Toen ik in 1960 nog student was,
kreeg ik een reisbeurs
om huisvesting te bestuderen
in Noord-Amerika.
We reisden door het land.
We zagen volkshuisvesting in hoogbouw
in alle grote steden:
New York, Philadelphia.
Degenenen die geen keus hadden,
woonden hier.
We reisden van buitenwijk
naar buitenwijk
en ik kwam terug en dacht:
we moeten woonflats opnieuw uitvinden.
Het moet anders kunnen.
Die buitenwijken kunnen niet meer.
Laten we een gebouw ontwerpen
dat de kwaliteit levert van een huis
aan elk appartement.
Habitat ging helemaal over tuinen,
contact met de natuur,
straten in plaats van galerijen.
We maakten ze als prefab
om het goedkoop te houden
en daar is het, bijna vijftig jaar later.
Het is een aantrekkelijke woonplek.
Het is nu een monument
maar het kreeg geen vervolg.
In 1973 maakte ik
mijn eerste reis naar China.
Het was tijdens de Culturele Revolutie.
We reisden het land door,
ontmoetten architecten
en ontwerpers.
Dit was toen Peking.
Geen enkel hoog gebouw
in Peking of Shanghai.
Shenzhen was nog niet eens een stad.
Er waren nauwelijks auto's.
Dertig jaar later.
Dit is Peking nu.
Dit is Hongkong.
Als je rijk bent, woon je hier.
Als je arm bent, woon je daar.
Aan de grote dichtheid ontkom je niet,
en niet alleen in Azië.
In São Paulo kan je 45 minuten
reizen in een helicopter
en zien dat de hoge gebouwen
de 19e-eeuwse lage omgeving opeten.
Daarbij krijg je verstoppingen
en raken we mobiliteit kwijt, enzovoort.
Een tijdje geleden besloten we
een stap terug te doen
en nog eens
na te denken over Habitat.
Zouden we het goedkoper kunnen maken?
En zorgen voor
een betere levenskwaliteit
in de huidige gevulde ruimte?
We realiseerden ons
dat het vooral om licht ging.
Het gaat om zon, om de natuur,
om de verdeling.
Kunnen we het gebouw opener maken
zodat het meer contact met buiten heeft?
We hebben een paar modellen gemaakt:
goedkope modellen, compacter;
membranen van wonen
waar men zijn eigen huis kan ontwerpen
en zijn eigen tuin kan ontwerpen.
Toen besloten we
New York als test te nemen.
We keken naar downtown Manhattan.
We brachten het bebouwde gebied in kaart.
Links is Manhattan
zoals het nu is.
Blauw zijn huizen,
rood zijn kantoren en winkels.
Rechts hebben we het
opnieuw in elkaar gezet:
kantoorgebouwen vormen de basis,
en dan komen er 75 verdiepingen bovenop,
de appartementen.
Op de 25e verdieping is een nieuwe straat,
de gemeenschappelijke straat.
Waterdoorlatend.
Er zijn tuinen en open plekken
voor de mensen.
Bijna elke eenheid heeft zijn eigen tuin
met gezamenlijke ruimte eromheen.
En het belangrijkst: open, doorlatend.
Het vormt geen muur of obstakel in de stad
en er dringt overal licht door.
De laatste twee of drie jaar
realiseerden we ons voor het eerst
de kwaliteit van leven in Habitat
in echte projecten in Azië.
Dit is Qinhuangdao in China:
huizen voor de middenklasse,
waarbij vastgelegd is
dat elk appartement
drie uur zonlicht moet krijgen,
gemeten op de kortste dag van het jaar.
Hier in aanbouw in Singapore,
ook huizen voor modaal inkomen,
gezamenlijke tuinen, straten
en parken en dergelijke.
En Colombo.
Ik wil ook ingaan op een ander probleem:
het ontwerpen van openbare ruimte.
100 jaar nadat we zijn gaan bouwen
aan grote gebouwen,
snappen we nu pas
hoe een flat een bouwsteen
van de stad wordt,
en van openbare ruimte.
In Singapore hadden we de kans:
1 miljoen vierkante meter, heel vol.
Met het concept van binnen en buiten,
gingen lanen en parken over
in het intense stedelijke leven.
Er zijn dus buiten- en binnenruimtes
en je gaat van de ene naar de andere
terwijl er contact is met de natuur.
En het belangrijkste:
op elk niveau van structuur
openbare tuinen en open ruimte.
Op het dak van het podium
ga je in de torens omhoog
en kom je op het dak, het skypark.
10.000 vierkante meter,
hardlooppaden, restaurants,
en het langste zwembad ter wereld.
En dat is wat ik kan vertellen
in vijf minuten.
Dankjewel.
(Applaus)