Ik heb een blinde zijn hoofd doen breken. Ik deed hem niet nadenken, het was eerder letterlijk zijn hoofd breken. Hij hield mijn schouder vast, ik hield geen rekening met de plaats die hij naast mij innam en ik liet hem tegen een hek met tralies lopen. (Gelach) Vijf hechtingen op zijn voorhoofd. Ik voelde me toen de slechtste docent ter wereld. Ik wist echt niet hoe ik mij kon verontschuldigen. Gelukkig nam Pulga de dingen vrij goed op. En tot op vandaag blijft hij zeggen dat ik de belangrijkste stempel op zijn carrière heb gedrukt. (Gelach) Toen ik begon te werken aan het instituut voor blinden schrok ik van heel veel dingen. Veel dingen die ze deden waarvan ik niet wist dat ze het konden: zwemmen, atletiek, kaarten en zelfs maté drinken, die ze zelf bijschonken zonder te morsen. Maar toen ik zag dat ze voetbal speelden, geloofde ik mijn ogen niet. Ze hadden een zandveld en twee roestige doelen met gescheurde netten, en de blinden van het instituut streden in hun voetbalwedstrijd net zoals ik deed op het veld naast het huis. Maar zij speelden zonder te zien. De bal maakte geluid, zodat ze wisten waar hij was, er was een gids achter het vijandige doel, zodat ze wisten waar de bal heen moest, en ze droegen een masker. Enkele jongens waren niet helemaal blind en gebruikten het masker zodat iedereen gelijk was. Toen ik hun vertrouwen wat gewonnen had, vroeg ik hen een masker en probeerde te spelen. Ik had heel mijn leven gevoetbald. Ik raakte nog verder onder de indruk toen ik meteen al niet meer wist waar ik was. Ik heb lichamelijke opvoeding gestudeerd, omdat ik hield van prestaties. Ik ben hier toevallig beginnen te werken. Mijn andere werk was met de Argentijnse roeiselectie en ik dacht dat dat me beter lag. Hier was alles twee keer zo moeilijk. Ik zal het enthousiasme van het team op de eerste dag nooit vergeten. Ik stelde hen op voor mij, dat deed ik bij de roeiselectie ook, en ik zei hen: "Goed, nu iedereen naar beneden", en ik deed dit. Er gingen er twee zitten, twee liggen en de rest ging op de knieën. (Gelach) Hoe kan ik hier hetzelfde doen als daar? Het kostte me vrij veel moeite. Ik zocht manieren om van hen te leren en van de docenten die al met hen werkten. Ik leerde dat ik geen spel kon uitleggen op een bord, zoals een trainer, maar dat ik wel een plastic bord met flessendopjes kon gebruiken, zodat ze konden voelen. Ik leerde dat ze ook op een atletiekpiste konden lopen als ik maar met hen meeliep, verbonden met een touwtje. We begonnen dus vrijwilligers te zoeken om met hen mee te lopen. Ik kreeg er plezier in en begon het nut en de zin van het werk te zien. Het was moeilijk en in het begin onwennig, maar ik wou me over het ongemak zetten. Op een gegeven moment vond ik het het meest fascinerende werk wat ik ooit had gehad. Ik begon me toen af te vragen: waarom kunnen wij met de blinden niet ook gewoon een ploeg met sterke prestaties zijn? Het hing natuurlijk af van wat zij zelf wilden, de echte hoofdrolspelers van dit verhaal. Drie uur trainen op dit zandveldje zou niet meer voldoende zijn. Er moest op een andere manier getraind worden. We begonnen hogere eisen te stellen en de reactie was fantastisch: ze vroegen meer. Ze begonnen zichzelf ook af te vragen waarom ze geen bijzondere prestaties zouden kunnen leveren. Toen we ons er klaar voor voelden, klopten we aan bij CENARD, het centrum voor Argentijnse atleten in internationale competities. Het was al vrij moeilijk om serieus genomen te worden, maar het was nog moeilijker om ervoor te zorgen, dat de atleten die er al trainden ons als gelijken beschouwden. We mochten eigenlijk alleen op het veld als geen enkel ander team het gebruikte. Wij waren 'de blindemannetjes', niemand wist wat we daar deden. Het wereldkampioenschap 2006 was het keerpunt in de geschiedenis van het team. Het was de eerste keer dat het in