De weg die Amerikaanse kinderen
bewandelen op weg naar volwassenheid,
wordt overzien door twee organisaties.
De eerste is er een waarvan we
veel horen: de universiteit.
Je kent vast de opwinding nog
die je voelde,
toen je voor het eerst
naar de universiteit ging.
Sommigen zitten misschien
nu op de universiteit.
Mogelijk voel je die opwinding nu.
De universiteit heeft ook nadelen.
Het is duur en geeft jongeren schulden.
Alles bij elkaar is het
toch een goede weg.
Jonge mensen komen van de universiteit
met trots en met geweldige vrienden,
en met veel kennis over de wereld.
En wat misschien het belangrijkst is:
met betere kansen op
de arbeidsmarkt dan voordien.
Vandaag wil ik het hebben over
de tweede organisatie,
die deze weg naar volwassenheid
in de VS overziet.
Die tweede organisatie is de gevangenis.
Jonge mensen op dit pad ontmoeten
reclasseringsambtenaren
in plaats van docenten.
Ze gaan naar de rechtbank
in plaats van school.
Hun reis naar het buitenland is
een reis naar een staatsgevangenis.
Zij komen uit hun jeugd
niet met een titel
in bedrijfskunde of Engels,
maar met een strafblad.
Deze organisatie kost ons veel.
Zo'n 40.000 dollar per jaar,
om een jongere naar een gevangenis
in New Jersey te sturen.
Hier betaalt de belastingbetaler voor.
Jongeren krijgen een koude cel
en een permanent stempel
als ze weer thuiskomen
en werk gaan zoeken.
Steeds meer kinderen komen op
deze weg naar volwassenheid.
Meer dan ooit tevoren in de VS,
omdat in de laatste 40 jaar
het percentage gedetineerden
met 700 procent is toegenomen.
Ik heb één dia voor deze talk.
Dit is hem.
Dit is het percentage van de VS.
Ongeveer 716 mensen per 100.000.
Dit zijn de OESO-landen.
We sturen vooral arme kinderen
naar de gevangenis,
Te veel mensen komen uit
Afro-Amerikaanse of Latinogemeenschap.
De gevangenis staat stevig tussen
de jongeren die het proberen te maken
en het realiseren van
de Amerikaanse droom.
Het probleem is nog een beetje erger,
want we sturen jongeren
niet alleen naar de gevangenis.
We zadelen arme jongeren op
met juridische kosten,
met voorwaardelijke straffen,
voorwaarden en dwangbevelen.
Ze wonen onder begeleiding
of met huisarrest.
Ze moeten omgaan met de politie
die arme wijken binnendringt,
niet om de veiligheid te vergroten,
maar om hun arrestatiequotum te halen
om de gemeentekas te spekken.
Dit is de verborgen onderkant van ons
historische strafexperiment.
Jongeren die bezorgd zijn om aangehouden,
gefouilleerd, gepakt te worden.
Niet alleen op straat, maar ook thuis,
op school of op het werk.
Ik raakte geïnteresseerd in
deze weg naar volwassenheid,
toen ik zelf op de universiteit zat,
de universiteit van Pennsylvania,
in de beginjaren 2000.
Deze universiteit ligt in een
Afro-Amerikaanse wijk.
Hier lopen die twee wegen naast elkaar:
met de jongeren die naar deze elitaire,
privé-universiteit gaan,
en de jongeren van deze naburige wijk,
van wie sommigen de universiteit halen
en velen naar de gevangenis gaan.
In mijn tweede jaar gaf ik les aan
een middelbare scholiere.
Zij woonde 10 minuten van de universiteit.
Haar neef kwam terug
uit een jeugdgevangenis.
Hij was 15, eerstejaars op
de middelbare school.
Ik leerde hem en zijn familie
en vrienden kennen.
Ik vroeg hem wat hij ervan vond
dat ik over zijn leven ging schrijven,
voor mijn doctoraalscriptie.
