Ik ben journaliste. Ik ga graag op zoek naar verborgen verhalen, naar de levens die schuilgaan achter de krantenkoppen. Ik heb mij ook pas gesetteld. Ik heb een partner, met wie ik een baby heb. De afgelopen jaren heb ik willen uitzoeken wat het goede leven inhoudt in de éénentwingste eeuw. Ik ben namelijk gefascineerd door de morele en filosofische aspecten ervan. Maar ook omdat ik op zoek ben naar antwoorden voor mezelf. We leven in gespannen tijden. Voor de eerste keer in de Amerikaanse geschiedenis denkt de meerderheid dat hun kinderen er niet beter aan toe zullen zijn dan zijzelf. Dit geldt zowel voor rijken als voor armen, voor mannen en vrouwen. Misschien stemt dat jullie wel droef. Amerika heeft zich lang gewijd aan het idee van economische vooruitgang. Iedere generatie gaat met sprongen vooruit op de vorige generatie. Ze verdienen meer, kopen meer, zijn meer. Die droom droegen we uit over de hele wereld. Dus erven kinderen in Brazilië, China en zelfs Kenia onze onverzadigbare drang naar meer. Maar toen ik deze historische cijfers voor het eerst las, stemde me dat eigenlijk niet droevig. Het voelde als een provocatie. 'Er beter aan toe zijn', volgens welke standaard? Betekent dat een vaste job vinden, waar je de rest van je leven kan op rekenen? Vaste jobs zijn bijna uitgestorven. Mensen veranderen gemiddeld iedere 4,7 jaar van baan. Men schat dat tegen 2020 bijna de helft van de Amerikanen als freelancer zal werken. Misschien is 'er beter aan toe zijn' niet meer dan een getal? Draait het erom zoveel mogelijk te verdienen? Volgens die eenzijdige maatstaf zijn we ook aan het falen. Het mediaaninkomen per persoon is al niet meer gestegen sinds 2000, inflatie meegerekend. Betekent 'er beter aan toe zijn' een mooi huis met een tuin hebben? Minder mensen slagen daarin. In de Grote Recessie verloren bijna vijf miljoen mensen hun huis. Steeds meer mensen zijn niet meer bereid om al die risico's te nemen, hoewel ze daar in veel gevallen wel toe gedwongen worden, als ze 'n huis willen bezitten. Nog nooit sinds 1995 bezaten zo weinig mensen een huis. Dus we vinden geen vaste baan, we verdienen niet meer zoveel geld, en we wonen niet in grote, chique huizen. De begrafenisklokken luiden al boven al wat Amerika groot gemaakt heeft. Maar... zijn dat wel echt de beste maatstaven om de grootsheid van een land te meten? Of van een goed leven? Wat Amerika groot maakt, is haar gave om zichzelf steeds heruit te vinden. In de nasleep van de Grote Recessie hebben meer en meer Amerikanen bijgesteld wat 'er beter aan toe zijn' betekent. Blijkbaar spelen de gemeenschap en creativiteit een belangrijkere rol dan dollars of centen. Maar laat me zeer duidelijk zijn: De 14,8% Amerikanen die in armoede leven, hebben geld nodig. Dat is klaar en duidelijk. We hebben allemaal nood aan bescherming tegen uitbuiting door werkgevers en de financiële instellingen. Niets van wat ik ga zeggen betekent dat de kloof tussen arm en rijk niets minder is dan simpelweg immoreel. Maar... al te vaak stopt de discussie hier. We praten over armoede alsof het een eenduidige ervaring is. Alsof armen enkel slachtoffer zijn. In mijn onderzoek heb ik onder andere geleerd dat de kunst van het goede leven vaak het best wordt beoefend door de meest kwetsbaren. Als noodzaak de moeder is van innovatie, dan geloof ik dat recessie de vader kan zijn van ons bewustzijn. Het confronteert ons met fundamentele vragen, waarvoor we te lui of afgeleid zijn om ze te stellen in tijden van relatieve welvaart. Hoe zouden we moeten werken? Hoe zouden we moeten leven? Of we het nu beseffen of niet, we zoeken allen naar antwoorden op deze vragen, terwijl onze voorouders over onze schouder meekijken. Mijn overgrootvader was een dronkaard in Detroit. Af en toen had hij een vaste baan in de fabriek. Je gelooft het misschien niet, maar hij had 21 kinderen bij één vrouw, mijn overgrootmoeder. Ze stierf aan eierstokkanker toen ze 47 jaar was. Ik ben nu zwanger van mijn tweede kind. Ik kan me zelfs niet inbeelden wat ze moet doorstaan hebben. Als je 't eens wil uitrekenen, ze had zes tweelingen. Mijn grootvader, hun zoon, zat als zakenman altijd op de baan. Hij had nooit genoeg geld. Mijn vader heeft vaak de deur moeten openmaken voor schuldeisers om te zeggen dat zijn ouders er niet waren. Hij heeft zijn zelf beugel verwijderd, met een tang in de garage, want zijn vader had niet genoeg geld om naar de tandarts terug te keren. Het kan dus niet verbazen dat mijn vader gespecialiseerd was in faillissementsrecht. Zoiets kan je niet