Buenos Aires was en het was onze kans om te tonen wat we de hele tijd gedaan hadden. We bereikten de finale en we groeiden als team. In de finale kwamen we uit tegen Brazilië, het sterkste team van het toernooi. Het won alle wedstrijden overtuigend. Bijna niemand geloofde dat wij de wedstrijd zouden kunnen winnen. Bijna niemand, behalve wij. In het trainingskamp, de kleedkamer, tijdens elke training, roken we de overwinning. Ik zweerde hen dat die geur bestaat. Ik rook het meermaals met het team, maar ik herinner me vooral de dag voor de finale. De Argentijnse voetbalfederatie had de deuren voor ons geopend. We trainden op AFA, net zoals Verón, Higuaín en Messi. We voelden ons voor het eerst een echte selectie. Op de tactiekbespreking de dag ervoor, om half acht 's avonds, zaten we in een zitkamer en het gesprek werd onderbroken door iemand die op de deur klopte. Hij stelde ons voor om naar een kerk te gaan - naar een kerk... Ik probeerde hem van het idee af te brengen, dat dit niet het moment was; we zouden het wel op een andere dag doen. Toch drong hij erop aan om met de jongens naar de kerk te gaan, omdat er een pastoor kwam die mirakels verrichtte. Ik vroeg hem een beetje angstig over welk mirakel hij het had en hij zei: "Laat me het team meenemen naar de kerk en ik ben er zeker van dat de helft erna weer kan zien." (Gelach) Er werd hard gelachen, maar stel je voor dat men zoiets zegt tegen een blinde. Ik wist niet wat te antwoorden, ik zweeg en er viel een onaangename stilte. Ik wilde hem geen slecht gevoel geven, want hij geloofde echt dat het kon. Ik werd uit de situatie gered door een speler die opstond en hem zei: "Juan, Gonza zei al dat dit niet het moment is om naar de kerk te gaan. Laat ik je trouwens dit vertellen: als we naar die kerk gaan en ik ben bij terugkomst bij de helft die weer kan zien, geef ik je ervan langs, omdat ik dan morgen de match niet kan spelen." (Gelach) (Applaus) Juan vertrok lachend en we gingen verder met de tacktiekbespreking. Toen ik die nacht ging slapen, begon ik te dromen over de match de dag erna, wat er kon gebeuren, hoe we zouden spelen. En toen rook ik die geur van de overwinning, zoals ik daarnet zei. Want op dat moment voelde ik dat als de rest van de spelers evenveel zin had als Diego om die match te spelen, we niet konden verliezen. De volgende dag ging schitterend zijn. We stonden op om negen uur, de match was om zeven uur 's avonds en wij wilden al gaan spelen. We vertrokken uit de AFA en in de bus vol vlaggen, die we van de mensen hadden gekregen, praatten we over de match en hoorden we getoeter en gejuich: "Komaan Murciélagos, het is de laatste dag, de laatste inspanning." De jongens vroegen me: "Kennen ze ons? Weten ze dat we spelen?" Er waren mensen die de bus volgden naar het CENARD. We kwamen aan in een ongelooflijk tafereel. Op weg van de kleedkamer naar het veld liep ik naast Silvio, die mijn schouder vasthield -- gelukkig was er onderweg geen hek met tralies -- en toen we op het veld kwamen, vroeg hij me uit over alles, omdat hij geen enkel detail wilde missen. Hij zei me: "Vertel me wat je ziet en wie er zo trommelt." Ik probeerde hem zo gedetailleerd mogelijk uit te leggen wat er gebeurde. Ik zei: "De tribunes zitten vol, veel mensen konden niet meer binnen. Er zijn overal lichtblauwe en witte ballonnen, ze openen een gigantische vlag van Argentinië die de hele tribune bedekt. Op een moment onderbreekt hij mij en zegt: "Kijk eens of je een vlag ziet met 'San Pedro' erop", de stad waar hij woont. Ik begin te zoeken in de tribune en helemaal bovenaan zie ik een kleine witte vlag met zwarte gespoten letters: "Silvio, je familie en heel San Pedro is hier." Ik zeg het hem en hij zegt: "Dat is mijn moeder. Zeg me a.u.b. waar ze is, zodat ik kan zwaaien." Ik draai hem, wijs met zijn arm aan waar de vlag is en hij