Welkom bij Reasonable Doubts. Je skeptische gids over godsdienst. (Muziek) Je luistert naar Reasonable Doubts de radioshow en podcast voor degenen die niet zomaar iets geloven. Ik ben Jamie Beahan en voor deze speciale uitzending van Reasonable Doubts hebben we een lezing die ik gaf in februari aan de Grand Traverse Humanists in Traverse City, Michigan. De lezing droeg de titel: "Zijn wij beter door religie?" Een kritische analyse van de religieuze prosocialiteitshypothese. Vaste luisteraars zullen ongetwijfeld veel van de studies herkennen die in de lezing worden besproken. Een eerdere RD-extra en onze aflevering 'The Skeptics Toolkit to Psychology of Religion' bespraken deze resultaten. Maar deze lezing is wat anders. Voornamelijk om het triviale en vast teleurstellende feit dat ik de resultaten presenteer in plaats van onze 'huisdokter', professor Luke Galen. Maar ik denk dat deze lezing zijn verdienste heeft omdat ze een wijd spectrum aan studies die we in onze show, over de jaren besproken hebben tot een handige plek samenbrengt wat het hopelijk makkelijker maakt voor fans van de show om een overzicht van de informatie te krijgen of te delen met een vriend. En doe dat alsjeblief. Dit is belangrijk onderzoek en ik weet dat dokter Galen het met mij eens is dat het niet de aandacht heeft gekregen die het verdient. Dus je zou ons en de skeptische beweging een goede eer bewijzen door deze lezing te delen op blogs en sociale media die je vaak bezoekt. En onderschat ook niet de kracht van de vertrouwde mond-of-mond reclame. En bezoek doubtcast.org om reacties of vragen en feedback met ons te delen over de afleveringen. Luister ook volgende week naar de beoordeling van Doubtcasters van de nieuwe christelijke propagandafilm "God's not dead". Het belooft veel goeds. Tot dan, veel succes en blijf twijfelen. (Muziek) (Applaus) Dank u voor uw komst en bedankt voor de uitnodiging om voor jullie groep te mogen te spreken. Mijn naam is Jeremy Beahan. Ik doceer wereldreligies en een introductie op de filosofie naast een handvol andere ondewerpen, aan Kendall College of Art Design. Ik ben ook producent en co-host van de Reasonable Doubt podcast welke op zijn hoogtij jarenlang de meestbeluisterde atheïstische podcast op iTunes was, de People's Choice podcastprijs won voor het beste religieus geïnspireerde podcast. - (gelach) Wat wat apart was. Mensen kijken mij raar aan als ik dat zeg. Ik spreek vanavond over de vraag "Word je een beter mens van religie?" en we benaderen dit niet zozeer van een filosofisch perspectief zoals deze vraag meestal wordt behandeld maar we benaderen dit van een empirisch standpunt. Wat kan de wetenschap ons eigenlijk vertellen over de invloed van religie op moraliteit. De ondertitel is: Een skeptische kijk op de religieuze prosocialiteitshypothese. Dat vraagt waarschijnlijk om wat uitleg. Je hebt misschien al door dat de informatie compact zal zijn. Maar ik hoef je niet te vertellen dat in onze cultuur er een wijdverbreide aanname bestaat dat religieus zijn noodzakelijk is om een gelukkig en ethisch persoon te zijn. We hebben een zee van predikers, geleerden en gewone mensen die ons dagelijks herinneren dat zonder God, de samenleving snel zou ontwrichten tot zondigheid en anarchie. Wat je misschient niet weet is dat de sociaal-psychologisch onderzoek op het eerste gezicht deze stelling ondersteund. De meer technische term voor de hypothese dat religie van ons een goed mens maakt is bekend als de religieuze prosocialiteitshypothese Het is vanavond mijn taak om je een overzicht van dit onderzoek te presenteren en je de noodzakelijke middelen te geven om hier kritisch over na te denken. Want we zullen zien dat de religieus prosocialiteitshypothese zeker wel enige ondersteuning heeft. Maar wanneer we het bewijsmateriaal nader bekijken, gaan we ontdekken dat het venijn in de details zit. Maar ik wil beginnen met een vrijwaring: Ik verdien geen waardering of verwijt voor wat ik vanavond zal zeggen. Dit is niet mijn onderzoek dat ik presenteer. Het is eigenlijk het onderzoek van Luke Galen. Hij is een professor in de psychologie van religie aan Grand Valley State University en bijna alles wat ik vanavond vertel komt van zijn paper in het Psychological Bulletin van de American