlopen -
  • 0:40 - 0:42
    en ook nog wat
    reproductieve wijfjes
  • 0:42 - 0:44
    die alleen
    maar eieren leggen.
  • 0:44 - 0:46
    Ze geven geen instructies.
  • 0:46 - 0:48
    Ook al worden ze
    koninginnen genoemd,
  • 0:48 - 0:51
    ze delen
    geen bevelen uit.
  • 0:51 - 0:54
    In een mierenkolonie is er
    niemand verantwoordelijk.
  • 0:54 - 0:57
    Alle systemen
    zonder centrale controle
  • 0:57 - 1:01
    worden geregeld
    door zeer eenvoudige interacties.
  • 1:01 - 1:03
    Mieren communiceren
    met behulp van geur.
  • 1:03 - 1:05
    Ze ruiken met hun antennes,
  • 1:05 - 1:08
    en ze interageren
    met hun antennes.
  • 1:08 - 1:11
    Als bijvoorbeeld een mier
    een andere betast met haar antennes,
  • 1:11 - 1:13
    merkt ze of de andere mier
  • 1:13 - 1:14
    een nestgenoot is
  • 1:14 - 1:19
    en met welke taak
    die andere mier bezig was.
  • 1:19 - 1:22
    Hier zie je
    veel mieren bewegen
  • 1:22 - 1:24
    en interageren
    in een lab-arena
  • 1:24 - 1:27
    die door buizen met twee
    andere arena’s is verbonden.
  • 1:27 - 1:30
    Wanneer een mier
    een andere mier ontmoet,
  • 1:30 - 1:32
    maakt het niet uit
    welke mier ze ontmoet.
  • 1:32 - 1:34
    Ze wisselen helemaal geen
  • 1:34 - 1:37
    ingewikkelde signalen of berichten uit.
  • 1:37 - 1:39
    Het enige dat voor de mier telt,
    is de frequentie
  • 1:39 - 1:42
    waarmee ze
    andere mieren tegenkomt.
  • 1:42 - 1:45
    Al deze interacties tezamen
  • 1:45 - 1:47
    produceren een netwerk.
  • 1:47 - 1:50
    Dit is het netwerk van de mieren
  • 1:50 - 1:52
    die je net zag bewegen in de arena.
  • 1:52 - 1:56
    Dat voortdurend
    veranderende netwerk
  • 1:56 - 1:58
    maakt het gedrag
    van de kolonie uit.
  • 1:58 - 2:01
    Zoals hoeveel mieren
    zijn ondergedoken in het nest,
  • 2:01 - 2:03
    of hoeveel er vertrekken
    om te foerageren.
  • 2:03 - 2:05
    Een brein werkt eigenlijk
    op dezelfde manier,
  • 2:05 - 2:07
    maar het fijne
    bij mieren is
  • 2:07 - 2:10
    dat je het hele netwerk
    in werking kunt zien.
  • 2:12 - 2:15
    Er zijn meer
    dan 12.000 soorten mieren.
  • 2:15 - 2:17
    Ze komen voor
    in elke denkbare omgeving,
  • 2:17 - 2:20
    en ze passen
    hun interacties aan
  • 2:20 - 2:22
    aan verschillende
    milieu-uitdagingen.
  • 2:22 - 2:24
    Een belangrijke
    milieu-uitdaging
  • 2:24 - 2:27
    waar elk systeem
    rekening moet mee houden,
  • 2:27 - 2:29
    zijn de werkingskosten,
    of wat er nodig is
  • 2:29 - 2:31
    om het systeem
    draaiende te houden.
  • 2:31 - 2:33
    Een ander milieuprobleem
    zijn de middelen,
  • 2:33 - 2:36
    ze te vinden
    en te verzamelen.
  • 2:36 - 2:39
    In de woestijn
    zijn de werkingskosten hoog
  • 2:39 - 2:40
    omdat water schaars is.
  • 2:40 - 2:43
    De zaadetende mieren
    die ik in de woestijn bestudeer,
  • 2:43 - 2:46
    moeten water verbruiken
    om water te halen.