Deze scriptie werd een
promotie-onderzoek aan Princeton.
Nu is het een boek.
Aan het eind van mijn tweede jaar,
verhuisde ik naar deze buurt
en bleef er zes jaar wonen.
Ik probeerde te begrijpen wat
zij tegenkwamen op weg naar volwassenheid.
In mijn eerste week in deze wijk
zag ik twee jongens van vijf en zeven.
Zij speelden krijgertje.
De oudste rende de jongste achterna.
Hij speelde de agent.
Toen de agent de jongen inhaalde,
duwde hij hem op de grond.
Hij boeide hem
met denkbeeldige handboeien.
Hij haalde een kwartje uit zijn zak,
en zei: 'dit neem ik in beslag.'
Hij vroeg of de jongen drugs bij zich had
en of er een arrestatiebevel
voor hem was.
Ik heb dit spelletje heel vaak gezien.
Soms gaven de kinderen
het rennen gewoon op.
Ze gingen plat op de grond liggen,
met hun handen omhoog,
of tegen de muur staan.
Kinderen schreeuwden tegen elkaar,
"Ik ga je opsluiten",
"Ik ga je opsluiten
en je komt nooit meer thuis!"
Een keer zag ik hoe een zesjarige
een jongetjes broek naar beneden trok
en hem probeerde te visiteren.
In de eerste anderhalf jaar
in deze buurt,
schreef ik elk contact op
tussen de politie en de bewoners.
In de eerste anderhalf jaar
zag ik de politie mensen staande houden
op straat of in de auto,
zag ik ze mensen
fouilleren en natrekken,
zag ik ze mensen achtervolgen,
of meenemen om te ondervragen.
Ik zag ze elke dag mensen arresteren,
met maar 5 uitzonderingen.
Ik zag de politie 52 keer
deuren intrappen,
mensen achtervolgen door huizen,
of mensen arresteren in hun huis.
14 keer in anderhalf jaar
zag ik de politie jonge mannen stompen,
wurgen, trappen, stampen en slaan,
nadat ze hen hadden gepakt.
Beetje bij beetje leerde ik
twee broers kennen,
Chuck en Tim.
Chuck was 18 en zat
in zijn eindexamenjaar.
Hij speelde in het basketbalteam
en haalde zessen en zevens.
Zijn jongere broer Tim was tien.
Tim hield van Chuck,
hij volgde hem overal.
Hij keek naar hem op.
Zij woonden bij hun moeder en opa,
in een rijtjeshuis met
een tuintje voor en achter.
Hun moeder vocht tegen verslaving
terwijl de kinderen opgroeiden.
Het lukte haar nooit
lang werk te houden.
Zij leefden van opa's pensioen.
Het was eigenlijk niet genoeg
voor voedsel en kleding.
Niet genoeg voor schoolspullen.
Het gezin had het echt moeilijk.
Chuck deed bijna eindexamen
toen ik hem ontmoette.
Hij was net 18 geworden.
Die winter, op het schoolplein,
schold een kind Chucks moeder
uit voor heroïnehoer.
Chuck duwde hem met
zijn gezicht in de sneeuw.
De schoolpolitie klaagde hem aan
voor zware mishandeling.
Met het andere kind ging het goed.
Ik denk dat het meer gekrenkte trots was.
Omdat Chuck 18 was,
werd hij naar de gevangenis gestuurd.
In het noordoosten van Philadelphia.
Hij bleef vastzitten, omdat hij
de borgtocht niet kon betalen.
De rechtszaak sleepte zich voort.
Zijn hele eindexamenjaar lang.
Aan het eind van het schooljaar,
seponeerde de rechter
de meeste aanklachten.
Chuck mocht naar huis.
Hij moest alleen de kosten betalen.
Tim was die dag heel blij.
In september wilde Chuck
zich weer op school inschrijven,
maar de secretaresse zei
dat hij nu 19 was en daarmee
te oud om toegelaten te worden.