Psychological Association, getiteld: "Zet religieus geloof aan tot prosocialiteit, een kritische examinatie". Hoe ben ik bij dit onderwerp beland? Hij droeg mij op om een samenvatting van zijn onderzoek te schrijven, het distilleren van een pagina's lange bespreking tot een coherent stuk dat de gemiddelde lezer uiteindelijk kan begrijpen. Dus dat was mijn taak: het herschrijven van zijn bespreking en gratis onderzoek. En omdat Luke Galen niet graag het huis verlaat, of contact heeft met gewone menselijke wezens (Gelach) heeft hij mij aangewezen als zijn woordvoerder. Hij grapt dat ik Galen's Bulldog ben. Blijkbaar ben ik zoals Thomas Henry Huxley was voor Darwin. Dus ik ben blij dat ik interviews kan geven en groepen zoals deze kan toespreken over dit onderzoek omdat ik denk dat het naar buiten gebracht moet worden. Goed, voordat we verder gaan laten we definiëren wat we met prosocialiteit bedoelen. Ik haat het woord nu al. Ik ben nog maar net begonnen en ben nu al moe van het woord, maar de term prosocialiteit refereert aan een soort positief sociaal gedrag en op dit gamma staat vrijgevigheid in de vorm van liefdadigheid of gespendeerde tijd aan vrijwilligerswerk tot aan persoonlijke kwaliteiten, wellicht, zoals positieve persoonlijke kenmerken: hulpvaardig zijn, eerlijk zijn. En er is zelfs een indrukwekkende reeks van wetenschappelijke studies die deze hypothese ondersteunen. Die proberen aan te tonen dat de religieuzen meer prosocialiteit tonen dan de niet-religieuzen. Uiteindelijk is dit zelfs het onderwerp geworden van een aantal populaire boeken. Een waar je misschien van gehoord hebt is "A Friendly Letter to Skeptics and Atheists" van David Myers of meer recentelijk “American Grace, How Religion Divides and Unites Us” Dus het brede publiek wordt verteld dat de gegevens binnen zijn en religie je gelukkig maakt, gelukkiger, gezonder en meer behulpzaam. Dat dit een conclusie is dat niet simpelweg filosofie is, of religie. Het is wetenschap. Zelfs sommige atheïsten lopen hiermee weg. Een klaarblijkelijk overweldigende zaak voor het prosocialiteitseffect van religie is genoeg om mensen hiervan te overtuigen, zoals Jesse Bering, — een atheïstische psycholoog en eigenlijk een behoorlijke goede auteur — voldoende om hem te overtuigen dat religie heilzaam is, tenminste voor anderen. Jesse Bering biechtte in het artikel Don't trust the godless in Slate-magazine, zelfs op: — "Zelfs als een atheïst vertrouw ik religieuze mensen meer en de wetenschap ondersteunt me nu daarin." In een vollediger citaat zegt hij: — "Dit is een moeilijke bekentenis want het lijkt ongelooflijk hypocriet, maar toch is het zo dat ik religieuze mensen meer vertrouw dan atheïsten. Betrouwbaarheid is iets anders dan intellectualiteit. En ik denk dat ik vooral een sociale pragmaticus ben in mijn omgang met andere mensen." Dus een vrij overtuigende bewering als zelfs atheïstische psychologen zeggen: "Vertrouw niet op de goddelozen." Voordat we verder gaan, kijken we naar de methoden die worden gebruikt in onderzoek naar prosociologie. We gaan kijken naar een verscheidenheid aan experimentele opstellingen en methoden om dit soort onderzoek uit te voeren. Dit omvat zelfrapportage, wat mensen zeggen over zichzelf. En beoordeling van individuelen door derden Laboratoriumonderzoek naar gedrag We zullen het hebben over laboratorium- onderzoek met economische spelletjes. Priming-onderzoek, waarbij mensen onbewust worden geïntroduceerd aan een religieus concept. Meestal zonder dat ze het zich realiseren, zijn ze geconditioneerd door het concept. We zullen zien wat dan gebeurt. En ook schalen van spiritualiteit, schalen die bedoeld zijn om iemands spiritualiteitsniveau te detecteren. En dat dan te vergelijken met hun gedrag. Ik ga proberen te benadrukken wat de valkuilen zijn waarmee onderzoekers worden geconfronteerd bij iedere van deze onderzoeksmethoden. Laten we beginnen met de zelfrapportagegegevens. Maakt religie een beter mens van je? De gelovigen lijken dat wel te denken. Toen men gevraagd werd om een beoordeling te geven van het eigen karakter en waarden, leken religieuzen aan te geven dat zij dankbaarder ingesteld zijn. Ze beoordelen zichzelf als behulpzamer. Ze beweren meer waarde te hechten aan vergeving dan