  • 2:46 - 2:48
    Een buiten foeragerende mier,
  • 2:48 - 2:50
    op zoek naar zaden
    in de hete zon,
  • 2:50 - 2:52
    verliest water
    door verdamping.
  • 2:52 - 2:54
    Maar de kolonie krijgt
    net zijn water
  • 2:54 - 2:57
    door het metaboliseren
    van de vetten uit de zaden die ze eten.
  • 2:57 - 3:00
    In deze omgeving
    worden interacties gebruikt
  • 3:00 - 3:02
    om het foerageren
    te activeren.
  • 3:02 - 3:04
    Een foerageerster
    vertrekt niet,
  • 3:04 - 3:07
    tenzij ze genoeg interacties heeft
    met terugkerende foerageersters.
  • 3:07 - 3:09
    Hier zie je
    terugkerende foerageersters
  • 3:09 - 3:11
    via de tunnel het nest ingaan,
  • 3:11 - 3:14
    en vertrekkende foerageersters
    op weg naar buiten tegenkomen.
  • 3:14 - 3:16
    Dit is logisch voor de mierenkolonie,
  • 3:16 - 3:17
    want hoe meer voedsel er is,
  • 3:17 - 3:19
    hoe sneller
    de foerageersters het vinden,
  • 3:19 - 3:21
    hoe sneller ze terugkomen,
  • 3:21 - 3:23
    en hoe meer foerageersters
    ze op pad sturen.
  • 3:23 - 3:26
    Het systeem blijft inactief,
  • 3:26 - 3:28
    totdat er iets positiefs gebeurt.
  • 3:28 - 3:32
    Interacties dienen dus
    om foerageersters te activeren.
  • 3:32 - 3:34
    We hebben de evolutie
    van dit systeem bestudeerd.
  • 3:34 - 3:36
    Er is variatie.
  • 3:36 - 3:38
    Het blijkt dat kolonies verschillen.
  • 3:38 - 3:41
    Op droge dagen
    foerageren sommige kolonies minder.
  • 3:41 - 3:42
    Kolonies verschillen in
  • 3:42 - 3:44
    de manier van afwegen
  • 3:44 - 3:47
    tussen het verbruik van water
    om zaden te zoeken
  • 3:47 - 3:50
    en het recupereren van water
    in de vorm van zaden.
  • 3:50 - 3:51
    We proberen te begrijpen
  • 3:51 - 3:54
    waarom sommige kolonies
    minder foerageren dan andere
  • 3:54 - 3:56
    door over mieren te denken als neuronen,
  • 3:56 - 3:58
    met modellen uit de neurowetenschappen.
  • 3:58 - 4:01
    Net zoals een neuron
    zijn stimulaties van andere neuronen
  • 4:01 - 4:03
    optelt om te beslissen of het zal vuren,
  • 4:03 - 4:06
    voegt een mier haar stimulaties
    door andere mieren samen
  • 4:06 - 4:08
    om te beslissen
    of ze gaat foerageren.
  • 4:08 - 4:10
    Waar we naar op zoek zijn,
    is of er misschien
  • 4:10 - 4:13
    kleine verschillen
    tussen kolonies bestaan
  • 4:13 - 4:15
    in hoeveel interacties
    elke mier nodig heeft
  • 4:15 - 4:17
    voordat ze gaat foerageren,
  • 4:17 - 4:20
    omdat zo'n kolonie
    minder zou foerageren.
  • 4:21 - 4:24
    Dit werpt een analoge vraag op
    over hersenen.
  • 4:24 - 4:25
    We praten over het brein,
  • 4:25 - 4:28
    maar natuurlijk is elk brein
    iets anders.
  • 4:28 - 4:30
    Misschien zijn er sommige individuen
  • 4:30 - 4:31
    of sommige voorwaarden
  • 4:31 - 4:34
    waarbij de elektrische eigenschappen
    van neuronen zodanig zijn
  • 4:34 - 4:38
    dat ze meer stimulansen
    nodig hebben om te vuren,
  • 4:38 - 4:42
    wat zou leiden tot verschillen
    in de hersenfunctie.