uitvinden, toch? Hij wou absoluut een goede basis voorzien voor mij en mijn broer. Ik stel deze vragen met het moeilijke pad van mijn voorouders in gedachten. Mijn ouders hebben ons behoed van financiële zorgen. Hierdoor konden we vragen stellen, risico's nemen, en de sprong wagen. Ironisch genoeg, en waarschijnlijk vaak tot hun frustratie, is het die toewijding aan standvastigheid die me de waarde ervan in vraag liet stellen. Of minstens de waarde die we eraan schonken in het verleden, in de 21ste eeuw. Laat me even ingaan op de eerste vraag. Hoe zouden we moeten werken? We zouden moeten werken als onze moeders. Dat klopt. We hebben de afgelopen decennia geprobeerd om vrouwen te integreren in een bedrijfswereld geleid door mannen. Ze deden veel moeite om erbij te horen. Anderen stippelden een meer onconventionele weg uit en zochten een evenwicht tussen zin en geld, met genoeg flexibiliteit om te doen wat ze moesten doen voor diegenen waarvan ze houden. Mijn moeder noemde het 'zorgen dat het werkt'. Loopbaanbegeleiders noemen dat vandaag een 'portfoliocarrière'. Hoe je het ook wil noemen, steeds meer mannen hunkeren naar zo'n vol, zij het druk, leven. Ze voelen de plicht en het verlangen om een aanwezige vader en zoon te zijn. Kunstenares Ann Hamilton zei dat werken een manier van weten is. Werken is weten. Anders gezegd, we werken aan datgene dat we kennen van de wereld. Als dat klopt, en ik denk van wel, dan hebben vrouwen die meer voor de kinderen hebben gezorgd, of voor zieken en ouderen, meer dan anderen de voordelen ondervonden van de meest diepgaande vorm van kennis die er is. Ze kennen de menselijke aard. Door zorg voorop te stellen, eisen nu ook mannen hun plaats op in alle gebieden van het menselijk bestaan. Nine-to-fivejobs zijn dus niet langer aan iedereen besteed. Prikklokken worden overbodig, net als carrièreplanning. Iedere dag ontstaan nieuwe sectoren en sterven er andere uit. En dat gaat steeds sneller. We moeten ophouden met kinderen te vragen wat ze willen worden als ze groot zijn. We moeten ze vragen hoe ze willen zijn als ze groot zijn. Hun werk zal constant veranderen. De enige zekere factor zijn zijzelf. Hoe beter ze hun gaven kennen, en gelijkgestemden vinden om mee samen te werken, hoe beter ze eraan toe zullen zijn. Nadien moeten we ook het sociale vangnet heruitvinden, zodat het past in onze gefragmenteerde economie. We willen een overdraagbare ziekteverzekering en een beleid dat erkent dat iedereen kwetsbaar mag zijn, of mag zorgen voor de zwakken, zonder in de armoede te belanden. We moeten een universeel basisinkomen echt overwegen. We moeten onze arbeid anders organiseren. De belofte van een arbeidswereld die werkelijk aansluit bij de waarden van de 21e eeuw, -- niet het archaïsche idee om brood op de plank te brengen, is nu meer dan ooit nodig. Vraag het maar aan je moeder. Hoe zit het met die tweede vraag? Hoe horen we te leven? We zouden moeten leven zoals onze geïmmigreerde voorouders. Toen zij in Amerika aankwamen, moesten ze vaak een kamer delen, zien te overleven, voor de kinderen zorgen en alle hongerige magen zien te vullen, hoe weinig voedsel men ook had. Maar ze hadden gehoord dat succes betekent dat je je dorp achterlaat en het iconische symbool van de Amerikaanse Droom najaagt. Het huisje met de tuin. Zelfs vandaag is dat nog zo. We dromen over succes en eigen bezit. Maar als je het sentiment errond weghaalt, zie je dat het ons enkel verdeelt. Veel Amerikanen verwerpen het huisje met het tuintje en het bevoorrechte leven dat zich erin afspeelt. Ze eisen hun dorpsleven terug op, en hun afhankelijkheid van elkaar. Vijftig miljoen Amerikanen wonen met meer dan één generatie samen onder één dak. Dit aantal is geëxplodeerd tijdens de Grote Recessie, maar blijkbaar houden sommigen ook van die levensstijl. Twee derde van de mensen die met meerdere generaties onder één dak leven zeggen dat het hun relatie verbeterd heeft. Sommigen delen hun huis, niet met hun familie, maar met anderen die geloven in de economische en gezondheidsvoordelen van samenwonen op dagelijkse basis. CoAbode is een online platform voor single moeders die hun huis willen delen met andere single moeders. Het telt al vijftigduizend gebruikers. Mensen die ouder zijn dan 65 jaar zijn zeer te vinden voor deze nieuwe manieren van samenleven. Ze begrijpen dat hun levenskwaliteit afhangt van een mix van eenzaamheid en solidariteit. En eigenlijk geldt dat voor ons allemaal, jong en oud. We hebben lang gedacht dat we ons moesten afzonderen om gelukkig te zijn. Maar