niet-religieuzen Veel onderzoeken laten deze zelfrapportages voor zich spreken. Het feit dat gelovigen denken dat ze moreler zijn, wordt gezien als bewijs dat ze deze prosociale karaktertrekken hebben. De grote vraag is, moeten we gelovigen op hun woord geloven? Nee, niet als hun evaluaties gebaseerd zijn op vooringenomenheid in plaats van een realistische inschatting van hun eigen karakter. Zelfrapportagegegevens zijn vaak onbetrouwbaar door zijn aard. Mensen zijn gevoelig voor de vorming van positieve illusies over zichzelf. We doen het allemaal. We hebben de neiging om onze reacties op de vragenlijsten mooier te maken om onszelf beter neer te zetten. Soms is dit gewoon een bezorgdheid over ons zelfbeeld. Sociaal psychologen noemen dit zelfversterking. Of, soms willen we een goede indruk maken op anderen, of in het bijzonder voor onze groep. Dit wordt soms aangeduid als impressiemanagement. Hoewel dit een wijdverspreide tendens is en zeker niet beperkt is tot de religieuzen, is het interessant dat deze tendens meer uitgesproken kan zijn bij degenen die een sterke mate van religieus geloof hebben Zeer religieuze mensen hebben in het algemeen de neiging om zichzelf als beter te zien dan anderen. Zelfs beter dan andere religieuze personen. En ze evalueren zichzelf hoger dan niet-religieuze personen op kenmerken die absoluut niets te maken hebben met de religie. Ze beoordelen zichzelf bijvoorbeeld hoger op intelligentie, of het zijn van een goede werknemer. Zaken die geen direct verband houden met hun religieuze moraal Van mensen met een hoge intrinsieke religiositeit is daadwerkelijk aangetoond dat ze een hogere mate van zelfversterking en impressiemanagement hebben. Bijvoorbeeld: Als je een christen herinnert aan zijn eigenwaarde. zal die eerder geneigd zijn aan te geven dat die leeft naar christelijke principes Meer dan zijn geloofsgenoten Als je het omgekeerde doet en je geeft ze een beoordelingsrapport dat hun hoge zelfwaardering in vraag stelt, of laat ze schrijven over iets dat ze niet leuk vinden aan zichzelf. Degenen die hoog scoren op intrinsieke religiositeit — Dat is de sterkte van het geloof — nemen eerder hun toevlucht in zelfbedrog als een compensatiestrategie. Ook zijn zeer religieuze mensen in het bijzonder bezig met zichzelf te positioneren als een moreel persoon. en voelen zich vooral aangevallen als dat beeld uitgedaagd wordt. Ik denk dat de grote vraag is waarom onderzoekers soms zoveel vertrouwen hebben in deze zelfrapportages? Nou, omdat deze positieve zelfrapportages soms bevestigd worden door anderen: Hun familie, hun collega's, hun gelijken. Dus derden beoordelen religieuze personen als aardiger, meegaander en hoog altruïstisch evenals empathisch. Voor sommigen is dit bewijs dat deze zelfrapportages geen zelfbedrog zijn. Dat het geen morele hypocrisie is. Het zijn correcte beoordelingen van hun karakter. Maar ik denk dat we hier nog steeds een beetje skeptisch kunnen zijn. Wanneer we spreken van een overwegend religieuze samenleving, — waar ongeveer 80% tot 95% van een volk religieus is. en ongeveer 75% zich in ieder geval Christen noemt — is de kans groot dat een substantieel deel van de families en collega's van de ondervraagden ook religieus zijn. Wat betekent dat er sprake kan zijn van een ingroup bias. En er is ook bewijs dat dat ondersteunt. Ingroup favoritisme is een goed bestudeerd fenomeen in de sociale psychologie. Nogmaals, dit gaat niet alleen om religieuze mensen hier, maar ons allemaal. Het is natuurlijk voor mensen om een gevoel van eigenwaarde te ontlenen aan de groepen waarmee ze zich associëren. Het is natuurlijk om een positief beeld te tonen aan het publiek, voor degenen die hun identiteit te delen. Dus in overeenstemming met voorspellingen van de sociale identiteitstheorie zien we dat gelovigen voorkeur hebben voor andere personen, en slechter spreken van niet-religieuzen. En dit omvat zelfs mensen van andere religieuze groepen. Vaak reikt deze voorkeur — en dit is het belangrijkste punt — Vaak reikt deze voorkeur tot andere religieuze personen ongeacht of ze goed gedrag vertonen. Ze alsnog gunstiger beoordeeld, ook als ze weinig goeds hebben gedaan. Ik zal je een voorbeeld geven. Soms waarderen gelovigen andere religieuze individuen hoger dan