  • 4:42 - 4:44
    Om evolutionaire vragen
    te stellen,
  • 4:44 - 4:47
    moeten we iets weten
    over reproductief succes.
  • 4:47 - 4:49
    Dit is een kaart van het studiegebied
  • 4:49 - 4:52
    waar ik deze populatie
  • 4:52 - 4:54
    van harvester-mierenkolonies
    al 28 jaar opvolg,
  • 4:54 - 4:57
    wat ongeveer overeenkomt
    met de levensduur van een kolonie.
  • 4:57 - 4:59
    Elk symbool is een kolonie,
  • 4:59 - 5:03
    en de grootte van het symbool
    geeft aan hoeveel dochterkolonies ze had.
  • 5:03 - 5:05
    We konden genetische variatie gebruiken
  • 5:05 - 5:08
    om de afstamming van ouder-
    en dochterkolonies te bepalen.
  • 5:08 - 5:11
    Anders gezegd,
    om erachter te komen welke kolonies
  • 5:11 - 5:12
    opgericht door een dochter-koningin
  • 5:12 - 5:15
    afkomstig waren
    van welke ouder-kolonie.
  • 5:15 - 5:17
    Wat ik geweldig vond,
    was om na al die jaren
  • 5:17 - 5:20
    uit te vinden
    dat bijvoorbeeld kolonie 154,
  • 5:20 - 5:22
    die ik al vele jaren kende,
  • 5:22 - 5:24
    een overgrootmoeder is.
  • 5:24 - 5:25
    Hier is haar dochter-kolonie,
  • 5:25 - 5:28
    hier is haar
    kleindochter-kolonie,
  • 5:28 - 5:30
    en dit zijn
    haar achterkleindochter-kolonies.
  • 5:30 - 5:32
    Daardoor vond ik
  • 5:32 - 5:35
    dat dochter-kolonies
    lijken op ouder-kolonies
  • 5:35 - 5:38
    in hun beslissingen
    over welke dagen te heet zijn
  • 5:38 - 5:39
    om te foerageren,
  • 5:39 - 5:41
    terwijl de dochters
    van de ouder-kolonies
  • 5:41 - 5:44
    zo ver van elkaar wonen
    dat de mieren elkaar nooit ontmoeten.
  • 5:44 - 5:46
    De mieren van de dochter-kolonie
  • 5:46 - 5:49
    kunnen dat dus niet leren
    van de ouder-kolonie.
  • 5:49 - 5:50
    De volgende stap is te kijken
  • 5:50 - 5:55
    naar de genetische variatie
    waarop deze gelijkenis stoelt.
  • 5:55 - 5:59
    Ik kon dus gaan kijken
    naar wie het beter deed.
  • 5:59 - 6:01
    Gedurende de studie,
  • 6:01 - 6:02
    en vooral in de afgelopen 10 jaar,
  • 6:02 - 6:06
    is er een steeds erger wordende droogte
  • 6:06 - 6:08
    in het zuidwesten van de VS.
  • 6:08 - 6:11
    Het blijkt dat de kolonies
    die water besparen,
  • 6:11 - 6:14
    die binnen blijven
    als het buiten echt warm is,
  • 6:14 - 6:18
    en er dus van afzien
    om zoveel mogelijk voedsel te vergaren,
  • 6:18 - 6:21
    degene zijn met meer dochter-kolonies.
  • 6:21 - 6:23
    Dus al die tijd dacht ik dat
    dat kolonie 154
  • 6:23 - 6:26
    een verliezer was,
    want op echt droge dagen,
  • 6:26 - 6:28
    werd er maar weinig gefoerageerd,
  • 6:28 - 6:29
    terwijl de andere kolonies
  • 6:29 - 6:31
    foerageerden
    en veel te eten kregen.
  • 6:31 - 6:34
    Maar in feite is kolonie 154
    een groot succes.