zwaait met beide armen in die richting. Twintig à dertig personen geven hem een staande ovatie en ik zie hoe zijn blik verandert, hoe ontroerd hij wordt. Ik word zelf ook ontroerd; ik krijg even een brok in de keel. Dat was raar: ik voelde de opwinding van wat er gebeurde, maar ook de woede en het verdriet dat hij dat allemaal niet kon zien. Enkele dagen later, toen ik hem dat vertelde, stelde hij me gerust: "Gonza, het is goed, ik zie hen, op en andere manier, maar ik zweer je dat ik hen allemaal zie." De match begon, we mochten niet verzwakken, het was de finale. De mensen moesten stil zijn, net zoals hier nu, omdat bij blindenvoetbal de spelers de bal moeten kunnen horen. Ze mochten hen enkel aanmoedigen wanneer het spel stillag. Acht minuten voor het eindsignaal juichten ze zoals nooit tevoren. Ze schreeuwden uit volle borst bij het doelpunt van Silvio, die de bal mooi in de hoek draaide. Als ze nu naar het CENARD gaan en door de deur stappen, zullen ze een enorme poster zien met de foto van de Murciélagos. Ze zijn een modelselectie van het land, iedereen kent hen in het CENARD. Als tweevoudig wereldkampioen en na twee paralympische medailles twijfelt niemand nog aan hun sterke prestaties. (Applaus) Ik had het geluk om deze ploeg te trainen, eerst als fysiek coach en daarna als technisch directeur, tien jaar lang. Ik heb het gevoel dat ik veel meer kreeg dan wat ik hen gaf. Vorig jaar kreeg ik het voorstel om de selectie van Powerchair Fútbol te trainen. Het is een Argentijnse selectie van jongens die rolstoelvoetbal spelen. Het zijn gemotoriseerde rolstoelen, bediend met een joystick, omdat ze geen kracht in hun armen hebben om een gewone rolstoel voort te duwen. Er staat een soort bumper op om de rolstoel en hun voeten te beschermen, waarmee ze de bal kunnen voortduwen. Het is de eerste keer dat ze geen toeschouwers zijn maar hoofdrolspelers. Het is de eerste keer dat hun ouders, vrienden, broers en zussen hen kunnen zien spelen. Voor mij is het een nieuwe uitdaging. Opnieuw het ongemak, de onzekerheid en de angst, zoals eerst bij de blinden. Ja, ik heb nu wel meer ervaring. Daarom behandel ik hen vanaf dag één als atleten op het veld en ik probeer me daarbuiten in hen te verplaatsen. Zonder enig vooroordeel, want ze voelen zich beter als je hen normaal behandelt. Beide teams spelen voetbal, iets wat voor hen ondenkbaar was. Ze moesten er wel de regels voor aanpassen. En ze braken allebei dezelfde regel: dat ze geen voetbal zouden kunnen spelen. Als je hen ziet spelen, zie je geen beperking, maar een vaardigheid. Het probleem begint wanneer de match afgelopen is en ze van het veld gaan, en onze wedstrijd moeten spelen, in een samenleving vol regels die weinig rekening met hen houdt en niet voor hen zorgt. Ik leerde van de sport dat een beperking grotendeels afhangt van de spelregels. Daarom denk ik dat als we enkele regels van ons spel aanpassen, we hun leven wat makkelijker zouden kunnen maken. We weten allemaal dat er mensen met beperkingen zijn, we zien ze elke dag. Maar af en toe beseffen we niet welke problemen ze dagelijks hebben, omdat we geen direct contact met hen hebben. De moeite om bij een vereniging te gaan, werk te vinden, de metro te nemen, de straat over te steken. De sociale verantwoordelijkheid voor de integratie van personen met een beperking is groeiende. Maar ik denk dat het nog steeds niet genoeg is. Ik denk dat iedereen moet bijdragen aan die verandering. Ten eerste moeten we de onverschilligheid achter ons laten en vervolgens de regels respecteren die wel rekening met hen houden. Het zijn er erg weinig, maar ze bestaan. Ik heb een blinde, Pulga, zijn ogen geopend. Ik kan jullie verzekeren dat de twee teams de mijne ook openden, omdat ze me vooral leerden hoe je elke match moet spelen in dit prachtige kampioenschap: het leven. Dankjewel. (Applaus)