niet-religieuze individuen, zelfs bij exact hetzelfde gedrag. Ik nam deel aan deze studie, die in 2011 gepubliceerd werd. Als deelnemer droeg ik voor de camera twee verschillende T-shirts. Drie eigenlijk. Een effen wit t-shirt; Een T-shirt met een jezus-vis. Daarna een T-shirt met Darwin-vis. En steeds las ik exact dezelfde tekst op. waarmee ik mezelf presenteerde als een student die zijn voorjaarsvakantie gebruikte om een noodhulporganisatie te helpen. en sprak over mijn positieve ervaringen. Geen vermelding van godsdienst of iets anders. We vonden in deze studie dat mensen mij als leuker, intelligenter, betrouwbaarder en aardiger en moreler beoordeelden, als ik het T-shirt met Jezusvis droeg Dus hetzelfde gedrag, maar door het subtiele signaal dat ik religieus zou zijn, werd mijn gedrag als beter beoordeeld. De meeste onderzoeken die gebaseerd zijn op beoordelingen door derden controleren niet afdoende voor deze neiging voor ingroup bias. En dat is het probleem. idealiter zouden onderzoekers ervoor zorgen dat de deelnemers zich volledig onbewust zijn van de religieuze identiteit van degenen die ze beoordelen. Dan hebben we meer reden om hun evaluaties te vertrouwen als nauwkeurig. Maar dit is helaas zelden het geval. Maar in onderzoeken waar dat gedaan is, en de meeste onderzoeken waar de schrijvers bewust waren van de religieuze identiteit van de ondervraagden kwam een duidelijke vooringenomenheid naar voren. en dat suggereert een ingroup bias. Wanneer ze weten dat iemand religieus is, boordelen ze die positiever. Er zit een interessante draai aan dit alles Niet-religieuze mensen lijken mede ongelovigen niet als prosocialer te beoordelen dan religieuzen. Om de een of andere reden, heeft deze ingroup bias minder invloed op de niet-religieuzen. Zou het feit dat niet-religieuzen de religieuzen hoger beoordelen erop wijzen dat deze uitspraken gebaseerd zijn op een duidelijke beoordeling van hun karakter? Zouden atheïsten echt een voorkeur hebben voor religieuzen? Eigenlijk is het goed mogelijk dat dat het geval is als ze in hun oordeel verleidt worden door een sterk pro-religieus cultureel stereotype. En opnieuw zijn er aanwijzingen dat dat het geval is. Hier is meer bewijs voor een pro-religieus stereotype, dat we tegenkomen door te kijken naar soortgelijke onderzoeken die uitgevoerd zijn in andere culturen dan de onze. Bijvoorbeeld zelfrapportage van geluk, levensvreugde, en persoonlijke eigenschappen als instemmigheid, zijn nauwer verbonden met religie in de Verenigde Staten dan in het Verenigd Koninkrijk of Noord-Europa, waar religie minder dominant is. Om een concreet voorbeeld te geven, dit onderzoek vroeg mensen naar hun indruk van mensen, door het kijken naar foto's van gezichten. En lachende gezichten werden beoordeeld als religieuzer dan de niet lachende gezichten. (Laughter) Dat was zo in de Verenigde Staten. in het Verenigd Koninkrijk was precies het tegenovergestelde het geval. En dit lijkt een algemene relatie te zijn tussen religie, en zelfbeheersing, geestelijke gesteldheid psychologische aanpassing, sociale steun. In het algemeen, in samenlevingen waar niet-religieuzen in de meerderheid zijn, worden niet-religieuzen beter beoordeeld op al die kenmerken. Opnieuw bewijs dat er een culturele bias speelt Ik denk dat het nu duidelijk is dat zelfrapportagegegevens geen betrouwbaar bewijs biedt voor de religieuze prosocialiteitshypothese. Zelfevaluaties op religieuze onderwerpen zijn kwetsbaar voor zelfversterking, impressiemanagement, verstoringen door anderen, en worden mogelijk beïnvloed door een wijdverbreid pro-religeus cultureel stereotype. Het is misschien beter, om in plaats van te vertrouwen op zelfrapportages, te kijken naar gecontroleerde metingen van gedrag of zoals Jezus het gezegd zou hebben, leer gelovigen kennen aan hun vruchten. Niet aan hun woorden. [Mattheüs 7:13] Laten we eens kijken wat hun daden ons vertellen Nou, ten eerste, religieuze personen zeggen meer waarde te hechten aan vergiffenis dan anderen, maar het effect van religiositeit op vergeving blijkt verwaarloosbaar. Dit is slechts één studie dat aantoont dat een vergelijking tussen zelfrapportages en gecontroleerde experimenten van gedrag onthullen hoe vaak gelovigen niet voldoen aan hun hoge