Kijk eens naar dit potlood.
Het is een ding.
Voor de wet is het een ding.
Net als de boeken die je hebt
en de auto's die je bezit.
Het zijn juridisch allemaal dingen.
De mensapen die jullie achter me zien,
zijn juridisch gezien ook dingen.
Ik kan dit doen met een ding.
Ik kan doen wat ik wil
met mijn boek of mijn auto.
De foto's van deze mensapen
zijn gemaakt door James Mollison,
die het boek schreef:
'James & andere mensapen'
Hij vertelt in dit boek
dat iedere mensaap,
bijna iedere mensaap, wees is,
die zijn moeder en vader
voor zijn ogen zag sterven.
Het zijn wettelijk gezien dingen.
Al eeuwenlang bestaat er
en grote juridische muur
die juridische 'dingen' scheidt
van rechtssubjecten.
Enerzijds zijn 'dingen'
onzichtbaar voor rechters.
Ze tellen niet mee voor de wet.
Ze hebben geen rechten.
Hun hoedanigheid
sluit wettelijke rechten uit.
Het zijn slaven.
Aan de andere kant van die muur
staan rechtssubjecten.
Rechtssubjecten zijn
erg zichtbaar voor rechters.
Ze tellen voor de wet.
Ze kunnen veel rechten hebben.
In hun hoedanigheid kunnen ze
oneindig veel rechten bezitten.
En ze zijn meester.
Op dit moment zijn alle
niet-menselijke dieren 'dingen'.
Alle mensen zijn rechtssubjecten.
Maar mens zijn
is nooit synoniem geweest met
een rechtssubject zijn.
Mensen en rechtspersonen
zijn niet synoniem.
Enerzijds,
zijn er door de eeuwen heen
veel mensen geweest
die juridisch gezien 'dingen' waren.
Slaven waren 'dingen'.
Vrouwen en kinderen waren soms 'dingen'.
Een belangrijk deel van de
eeuwenlange strijd voor burgerrechten
ging over gaten prikken
in die juridische muur
en menselijke 'dingen' door die muur
heen rechtssubjecten te laten worden.
Maar dat gat is nu helaas gedicht.
Aan de andere kant staan rechtssubjecten,
maar die zijn nooit beperkt geweest
tot menselijke wezens.
Er zijn bijvoorbeeld vele rechtssubjecten
die niet eens leven.
In de VS,
zijn we ons ervan bewust
dat bedrijven rechtspersonen zijn.
In koloniaal India
vond de rechtbank dat een Hindoe-
afgodsbeeld een rechtspersoon was,
en een moskee.
In 2000 vond het Indiase hooggerechtshof
dat de heilige schriften van de Sikh
een rechtspersoon was,
en in 2012, nog maar kort geleden,
is er een verdrag gesloten tussen
de inheemse volkeren van Nieuw Zeeland
en de Kroon, waarin men afsprak
dat een rivier een rechtspersoon is,
die zijn eigen rivierbedding bezit.
Ik heb Peter Singers boek in 1980 gelezen,
toen ik een hoofd
vol weelderig bruin haar had,
en het raakte me,
want ik ben advocaat geworden
om op te komen voor hen
die zichzelf niet kunnen verdedigen.
Ik had me nooit gerealiseerd hoe weerloos
de biljoenen, miljarden
niet-menselijke dieren zijn.
Ik ging werken als een advocaat
voor de bescherming van dieren.
Tegen 1985 besefte ik dat ik
iets probeerde te bereiken,
dat letterlijk onmogelijk was,
omdat al mijn ciiënten,
al die dieren wier belangen
ik probeerde te verdedigen,
wettelijk gezien dingen waren;
ze waren onzichtbaar.
Het zou niet gaan werken, dus besloot ik
dat het enige wat zou werken,
was dat sommige van hen
door een opnieuw geopend gat
in die muur geloodsd zouden worden
zodat bepaalde niet-menselijke dieren
weer rechtssubjecten zouden worden.
Destijds was er weinig bekend
en werd nauwelijks gesproken
over echte dierenrechten,
over het idee van juridische erkenning
of rechten voor niet-menselijke dieren,
en ik wist dat het lang zou gaan duren.
In 1985 bedacht ik dat het
zo'n 30 jaar zou duren,
voordat we zelfs konden beginnen
met een strategische juridische strijd,
een lange-termijncampagne, om weer
een gat in die muur te kunnen maken.
Het bleek dat ik pessimistisch was,
het duurde maar 28 jaar. (Gelach)
Om een begin te maken
moesten we niet alleen
artikelen schrijven, lesgeven,
boeken schrijven,
maar we moesten de fijne kneepjes leren
van hoe je zo'n rechtszaak aanpakt.
Het eerste wat we moesten uitzoeken,
was wat de grond zou zijn,
de wettelijke grond.
Een wettelijke grond is iets
dat advocaten gebruiken
om hun zaak voor de rechter te brengen.