  • 6:34 - 6:36
    Ze is een matriarch.
  • 6:36 - 6:39
    Ze is een van de zeldzame
    overgrootmoeders op de site.
  • 6:39 - 6:42
    Voor zover ik weet,
    is dit de eerste keer
  • 6:42 - 6:43
    dat we in staat zijn
  • 6:43 - 6:46
    om de voortdurende evolutie
    van het collectief gedrag bij te houden
  • 6:46 - 6:48
    in een natuurlijke populatie van dieren
  • 6:48 - 6:52
    en te ontdekken
    wat het beste werkt.
  • 6:53 - 6:55
    Nu gebruikt ook internet
    een algoritme
  • 6:55 - 6:58
    om de datastroom
    te regelen.
  • 6:58 - 7:00
    Het is vergelijkbaar
  • 7:00 - 7:03
    met wat de harvester-mieren gebruiken
  • 7:03 - 7:05
    om de stroom van de
    foerageersters te regelen.
  • 7:05 - 7:08
    Raad eens
    hoe we deze analogie noemen?
  • 7:08 - 7:09
    Het Anternet komt eraan.
  • 7:09 - 7:11
    (Applaus)
  • 7:11 - 7:14
    Data blijven in de broncomputer
  • 7:14 - 7:17
    totdat een signaal aangeeft
    dat er voldoende bandbreedte is
  • 7:17 - 7:19
    voor de reis.
  • 7:19 - 7:21
    In de vroege dagen van het internet,
  • 7:21 - 7:24
    toen de werkingskosten erg hoog waren,
  • 7:24 - 7:27
    was het echt belangrijk
    om geen gegevens te verliezen.
  • 7:27 - 7:29
    Het systeem werd opgezet
    voor interacties
  • 7:29 - 7:31
    om de gegevensstroom te activeren.
  • 7:31 - 7:35
    Het is interessant dat
    de mieren een algoritme gebruiken
  • 7:35 - 7:38
    dat zo vergelijkbaar is
    met wat wij onlangs uitvonden.
  • 7:38 - 7:41
    Maar dit is slechts één
    van het handvol mierenalgoritmen
  • 7:41 - 7:43
    dat we kennen.
  • 7:43 - 7:46
    Mieren hebben 130 miljoen jaar
    de tijd gehad
  • 7:46 - 7:48
    om er een heleboel
    goede te ontwikkelen.
  • 7:48 - 7:50
    Heel waarschijnlijk
  • 7:50 - 7:52
    zullen sommige
    van de 12.000 andere soorten
  • 7:52 - 7:54
    interessante algoritmen
  • 7:54 - 7:56
    voor datanetwerken hebben
  • 7:56 - 7:59
    waar wij nog niet eens
    aan gedacht hebben.
  • 7:59 - 8:01
    Wat gebeurt er
    als de werkingskosten laag zijn?
  • 8:01 - 8:03
    De werkingskosten zijn laag
    in de tropen,
  • 8:03 - 8:07
    want het is er erg vochtig,
    en het is gemakkelijk voor de mieren
  • 8:07 - 8:08
    om buiten rond te lopen.
  • 8:08 - 8:10
    Maar de mieren zijn zo talrijk
  • 8:10 - 8:12
    en divers in de tropen
  • 8:12 - 8:14
    dat er veel concurrentie is.
  • 8:14 - 8:16
    Welke voedingsbron een soort
    ook gebruikt,
  • 8:16 - 8:21
    een andere soort
    zal die ook willen gebruiken.
  • 8:21 - 8:25
    In deze omgeving worden interacties
  • 8:25 - 8:26
    omgekeerd gebruikt.
  • 8:26 - 8:28
    Het systeem blijft aan de gang
  • 8:28 - 8:29
    totdat er iets negatiefs gebeurt.
  • 8:29 - 8:32
    Een soort die ik bestudeer,
    maakt circuits
  • 8:32 - 8:34
    in de bomen van foeragerende mieren
  • 8:34 - 8:36
    van het nest
    naar een voedselbron en terug,
  • 8:36 - 8:38
    gewoon heen en weer,
  • 8:38 - 8:40
    tenzij er iets negatiefs gebeurt.