dunk van zichzelf. Degenen met een hoog en in intrinsieke religiositeit — opnieuw, die is een meetbaar effect — rapporteerden dat ze dankbaarder waren, maar maakten dat niet meer waar dan iemand anders in onderzoeken naar wederzijdse dankbaarheid. Hoge intrinsieke religiositeit schijnt agressie niet te verminderen Al is hier een wat eng detail: Het laat mensen denken dat ze minder agressief zijn dan ze werkelijk zijn. Fundamentalisten in het bijzonder rapporteren een hoge mate van altruïsme naar iedereen maar in werkelijkheid zijn ze meer bereid om vrienden of gelijkgestemden te helpen. Ze zijn niet even bereid om vreemden te helpen, of zogenoemde 'waardenovertreders', zoals bijvoorbeeld een homoseksueel. Dat is duidelijk aan de verkeerde kant van de waardenstrijd. We moeten onthouden, dat iedereen overschat hoe moreel hij is. Het is dus heel gebruikelijk om een verschil te vinden tussen hoe individuen hun gedrag voorspellen en hun daadwerkelijke gedrag. Als we iedereen in deze kamer zouden testen, zouden we waarschijnlijk hetzelfde fenomeen zien. Wij zijn niet anders. Het lijkt alleen sterker in religieuze populaties Zoals eerder gezegd, zeer religieuzen vertonen een sterkere neiging tot zelfversterking in interviews. En dit verschil tussen zelfrapportage en gemeten gerag is wijder bij religieuzen dan in de rest van de populatie. De grootste kloof die we waarnemen tussen altruïstische gedachten, en altruïstisch gedrag wordt eigenlijk gevonden in degenen die aangeven dat religie voor hen belangrijker is. Opvallend is dat het bewijs uit experimenten, soms zo haaks staat op ons stereotype over religie, dat sommige onderzoekers een draai geven aan hun deze conclusie. Wat ze publiceren toont geen positief effect voor religie maar hun samenvatting, of interpretatie, spreekt met glorende bewoordingen. Bijvoorbeeld in dit onderzoek uit 1999 zeggen McCullough & Worthington: "Zelfs al zouden religieuze mensen in het dagelijks leven er niet in slagen om meer vergevingsgezind te zijn, dan minder religieuze mensen, ze willen graag vergeven" En vervolgen door te vertellen hoe geweldig het is dat ze goede, vergevende mensen willen zijn. Ik wil stellen dat het prijzen van gelovigen voor hun morele intenties, het punt nogal mist. Het is niet dat het goed is dat we beter willen zijn. In sommige gevallen denken ze al dat ze superieur zijn. En er schuilen grote gevaren in het hebben van een onrealistische inschatting van het eigen karakter en beperkingen. Laten we verder gaan met een ander type onderzoek: Religieus priming onderzoek. Hoewel religieuze personen zich niet moreler lijken te gedragen dan ze opgeven. Het zou nog altijd vreemd zijn — Ik vind het persoonlijk vreemd — als religie niet enige invloed heeft op moreel gedrag Na alle geschriften en preken vol van aansporingen om uw naaste lief te hebben; voor anderen te zijn zoals je zelf behandelt wil worden. En ik zou denken dat frequente blootstelling aan deze berichten zou resulteren in pro-sociale gedragingen. Dus priming onderzoek is een nuttige manier om dit te ontrafelen. Opnieuw, de deelnemers zijn geprimed. misschien moesten ze woorden ontcijferen. met religieuze woorden erin of misschien moeten ze een gedeelte van de geschriften lezen en een reactie daarop schrijven. Soms kan het heel subtiel zijn. Zoals symbolen in de kamer Een kruisbeeld in de kamer, of sieraden of kleding. Soms is het alleen de context. Zoals het uitvoeren van het experiment in een kerk in plaats van een gymzaal. Het goede nieuws van priming onderzoek is dat we hiermee het beste bewijs kunnen vinden voor de religieuze pro-socialiteitshypothese. Er zijn veel gegevens die het ondersteunen. Er zijn goede onderzoeken die meer eerlijkheid en vrijgevigheid aantonen onder de religieuzen. Sterker in het delen; in de samenwerking; hebben meer zelfcontrole in lastige situaties; en een grotere weerstand tegen verleiding. Waarom zijn deze religieuze concepten zo goed in het primen van dit soort gedragingen Verschillende onderzoeken noemden een mogelijk mechanisme: Bovennatuurlijke controle, noemen ze het. De overtuiging dat iemand zijn acties voortdurend en onvermijdelijk geobserveerd worden door een goddelijk wezen. Dit is een sterke herinnering aan ons om bewust te zijn van onze