Toen kwam er een arrestatiebevel,
omdat hij de 225 dollar aan
juridische kosten niet had betaald.
Dat had hij moeten doen
zodra zijn zaak voorbij was.
Zo werd hij een voortvluchtige drop-out.
Tim werd voor het eerst gearresteerd,
toen hij net 11 was.
Het was Chuck gelukt
het bevel op te heffen.
Hij had een betalingsregeling
voor de juridische kosten.
Hij bracht Tim naar school
in de auto van zijn vriendin.
Hij wordt staande gehouden
en de auto wordt gecontroleerd.
Die blijkt gestolen in Californië.
Chuck had hier geen idee van.
Zijn vriendins oom had de auto
op een veiling gekocht,
in noordoost Philadelphia.
Chuck en Tim waren nog nooit
buiten de regio geweest.
Laat staan in Californië.
Maar de agenten op het bureau,
legden hem 'bezit van
gestolen goederen' ten laste.
Een paar dagen later,
klaagde de kinderrechter
Tim, elf jaar, aan
voor medeplichtigheid.
Hij kreeg drie jaar voorwaardelijk.
Met deze straf die boven zijn hoofd hing,
legde Chuck zijn broertje uit
hoe hij kon vluchten voor de politie.
Ze zaten naast elkaar in de achtertuin,
die uitkeek op een steeg.
Chuck leerde Tim hoe hij
ongemarkeerde politieauto's kon herkennen.
Hoe hij met een politie-inval moest omgaan
en waar en hoe hij zich kon verbergen.
Denk eens even na
hoe het leven van Chuck en Tim
eruit zou zien
als zij in een buurt woonden
waar kinderen naar de universiteit gaan
en niet naar de gevangenis.
Een buurt zoals waar ik ben opgegroeid.
Oké, kun je zeggen,
maar Chuck en Tim en kinderen
zoals zij begaan misdaden.
Horen zij niet in de gevangenis?
Horen zij niet bang te zijn om
gearresteerd te worden?
Ik zou zeggen van niet.
Zij horen daar niet,
En zeker niet voor dezelfde dingen
die andere, meer bevoorrechte jongeren
ongestraft doen.
Als Chuck op mijn school had gezeten,
dan was dat vechtpartijtje afgedaan
als vechten op het schoolplein.
Het zou nooit een aanklacht voor
zware mishandeling zijn geworden.
Niemand van mijn studiegenoten
heeft een strafblad.
Niemand.
Maar hoeveel zouden er een hebben
als de politie hen had aangehouden
en hun zakken op drugs had doorzocht
onderweg naar school?
Of als ze 's nachts een inval hadden
gedaan tijdens een van hun feestjes?
Oké, kun je zeggen.
Zorgt dit hoge percentage gevangenen
niet ook voor onze
lage criminaliteitscijfers?
Er is minder criminaliteit.
Dat is goed.
Natuurlijk is dat goed,
weinig criminaliteit.
De criminaliteit daalde plotseling
in de jaren 90 en 00.
Maar volgens een commissie van academici,
vorig jaar bijeengeroepen door
de Nationale Academie van Wetenschappen,
is de relatie tussen ons historisch
hoge aantal gedetineerden
en onze historisch lage criminaliteit
behoorlijk zwak.
Het blijkt dat de criminaliteitscijfers
op en neer gaan.
Onafhankelijk van hoeveel jongeren
we detineren.
We denken nogal kortzichtig
over rechtvaardigheid:
goed en slecht, onschuldig en schuldig.
Onrechtvaardigheid gaat over
onterecht veroordeeld worden.
Als je veroordeeld wordt
voor iets dat je gedaan hebt,
dan moet je gestraft worden.
Er zijn onschuldigen en schuldigen.
Er zijn slachtoffers en daders.
Misschien moeten we wat
breder kijken dan dat.