  • 8:40 - 8:41
    Bijvoorbeeld een interactie
  • 8:41 - 8:43
    met mieren
    van een andere soort.
  • 8:44 - 8:47
    Hier een voorbeeld
    van ‘mierensecurity’.
  • 8:47 - 8:49
    In het midden
    blokt een mier
  • 8:49 - 8:51
    de nestingang af
    met haar kop
  • 8:51 - 8:54
    als antwoord op interacties
    met andere soorten.
  • 8:54 - 8:56
    Dat zijn de kleintjes
    die daar rondrennen
  • 8:56 - 8:59
    met hun achterlijf omhoog.
  • 8:59 - 9:01
    Zodra de dreiging verdwijnt,
  • 9:01 - 9:03
    gaat de ingang
    weer open.
  • 9:03 - 9:05
    Misschien zijn er
    wel situaties
  • 9:05 - 9:06
    in computerbeveiliging
  • 9:06 - 9:08
    waar de werkingskosten
    laag genoeg zijn
  • 9:08 - 9:12
    dat we toegang tijdelijk
    kunnen blokkeren
  • 9:12 - 9:14
    in reactie
    op een directe dreiging,
  • 9:14 - 9:16
    en vervolgens weer openen,
  • 9:16 - 9:17
    in plaats van
  • 9:17 - 9:20
    met een permanente firewall
    of vesting te werken.
  • 9:21 - 9:23
    Een ander milieuprobleem
  • 9:23 - 9:25
    waar alle systemen
    mee te maken hebben,
  • 9:25 - 9:29
    zijn middelen,
    het vinden en verzamelen ervan.
  • 9:29 - 9:32
    Mieren hebben een oplossing
    voor dit probleem
  • 9:32 - 9:33
    van collectief zoeken.
  • 9:33 - 9:37
    Dit probleem is op dit moment
    van groot belang in de robotica.
  • 9:37 - 9:38
    We hebben nu door dat,
  • 9:38 - 9:40
    in plaats van één enkele,
  • 9:40 - 9:43
    geavanceerde, dure robot te sturen
  • 9:43 - 9:45
    om een andere planeet te verkennen
  • 9:45 - 9:47
    of om een brandend gebouw
    te doorzoeken,
  • 9:47 - 9:50
    het in plaats daarvan
    effectiever kan gebeuren
  • 9:50 - 9:54
    door een groep
    goedkopere robots
  • 9:54 - 9:57
    met slechts minimale
    informatie-uitwisseling.
  • 9:57 - 9:59
    En dat is de manier
    waarop mieren dat doen.
  • 9:59 - 10:01
    De invasieve Argentijnse mier
  • 10:01 - 10:03
    maakt uitbreidbare
    zoeknetwerken.
  • 10:03 - 10:06
    Ze zijn goed in het omgaan
    met het belangrijkste probleem
  • 10:06 - 10:07
    van collectief zoeken,
  • 10:07 - 10:10
    dat is de afweging tussen
  • 10:10 - 10:11
    zeer grondig zoeken
  • 10:11 - 10:13
    en een groot gebied doorzoeken.
  • 10:13 - 10:14
    Ze doen het zo:
  • 10:14 - 10:16
    als er veel mieren
    in een klein gebied zijn,
  • 10:16 - 10:18
    dan kan eenieder
    zeer grondig zoeken
  • 10:18 - 10:22
    omdat er een andere zoekende mier
    in de buurt zal zijn
  • 10:22 - 10:23
    maar als er wat mieren
  • 10:23 - 10:25
    in een groter gebied zijn,
  • 10:25 - 10:27
    dan moeten ze hun paden
    langer maken
  • 10:27 - 10:29
    om meer oppervlakte
    te doorzoeken.
  • 10:29 - 10:33
    Ik denk dat ze interacties gebruiken
    om de dichtheid te beoordelen.