Er blijkt een zeer interessante
zaak te zijn,
die meer dan 250 jaar geleden in Londen
speelde: Somerset tegen Stewart,
waar een zwarte slaaf
het rechtssysteem gebruikte
om in juridisch opzicht
van een ding een persoon te worden.
Ik vond dit zo interessant, dat ik
er een heel boek over schreef.
James Somerset was een jongen van acht
toen hij uit West-Afrika ontvoerd werd.
Hij overleefde de Middenpassage
en werd in Virginia verkocht aan de
Schotse zakenman Charles Stewart.
Twintig jaar later nam Stewart
James Somerset mee naar Londen.
Eenmaal aangekomen,
besloot James dat hij wilde vluchten.
Het eerste wat hij deed,
was zich laten dopen,
omdat hij peetouders wilde,
want hij wist als 18e-eeuwse slaaf,
dat een van de belangrijkste
verantwoordelijkheden van peetouders
was om je te helpen vluchten.
In de herfst van 1771
had James Somerset een conflict
met Charles Stewart.
We weten niet precies wat er gebeurde,
maar James verdween.
Een woedende Charles Stewart
huurde slavenvangers in
om Londen uit te kammen,
hem te vinden en terug te brengen --
niet naar Charles Stewart,
maar naar een schip, de Ann en Mary,
dat in de Londense haven lag,
waar hij aan dek werd geketend.
Het schip zou naar Jamaica gaan,
waar James op de slavenmarkt
verkocht moest worden
en gedoemd zou zijn tot
de 3 tot 5 jaar die een slaaf leefde,
wanneer hij suikerriet oogstte in Jamaica.
Nu kwamen James' peetouders in actie.
Zij benaderden de machtigste rechter,
Lord Mansfield, die opperrechter was
aan het hof van King's Bench,
en eisten dat hij een dagvaarding
van habeus corpus zou uitgeven
namens James Somerset.
Gewoonterecht kunnen
Engelse rechters toepassen
wanneer ze niet zijn ingeperkt
door wetten of grondwetten,
en zo'n bevelschrift van habeus
corpus heet 'the Great Writ';
hoofdletter G, hoofdletter W.
Het is bedoeld om iedereen te beschermen
die tegen zijn wil wordt vastgehouden.
Zo'n dagvaarding wordt uitgegeven,
en de gevangennemer moet
de gevangene voorgeleiden
en een wettelijk afdoende reden geven
voor diens vrijheidsberoving.
Lord Mansfield moest acuut
een keuze maken,
want als James Somerset
juridisch een 'ding' was,
dan kon hij geen aanspraak
maken op habeus corpus,
dat kon hij alleen als rechtssubject.
Lord Mansfield besloot aan te nemen --
zonder het te besluiten -- dat James
inderdaad een rechtspersoon was.
Hij stelde de dagvaarding
van habeus corpus op
en James werd door de kaptiein
naar de rechtbank gebracht.
De volgende zes maanden
werden hoorzittingen gehouden.
Op 22 juni 1772 zei Lord Mansfield,
dat slavernij zo afschuwelijk was,
en hij gebruikte 'afschuwelijk ',
dat het gewoonterecht het niet toestond
en hij beval James' vrijlating.
Op dat moment onderging James Somerset
een wettelijke transmutatie.
De vrije man die de rechtszaal uitliep
zag er net zo uit als
de slaaf van eerder,
maar voor het oog van de wet
hadden ze helemaal niets gemeen.
De volgend stap in het project voor
Niet-Menselijke Burgerrechten,
dat ik had opgericht, was het kijken
welke waarden en principes
we voor de rechter wilden brengen.
Welke waarden en principes hebben ze
met de paplepel ingegoten gekregen,
werden hen geleerd tijdens hun studie,
gebruiken ze elke dag,
geloven ze met heel hun hart?
We kozen vrijheid en gelijkheid.
Vrijheid is het soort recht dat je toekomt
vanwege hoe je bent samengesteld,
en een fundamenteel vrijheidsrecht
beschermt een fundamenteel belang.
De ultieme belangen in het gewoonterecht
zijn het recht op autonomie
en het recht op zelfbeschikking.
Het is zo zwaarwegend, dat als je
in een land met gewoonterecht
naar een ziekenhuis gaat en een
levensreddende behandeling weigert,
geen rechter deze zal afdwingen,
omdat deze jouw recht op zelfbeschikking
en autonomie zal respecteren.
Het gelijkheidsbeginsel is
een recht dat je toekomt
omdat je op een relevante
manier op iemand lijkt.
Dat is de crux: een relevante manier.
Dus als zij het recht hebben
en je bent zoals zij,
dan heb jij ook dat recht.
Rechtbanken en wetgevers
trekken continu grenzen.
Sommigen vallen erbinnen,
anderen erbuiten.
Maar die grens moet minimaal
een redelijk middel zijn
voor een legitiem doel.