Vandaag de dag vragen we van
kinderen uit achterstandswijken,
die het minste geld hebben,
die op de slechtste scholen zitten,
die het het moeilijkst hebben
op de arbeidsmarkt,
die leven in buurten waar geweld
een dagelijks probleem is...
die kinderen vragen we om
op het scherp van de snede te lopen.
Om eigenlijk nooit iets fout te doen.
Waarom geven we geen hulp
aan jongeren met deze problemen?
Waarom bieden we ze alleen handboeien,
detentie en een voortvluchtig bestaan?
Kunnen we niets beters verzinnen?
Kunnen we ons een strafrecht voorstellen
dat zich richt op herstel,
preventie, sociale inclusie,
in plaats van op bestraffen?
(Applaus)
Een strafrecht dat erkent
met welke uitsluiting arme, gekleurde
mensen in de VS te maken hebben.
Een systeem dat deze uitsluiting
niet promoot en ook niet voortzet.
(Applaus)
En tot slot, een strafrecht
dat gelooft in jonge zwarte mensen,
in plaats van ze te zien als de vijand
die je moet opsluiten.
(Applaus)
Het goede nieuws is dat we dit al doen.
Een paar jaar geleden schreef
Michelle Alexander 'De nieuwe Jim Crow',
waardoor Amerikanen detentie gingen zien
als een zaak van burgerrechten.
Een zaak groter dan ze ooit hadden gezien.
President Obama en Eric Holder,
de minister van Justitie,
hebben zich sterk uitgelaten
voor het hervormen van straffen
en de noodzaak om raciale ongelijkheid
in detentie aan te pakken.
We zien dat staten het beleid
van 'stoppen en fouilleren'
overboord gooien omdat
het burgerrechten schendt.
We zien steden en staten het bezit
van marihuana decriminaliseren.
New York, New Jersey en Californië
hebben het aantal gedetineerden
teruggebracht en gevangenissen gesloten,
terwijl ze ook een grote daling
in criminaliteit zien.
Texas doet nu ook mee
en sluit ook gevangenissen en
investeert in onderwijs.
Er groeit een vreemde coalitie
van links en van rechts,
van oud-gevangenen en
fiscaal-conservatieven,
van burgerrechtenactivisten
en libertariërs,
van jongeren die demonstreren
tegen politiegeweld
tegen ongewapende zwarte jongeren,
en oudere, rijkere mensen --
sommigen hier in het publiek --
die veel geld stoppen in initiatieven
om minder te detineren.
Met een sterk verdeeld parlement
is de verandering van het strafrecht
ongeveer het enige waar links en rechts
elkaar vinden.
Ik had niet gedacht dat ik dit
tijdens mijn leven zou meemaken.
Ik denk dat veel mensen die
onvermoeibaar hebben geschreven
over de oorzaken en gevolgen van
onze historisch hoge detentiecijfers
ook niet hadden verwacht dit nog
mee te mogen maken.
De vraag is nu wat we ervan
kunnen waarmaken.
Hoe zeer kunnen we veranderen?
Ik wil eindigen met
een oproep aan jongeren.
Jongeren op de universiteit.
Jongeren die worstelen
om uit de gevangenis te blijven,
of om hun straf uit te zitten
en naar huis te gaan.
Deze wegen naar volwassenheid
lijken misschien gescheiden werelden,
maar de jongeren in deze werelden
laten ons zien
dat ze een ding gemeen hebben:
allen kunnen leiders worden
in de hervorming van ons strafrecht.
Jongeren zijn altijd voorvechters
geweest van gelijke rechten,
van menselijke waardigheid,
en voorvechters van vrijheid.
De missie voor de jongere generatie,
die volwassen wordt in deze tijd
van --potentieel -- enorme verandering,
is om massale detinering te stoppen
en een nieuw strafrecht te bouwen
met de nadruk op rechtvaardigheid.
Dankjewel.
(Applaus)