al het onderzoek toont iets anders aan. De gezondste, gelukkigste en zelfs veiligste mensen, wat betreft hun impact op het klimaat, criminaliteit en al de rest, die Amerikanen zijn die samenleven met hun buren. Ik heb dit zelf ervaren. In de afgelopen jaren heb ik in een 'cohousing community' gewoond, middenin een veld kakibomen, waar een braamstruik zich een weg kronkelde in de openbare tuin, pal in het midden van de binnenstad van Oakland, trouwens. Alle negen wooneenheden zien er anders uit... verschillende groottes en vormen. Maar ze moeten zo groen mogelijk zijn. Dankzij grote, zwarte zonnepanelen op ons dak bedraagt onze elektriciteitsrekening minder dan vijf dollar per maand. We zijn met z'n vijventwintig, van alle leeftijden en politieke overtuigingen en beroepen. We wonen in huizen die alles hebben wat andere huizen ook hebben. Daar bovenop delen we een industriële keuken en een eetruimte, waar we tweemaal per week samen eten. Mensen aan wie ik dit vertel reageren vaak op twee extreme manieren. Ofwel vragen ze waarom niet iedereen zo leeft. Ofwel vinden ze dat het totaal afschuwelijk klinkt, en dat dat niets voor hen is. Laat me jullie geruststellen: we hebben veel respect voor de privacy van anderen. Maar we zijn ook toegewijd aan wat we 'radicale gastvrijheid' noemen. Niet het soort gastvrijheid uit hotelreclames, maar het soort gastvrijheid dat zegt dat iedereen goed behandeld moet worden. Punt uit. Mijn grootste verrassing bij dit leven in een commune? Je deelt het hele huishouden, de reparaties, het koken, het tuinieren, maar je deelt ook de emotionele arbeid. Je hangt niet langer af van de traditionele familie-eenheid om je emotionele noden te vervullen. Je kunt je wenden tot zo'n twintig mensen om bij te praten na een moeilijke dag, of na een aanvaring met een grofgebekte leraar. In onze gemeenschap trekken tieners vaak naar andere volwassenen dan hun ouders op zoek naar advies. Bell hooks noemde dit 'revolutionair ouderschap', de nederige erkenning dat kinderen gezonder zijn als ze een breder vangnet hebben waar ze op kunnen terugvallen. Het is gebleken dat de volwassenen ook gezonder zijn. Het is niet makkelijk om de perfecte familie te moeten zijn met een huisje en een tuintje. We zijn de echte nieuwe rijken, denk ik. Het draait minder om het investeren in de perfecte familie, maar meer om het investeren in het imperfecte dorp. Of dat nu samenwonen is met familie, of in een cohousing community, of simpelweg enkele buren die elkaar echt willen kennen, en voor elkaar zorgen. Da's toch gewoon gezond verstand, niet? En toch heeft geld ons dommer gemaakt over elkaar de hand reiken. De meest betrouwbare rijkdom is te vinden binnen een relatie. De nieuwe rijkdom is helemaal geen individualistische toekomst. Integendeel. Als je denk dat je een mislukking bent, dan heb ik goed nieuws voor je: misschien ben je wel succesvol volgens standaarden die je nog niet toepast. Je bent dan wel geen veelverdiener, maar wel een geweldige vader. Je kan je geen droomhuis veroorloven, maar je organiseert wel legendarische buurtfeestjes. Als je een schoolvoorbeeld bent van succes, dan zouden de vooruitzichten wel eens slechter voor je kunnen zijn. Je bent misschien een mislukking volgens je eigen maatstaven, maar die erkent de wereld niet. Dat doe je enkel zelf. Ik weet dat ik geen afspiegeling ben van mijn overgrootmoeder, die zo'n kort en heftig leven heeft gekend, al verdiende ik nog zoveel dat ik me elke luxe kon veroorloven. Maar je kunt lijden niet afkopen, of betekenis kopen. Er is geen huis groot genoeg om de pijn uit te wissen die zij moet gevoeld hebben. Ik kan haar eren door mijn leven zo geëngageerd en moedig mogelijk te leven. Temidden de wijdverspreide onzekerheid mogen we wel degelijk onzeker zijn. Maar we kunnen deze onzekerheid ons laten verzwakken, of flexibeler maken. We kunnen ons op onszelf terugplooien, het vertrouwen verliezen in de instellingen, zelfs het vertrouwen in onszelf. Of we kunnen ons openstellen en geloven in de kracht om de hand te reiken, te verbinden, te creëren. Blijkbaar is het grootste gevaar niet dat je de American Dream niet waarmaakt. Het grootste gevaar dat je een droom waarmaakt waar je eigenlijk niet in gelooft. Doe dat dus niet. Ga voor de moeilijkere optie. Bouw een leven op voor jezelf waarin wat je iedere dag doet, wie je je liefde, oprechtheid en energie geeft overeenstemt met waar je in gelooft. Dat, en niet het verdienen van veel geld, is een ode aan je voor voorouders. Dat is een mooie strijd. Dank u. (Applaus)