Het project voor Niet-Menselijke
Burgerrechten stelt,
dat een grens die autonome wezens
zoals je achter me ziet, tot slaaf maakt,
een schending van gelijkheid is.
We hebben toen in 80
rechtsgebieden gezocht.
Het duurde zeven jaar
om het gebied te vinden,
waar we onze eerste zaak
wilden aanspannen.
We kozen de staat New York.
Toen besloten we wie onze
eisers zouden worden.
We kozen voor de chimpansess,
niet alleen om Jane Goodall
in onze Raad van Bestuur zat,
maar omdat Jane en anderen
chimpansees jarenlang
intensief bestudeerd hebben.
We weten dat ze buitengewone
cognitieve vermogens bezitten,
die ook lijken op die van mensen.
We kozen dus voor chimpansees
en begonnen wereldwijd te zoeken
naar experts op het gebied van
de cognitie van chimpansees.
We vonden ze in Japan, Zweden, Duitsland,
Schotland, Engeland en in de VS.
Samen schreven ze 100 pagina's
aan getuigenverklaringen,
waarin ze meer dan 40 manieren beschreven
waarop hun complexe cognitieve vermogens
zowel individueel als samen,
uiteindelijk wezen op
autonomie en zelfbeschikking.
Dit omvatte onder meer
dat ze bewustzijn hebben,
maar dat ze ook wéten
dat ze bewustzijn hebben.
Ze weten dat ze verstand hebben
en dat anderen dat hebben.
Ze weten dat ze individuen zijn,
dat ze leven.
Ze begrijpen dat ze gisteren leefden
en dat ze morgen leven.
Ze doen aan tijdreizen in hun hoofd.
Ze herinneren zich wat gister gebeurde.
Ze anticiperen op morgen,
wat het zo erg maakt om een chimpansee
op te sluiten, zeker in zijn eentje.
Het is wat we onze ergste
criminelen aandoen,
en we doen het chimpansees aan zonder
er zelfs maar over na te denken.
Ze hebben enig moreel vermogen.
Wanneer ze economische spelletjes
spelen met mensen,
dan doen ze spontaan eerlijke voorstellen,
zelfs als ze dit niet hoeven doen.
Ze kunnen tellen.
Ze begrijpen getallen.
Ze kunnen simpele sommen maken.
Ze kunnen aan taal meedoen --
of uit een taaloorlog blijven,
ze zijn betrokken bij intentionele
en referentiële communicatie
waarin ze op de houding letten
van hun gesprekspartners.
Ze hebben cultuur.
Ze hebben een materiële cultuur,
een sociale cultuur.
Ze hebben een symbolische cultuur.
Wetenschappers in het Taï Woud
in Ivoorkust
hebben chimpansees gevonden
die stenen gebruiken
om de hele harde schalen
van noten te kraken.
Het duurt lang om te leren
hoe je dat doet.
Bij opgravingen stelden ze vast
dat deze manier van werken
met stenen, al minstens 4300 jaar
wordt doorgegeven
door 225 generaties van chimpansees.
Nu moesten we onze chimpansee vinden.
Onze chimpansee --
eerst vonden we er twee in New York,
maar die stierven voordat we onze
zaak konden indienen.
Toen vonden we Tommy.
Tommy is de chimpansee
die je hier achter me ziet.
We vonden hem in die kooi.
We vonden hem in een klein
kamertje vol met kooien
in een groter pakhuis, op een voormalig
vrachtwagenterrein in New York.
We vonden Kiko, die deels doof is.
Kiko zat achterin een winkelpand
in westelijk Massachusetts.
En we vonden Hercules en Leo.
Twee jonge mannelijke chimpansees,
die bij Stony Brook werden gebruikt
voor biomedisch anatomisch onderzoek.
In de laatste week van december 2013
maakte het burgerrechtenproject
in de staat New York drie zaken aanhangig
op basis van hetzelfde
habeus corpus-argument
dat voor James Somerset gebruikt was.
We eisten dat de rechters zulke
dagvaardingen zouden uitgeven.
We wilden de chimpansees vrij krijgen
en ze onderbrengen bij 'Red de Chimps',
een geweldig reservaat voor chimpansees
in het zuiden van Florida,
bestaande uit een kunstmatig meer
met 12 of 13 eilandjes,
met elk twee of drie hectare grond
waar 24 chimpansees wonen.
Deze chimpansees zouden het leven
van chimpansees kunnen leven
met andere chimpansees in een omgeving
die zo goed als mogelijk op Afrika lijkt.
Al deze zaken lopen nog steeds.
We zijn onze Lord Mansfield
nog niet tegengekomen.
Dat zullen we. Dat zullen we.
Dit is een strategisch-juridische
lange-termijncampagne.
Om Winston Churchill te citeren
betreffende onze rechtszaken:
ze zijn niet het einde,
ze zijn niet eens
het begin van het einde,
maar ze zijn wellicht
het einde van het begin.
Dank je wel.
(Applaus)