acties en misschien is dat waarom religieuze concepten dit pro-sociale gedrag aansturen. God zou je in de gaten kunnen houden. Maar ik wil wat opvallende details delen. die niet vaak vertelt worden in deze priming onderzoeken. Neutrale religieuze woorden, zoals "bijbel", "discipel" of "kapel" lijken het helpende gedrag niet te bevorderen. Het lijken alleen de positieve woorden te zijn zoals "hemel", "wonder" of "zegen" die dat effect op mensen hebben. Nog interessanter, de positieve effecten lijken niet afhankelijk te zijn van de mate van religiositeit van de persoon. Je kan een beetje religieus zijn of je kan hardcore fundamentalistisch zijn, de priming effecten werken op dezelfde manier. Ook niet-religieuze mensen reageren positief op religieuze primen. En met exact dezelfde mate als hun religieuze tegenhangers. Als jij zou kijken naar al die symbolen, zou je ook moreler gaan handelen. Nog interessanter, priming met seculiere begrippen als "beschaafd", of "gerecht" blijken net zo krachtig in het aanmoedigen van eerlijkheid of afname in hypocrisie, als religieuze primen. En religieus wantrouwen naar atheïsten, het wantrouwen dat ze hebben naar ons, neemt af als de religieuzen geprimed worden met concepten van seculiere autoriteit. Dat is erg interessant. Waarom zou dat zo zijn? Eén idee — niet helemaal duidelijk — maar een idee is dat gelovigen weten dat atheïsten niet hun leven leven alsof God ze in de gaten houdt. Dus zonder de bovennatuurlijke controle kunnen ze zich afvragen welke reden we hebben om ons goed gedragen. Maar dit wantrouwen kan verlicht worden, wanneer we eraan herinnerd worden dat moraliteit op verschillende manieren gecontroleerd kan worden. Dus het primen met beschaving, herinnert iedereen er aan dat er een sociale orde is. Er is iets dat deze 'boze' atheïsten in de toom houdt. En zo zwakken hun negatieve indrukken af. Verbazingwekkend is dat zelfs de aanwezigheid van een spiegel of simpelweg foto's van ogen in het laboratorium hetzelfde effect hebben. Wat de gedachte aan bovennatuurlijke controle kracht geeft. Uiteraard heeft dit gevolgen voor de religieuze pro-socialiteitshypothese Religieuze concepten lijken niet pro-sociaal gedrag, zoals eerlijkheid, te beïnvloeden ómdat ze religieus zijn. Het is wel mogelijk dat ieder concept dat raakt aan moraliteit in een bepaalde cultuur zorgt voor meer aandacht voor de bescherming van je eigen reputatie. Nogmaals, omdat er een wijdverspreide culturele stereotype dat religie verbonden is met moraliteit, activeren religieuze concepten moreel gedrag. Maar zoals we zagen, doen seculiere primen hetzelfde. Hoewel de positieve effect van het primen met religieuze concepten de krant haalt, horen we meestal niets over de donkere kant ervan. Talrijke onderzoeken demonstreren dat sociaal ongewenste gedragingen, zich ook manifesteren wanneer proefpersonen blootgesteld worden aan religieuze berichten. Bijvoorbeeld, proefpersonen die passages uit de Bijbel lazen waarin God geweld dicteerde, dienden meer elektrische schokken toe, dan de controlegroep in onderzoeken naar agressie. We moeten opmerken dat dit ook werkt op ongelovigen. Zelfs een niet-gelovige die die passages uit de Bijbel leest, wordt ook meedogenlozer in hun gedrag ten opzichte van iemand anders. Het is enkel dat het effect meer uitgesproken lijkt bij gelovigen Vooral verontrustend is deze subgroep van religieuze gelovigen met een hoge intrinsieke religiositeit én hoge mate van onderdanigheid. Deze groep was zeer zorgwekkend, omdat zij het meest meedogenloos werden, nadat zij geprimed waren met religieuze woorden. Ze leken volledig te ontsporen. Wat ik daarmee bedoel is dat het niet op iedereen hetzelfde effect heeft. Persoonlijkheidskenmerken spelen een rol die de reacties verergeren of bedrukken. Ik wil graag deze studie laten zien. Bij experimenten waarbij mensen de Bijbelse versie van de gouden regel moesten te lezen was bij Christenen geen afname van homofobie te merken. De negatieve houding naar homoseksuelen was zeker niet afgenomen door het lezen van iets wat je zou omschrijven als een zeer positieve prime: De gouden regel. Gek genoeg, het lezen van de boeddhistische versie van de gouden regel, verhoogde hun homofobe reacties. Als ze een andere religieuze tekst