  • 10:33 - 10:34
    Als ze dicht
    op elkaar zitten,
  • 10:34 - 10:36
    komen ze elkaar vaker tegen
  • 10:36 - 10:37
    en zoeken ze grondiger.
  • 10:37 - 10:41
    Verschillende soorten mieren
    gebruiken verschillende algoritmes,
  • 10:41 - 10:43
    omdat ze zijn geëvolueerd
  • 10:43 - 10:45
    om verschillende bronnen
    aan te boren.
  • 10:45 - 10:47
    Daar iets over weten,
    kan echt nuttig zijn.
  • 10:47 - 10:49
    Daarom vroegen
    we onlangs mieren
  • 10:49 - 10:51
    om het collectieve-zoeken-probleem
    op te lossen
  • 10:51 - 10:53
    in het extreme milieu
  • 10:53 - 10:54
    van de microzwaartekracht
  • 10:54 - 10:56
    in het Internationale Ruimte Station.
  • 10:56 - 10:58
    Toen ik deze foto zag,
    dacht ik:
  • 10:58 - 11:01
    “Oh nee, ze hebben de habitat
    verticaal gemonteerd.”,
  • 11:01 - 11:04
    maar toen realiseerde ik me
    dat het natuurlijk niets uitmaakt.
  • 11:04 - 11:06
    Het idee hier is dat de mieren
  • 11:06 - 11:08
    zo bezig zijn
    met zich vast te houden
  • 11:08 - 11:11
    aan de muur of de vloer
    of hoe je het wil noemen
  • 11:11 - 11:14
    dat ze minder kans hebben
    om te interageren,
  • 11:14 - 11:15
    en dus de relatie tussen
  • 11:15 - 11:18
    hoe opeengepakt ze zijn
    en hoe vaak ze elkaar ontmoeten
  • 11:18 - 11:19
    de mist ingaat.
  • 11:19 - 11:22
    We analyseren het nog.
    Ik heb de resultaten nog niet.
  • 11:22 - 11:24
    Maar het zou interessant
    zijn om te weten
  • 11:24 - 11:27
    hoe andere diersoorten
    dit probleem oplossen
  • 11:27 - 11:29
    in verschillende omgevingen
    op Aarde.
  • 11:29 - 11:30
    We hebben een programma
  • 11:30 - 11:33
    om kinderen over de hele wereld
    aan te moedigen
  • 11:33 - 11:35
    dit met verschillende soorten
    te doen.
  • 11:35 - 11:37
    Het is heel simpel.
  • 11:37 - 11:39
    Het kan met goedkope materialen.
  • 11:39 - 11:42
    Zo kunnen we
    een mondiale kaart maken
  • 11:42 - 11:45
    van de collectieve
    zoekalgoritmen van mieren.
  • 11:45 - 11:48
    Waarschijnlijk
    zijn de invasieve soorten,
  • 11:48 - 11:50
    die in onze huizen komen,
  • 11:50 - 11:52
    daar erg goed in.
  • 11:52 - 11:53
    Ze geraken tot in je keuken
  • 11:53 - 11:57
    omdat ze echt goed zijn
    in het vinden van voedsel en water.
  • 11:57 - 12:02
    De voedselbron voor mieren die
    we het best kennen, is een picknick,
  • 12:02 - 12:04
    een compacte bron.
  • 12:04 - 12:05
    Waar één stuk fruit is,
  • 12:05 - 12:08
    zijn er waarschijnlijk
    meer in de buurt,
  • 12:08 - 12:11
    en de mieren die gespecialiseerd zijn
    in gegroepeerde bronnen
  • 12:11 - 12:13
    gebruiken interacties
    om anderen te rekruteren.
  • 12:13 - 12:15
    Wanneer een mier
    een andere ontmoet
  • 12:15 - 12:18
    of een chemische signaal
    van een andere vindt,
  • 12:18 - 12:19
    verandert ze van richting
  • 12:19 - 12:21
    in de richting van de interactie.
