Als je diep in de nachtelijke hemel kijkt,
zie je sterren,
en als je verder kijkt,
zie je meer sterren,
en verder sterrenstelsels en
verder meer sterrenstelsels.
Maar als je dan
verder en verder blijft kijken,
zie je een lange tijd niets,
en dan zie je uiteindelijk een
flauw, uitdovend nagloeien.
Dat is het nagloeien van de Oerknal.
De Oerknal was een fase
in het vroege heelal
toen alles wat we zien
in de nachtelijke hemel
gecondenseerd was
in een ongelooflijk kleine,
ongelooflijk hete,
ongelooflijk kolkende massa,
waaruit alles wat we zien
is voortgekomen.
We hebben dat nagloeien
met grote precisie in kaart gebracht.
Als ik zeg we,
bedoel ik andere mensen dan ikzelf.
We hebben het nagloeien
in kaart gebracht
met spectaculaire precisie.
Wat ons bijzonder verbaasde,
is de bijna volledige uniformiteit ervan.
14 miljard lichtjaar naar ginder
en 14 miljard lichtjaar
naar de andere kant,
overal vinden we dezelfde temperatuur.
Die Oerknal is al 13 miljard jaar geleden
en is daardoor zwak en koud geworden.
Hij is nu nog maar 2,7 graden
boven het absolute nulpunt.
Maar niet precies 2,7 graden.
Hij varieert met ongeveer
10 per miljoen.
Hier is het een beetje warmer,
en daar een beetje koeler,
maar dat is ongelooflijk belangrijk
voor ons allemaal.
Want waar het een beetje warmer was,
zat er wat meer materie,
en waar er wat meer materie zat,
vinden we nu sterrenstelsels
en clusters van sterrenstelsels
en superclusters,
elke structuur die je tegenkomt in de kosmos.
En die kleine inhomogeniteiten,
die 20 delen op een miljoen,
kwamen van kwantummechanisch gewiebel
in dat vroege heelal en werden uitgerekt
tot de grootte van de gehele kosmos.
Dat is spectaculair,
maar dat is niet wat ze maandag vonden.
Wat ze maandag vonden,
is nog veel cooler.
Hier komt wat ze maandag vonden:
stel je een klok voor
waar je met een hamer op slaat.
Wat gebeurt er? Ze galmt.
Maar dat galmen
vervaagt en vervaagt
tot je het niet meer hoort.
Het vroege heelal was ongelooflijk dicht,
als metaal, maar dan nog veel dichter.
Als je erop sloeg, zou het nagalmen.
Maar wat zou galmen,
zou de structuur
van de ruimte-tijd zelf zijn
en de hamer
zou de kwantummechanica zijn.
Maandag vonden ze
bewijs voor de galm
van de ruimte-tijd van het vroege heelal.
We noemen dat gravitatiegolven
uit het begintijdperk.
Hier komt hoe ze het hebben gevonden.
Die golven zijn allang vervaagd.
Als je gaat wandelen,
wiebel je niet.
Die zwaartekrachtgolven
in de structuur van de ruimte
zijn totaal onmerkbaar
voor alle praktische doeleinden.
Maar in het begin, toen het heelal
dat nagloeien veroorzaakte,
brachten die gravitatiegolven
kleine veranderingen aan in de structuur
van het licht dat we zien.
Door dieper en dieper
de nachtelijke hemel in te kijken -
deze jongens zaten
drie jaar op de Zuidpool
om recht omhoog te kijken
door de koudste, helderste
en schoonste lucht
die ze konden vinden.
Ze keken diep de nacht in en
bestudeerden die gloed
op zoek naar die zwakke veranderingen
die het symbool, het signaal
van gravitatiegolven zijn,
de nagalm van het vroege heelal.
Op maandag kondigden ze aan
dat ze hem hadden gevonden.
Wat het voor mij zo spectaculair maakt,
is niet alleen de nagalm,
al is dat al geweldig.
Wat het verbluffend maakt,
en de reden is dat ik hier sta,
is wat het ons vertelt
over het vroege heelal.
Het vertelt ons dat wij
en alles om ons heen
in principe een grote bel zijn -
dat is het idee van inflatie -
een grote bel, omringd door iets anders.
Dit is geen sluitend bewijs voor de inflatie,
maar iets dat geen inflatie is
en dit verklaart, zal er hetzelfde uitzien.
Dit is een theorie, een idee
dat al een tijdje opgang maakt.
We dachten dat we het nooit zouden zien,
en met reden.
We dachten dat we nooit een sluitend
bewijs zouden zien, en hier is het.
Maar het echt gekke idee
is dat onze bel slechts één bel is
in een veel grotere,
kolkende pot universele materie.
Je gaat dat buiten nooit tegenkomen,
maar door naar de Zuidpool te gaan
en er drie jaar lang
naar de details
van de nachtelijke hemel te kijken,
kunnen we achterhalen
dat we waarschijnlijk in een universum
zitten dat er een beetje zo uitziet.
En dat verbaast me.
Erg bedankt.
(Applaus)