lazen, die vertelde dat ze barmhartig moesten zijn, en doen naar anderen hoe anderen naar hen zouden moeten doen, wilden ze dat nog minder doen. (Laughter) Dit is misschien omdat de morele verplichting kwam van deze gewantrouwde outgroup-bron Evenzo, het ontcijferen van woorden die geassocieerd worden met het christendom zorgde voor een toename van raciale vooroordelen ten opzichte van Afro-Amerikanen. Dat is een bevinding van Johnson, hoofdauteur Johnson in 2010. En houdingen naar alle mensen buiten de eigen groep werd negatiever, als de experimenten plaatsvonden in een kerkelijke omgeving in plaats van een burgerlijke omgeving. Dit is een vreemde paradox, waar we naar kijken. Primen met religieuze concepten, lijkt zowel pro-sociaal gedrag, zoals eerlijkheid en delen, én non-pro-sociaal gedrag zoals agressie en vooroordelen te versterken. Dit klinkt logischer wanneer we kijken naar een andere bijzondere, maar consistente bevinding uit de literatuur. Dat de vriendelijkheid van religieuze individuen meestal niet naar iedereen universeel uitgedragen wordt. De voornaamste begunstigden van religieuze pro-socialiteit, zijn meestal andere gelovigen. Dit wordt vooral duidelijk in economische spelletjes. Om wat tijd te winnen zal ik niet ingaan op de werking van al deze spelletjes. Maar de basis is dat mensen handelen of geld uitwisselen. De spellen zijn ontworpen om samenwerking en vertrouwen aan te moedigen. Dus in principe, als de spelers samenwerken, winnen ze allebei meer. Maar één speler kan de mogelijkheid hebben om meer geld te winnen door de andere spelers te bedriegen of toe te liegen. Dus dit is dit is allemaal om de samenwerking te evalueren. Evenals vertrouwen, gunnen, enzovoorts. Wat tonen de economische spelletjes aan? In onderzoeken naar economisch gedrag, waarbij de religiositeit van de spelers bekend is. — dus we weten wat die is — komt een algemene trend naar voren. Religieuze spelers werken meer samen en geven meer geld dan niet-religieuze spelers. Dus ze doen dat, ze geven meer. En ze hebben meer vertrouwen dan de niet-religieuzen. De pro-socialiteitshypothese is waar. Het heeft alleen die draai dat ze het alleen geven aan degenen die dezelfde religieuze identiteit hebben. Bijvoorbeeld, dit onderzoek, Ahmed, 2009, vond dat religieuze studenten grotere sommen geld aanboden dan niet-religieuze studenten maar alleen aan die van hun eigen religieuze groep. Deze resultaten komen waarschijnlijk door dat fenomeen van voorkeur voor de ingroup. Maar er zou ook iets anders aan de hand kunnen zijn. Het kan opnieuw het pro-religieuze culturele stereotype zijn, want niet-religieuze deelnemers toonden geen voorkeur voor de ingroup, in die economische spelletjes. Ze hadden eveneens meer vertrouwen in de religieuze spelers dan in hun niet-religieuze gelijken. En gaven in totaal meer geld aan hen, desondanks het niet wederkerig was. Het is verbazingwekkend hoe ingebakken dat stereotype is. Dit patroon van voorkeursbehandeling is niet beperkt tot onderzoek naar economisch gedrag. Het is een algemene trend die voorkomt in de gehele literatuur. Er moest zelfs een nieuw woord bedacht worden om het uit te leggen. Een onderzoeker die erg populair is op dit gebied, genaamd Saroglou, bedacht de term minimale pro-socialiteit. Wat betekent: De versterkte hulp door een religieus iemand aan vrienden en de eigen groep leden, die leden buiten de groep niet krijgen, welke de religieuze waarden bedreigen. Ik denk dat de juiste uitleg is, — die grotendeel in overeenstemming is met het bewijs in deze economische spelletjes. — dat religieuze mensen minimaal pro-sociaal zijn. En als we dit idee van beperkte pro-socialiteit serieus nemen, verklaart het een heleboel andere trends die we zien in de data. Bijvoorbeeld, tussen verschillende culturen zien we dat religiositeit zwak, maar nog altijd positief correleert met de waarde van vrijgevigheid, liefdadigheid, mensen helpen. En toch, op hetzelfde moment, correleert het negatief met universele waarden, zoals het helpen van je buurman of een vreemdeling. De barmhartige Samaritaan. Dat soort dingen. Opnieuw lijkt het een contradictie, maar als je het idee van beperkte of minimale prosocialiteit serieus neemt, lijkt het steekhoudend. Het is opnieuw die voorkeur