  • 12:21 - 12:23
    Zo ontstaat er
    een spoor van mieren
  • 12:23 - 12:24
    naar jouw picknick.
  • 12:24 - 12:26
    Ik denk ook
    dat we van mieren
  • 12:26 - 12:30
    iets over kanker
    kunnen leren.
  • 12:30 - 12:32
    Het is duidelijk
    dat we veel konden doen
  • 12:32 - 12:33
    om kanker te voorkomen
  • 12:33 - 12:36
    door de verspreiding
    of de verkoop te verbieden
  • 12:36 - 12:38
    van de giftige stoffen
  • 12:38 - 12:41
    die de ontwikkeling van kanker
    in ons lichaam bevorderen,
  • 12:41 - 12:44
    maar ik denk niet dat de mieren
    ons hiermee veel kunnen helpen.
  • 12:44 - 12:46
    Mieren zullen nooit
    hun eigen kolonie vergiftigen.
  • 12:46 - 12:50
    Maar misschien leren ze ons iets
    over de behandeling van kanker.
  • 12:50 - 12:52
    Er zijn vele soorten kanker.
  • 12:52 - 12:55
    Elk begint in een bepaald deel
    van het lichaam,
  • 12:55 - 12:58
    en sommige vormen van kanker
    verspreiden zich dan
  • 12:58 - 13:01
    of zaaien uit
    naar bepaalde andere weefsels
  • 13:01 - 13:03
    waar ze vinden
    wat ze nodig hebben.
  • 13:03 - 13:05
    Dus als je denkt
    vanuit het perspectief
  • 13:05 - 13:07
    van vroege uitzaaiende kankercellen
  • 13:07 - 13:11
    op zoek naar de middelen
    die ze nodig hebben,
  • 13:11 - 13:13
    en als die middelen
    gegroepeerd zijn,
  • 13:13 - 13:16
    gaan ze waarschijnlijk
    interacties voor rekrutering gebruiken.
  • 13:16 - 13:19
    Als we kunnen achterhalen
    hoe kankercellen rekruteren,
  • 13:19 - 13:22
    dan kunnen we misschien
    valstrikken uitzetten
  • 13:22 - 13:24
    om ze te vangen
    voordat ze zich vestigen.
  • 13:26 - 13:29
    Mieren gebruiken interacties
    op verschillende manieren
  • 13:29 - 13:31
    in een grote verscheidenheid
    van omgevingen.
  • 13:31 - 13:33
    Daaruit kunnen we leren
  • 13:33 - 13:35
    over andere systemen die werken
  • 13:35 - 13:37
    zonder centrale controle.
  • 13:37 - 13:39
    Met behulp van eenvoudige interacties
  • 13:39 - 13:41
    leverden mierenkolonies
  • 13:41 - 13:45
    gedurende meer dan 130 miljoen jaar
    verbazingwekkende prestaties.
  • 13:45 - 13:47
    We hebben veel
    van ze te leren.
  • 13:47 - 13:50
    Dank u.
  • 13:50 - 13:52
    (Applaus)
Title:
Wat mieren ons leren over het brein, kanker en het internet
Speaker:
Deborah Gordon
Description:

Ecologe Deborah Gordon bestudeert mieren waar ze ze maar kan vinden -- in de woestijn, in de tropen, in haar keuken ... In deze fascinerende talk legt ze uit waarom ze geobsedeerd is door insecten die de meesten van ons zonder nadenken doodmeppen. Ze zegt dat het leven van de mier een nuttig model kan bieden om over vele andere onderwerpen te leren, zoals over ziekte, technologie en het menselijke brein.

more » « less
Video Language:
English
Team:
closed TED
Project:
TEDTalks
Duration:
14:09
  • Dag Rik,
    Na een voorzetsel mag je de regel niet afbreken, en de ondertitel al helemaal niet: dat bemoeilijkt het lezen sterk.
    Ik hoor het wel als er nog opmerkingen zijn.

    Els

Dutch subtitles

Revisions Compare revisions