voor de ingroup. Het kan ook verklaren waarom religieuze prikkels ethnische vooroordelen versterken en het anders behandelen van mensen buiten de ingroup, omdat de religieuze concepten in hun hoofden de ingroup bias activeerden. Dit speelt ook bij religieus onderzoek naar geefgedrag. Dit is één van de conclusies waar ik minder zeker over ben. Maar het is heel duidelijk dat religieuze organisaties zelf de grootste bronnen van liefdadigheid zijn. Religieuze mensen geven veel meer aan goede doelen dan de niet-religieuze. En die vaststelling kom je over de hele linie tegen. Maar zoals andere onderzoeken aangaven, veel van de ontvangers, zelfs die seculier genoemd worden, lijken óf religieus, óf een religieuze organisatie te zijn. Dus al dit geld wisselt van handen binnen de ingroup. Dit zou zeer interessant zijn om te onderzoeken. Als we de voorkeur voor de eigen groep kunnen 'uitzetten', zien we dan nog steeds een kloof tussen de niet-religieuzen en de religieuzen? Misschien wel. En ik verwacht dat we dat zouden ontdekken. En om de volgende reden. Er zit een ander aspect aan religieuze liefdadigheid en dat is dat het belang dat gehecht wordt aan religie, minder invloed heeft op de vrijgevigheid, dan dat religieuze presentie dat heeft. Het betekent dat kerkbezoek de belangrijkste voorspellende waarde lijkt te zijn, voor hoeveel een religieus persoon ook daadwerkelijk geeft. Als je religiositeit meet naar geloof: 'Hoe overtuigd je bent dat God bestaat?' Dan zien we dat dat liefdadigheid in mindere mate voorspelt dan kerkbezoek. Ik denk dat we hier zien dat als je werkelijk in het gebouw bent, dat je een mogelijkheid wordt geboden om te geven. De schaal gaat rond. en er is sociale druk rond je om wat in die schaal te doen. Ik denk nog steeds dat de religieuzen daar gewaardeerd om moeten worden. Maar ze krijgen deze waardering voor het institutionaliseren van liefdadigheid. Het is mogelijk niet het religieuze geloof dat dit gedrag aanstuurt. Dus ik denk dat dit een interessante vraag naar boven brengt. Hoe meten we religiositeit eigenlijk? Want, zoals we zagen, afhankelijk van hoe we meten, krijgen we mogelijk verschillende resultaten. Meestal wordt een methodiek gebruikt, waarbij een gemiddelde populatie vergeleken wordt met religieuze, en zeer religieuze mensen. En dan worden alle atheïsten en agnostici, de mensen die beweren geen religieuze overtuiging te hebben, samen in die onderzoeksgroep gestopt. Er zijn verschillende manieren om te meten. Intrinsieke religiositeit is een mate van metafysische overtuiging of toewijding. Extrinsieke religiositeit, zoals ik het noem, is vaak een mate van gedrag: Hoe vaak bid je, voer je de rituelen uit. Het omvat soms ook — een andere manier van meten — het meten van religiositeit slechts op basis van kerkbezoek. Dus wanneer je een studie tegenkomt dat zegt dat religieuze mensen beter zijn in XYZ, dan is de volgende vraag die je moet stellen: Beter vergeleken met wie? En dat is omdat hoe je religiositeit meet, een grote invloed heeft op de bevindingen. Bijvoorbeeld, frequent kerkbezoek is gerelateerd aan bescheiden lagere mate van geestesziekte zoals depressie maar het effect is verwaarloosbaar als je religliositeit meet als zekerheid over het geloof. Nogmaals, mensen hebben een betere mentale gezondheid binnen een gemeente. Ze hebben een sociale netwerk dat hen steunt. Gelijkgestemde mensen om tegen te praten. Het geloof zelf lijkt daarin niet zo belangrijk te zijn. Onderzoeken waarbij gecontroleerd is voor sociale factoren tonen een sterk verminderd of ontbrekend effect van religieus geloof op de prosociale schaal. Dus je ziet dat hoe we religie meten en welke groepen we vergelijken, zeer belangrijk is in dit debat. Meestal, worden de sterkste prosociale geassocieerd met kerkbezoek en sociale contacten in plaats van enkel metafysische overtuigingen. Dus het lijkt dat het aansluiten bij groepen, veel van deze gedragingen aanstuurt. Zou een toegewijde seculiere groep — een zoals deze hier — een effect hebben zijn, zoals dat van een kerk? In dit boek dat ik eerder noemde — helaas is het begraven op pagina 472 — — je moet er eerst doorheen om deze beperking tegen te komen — Maar Robert Putnam noemt dat zelfs een atheïst die betrokken raakt in het sociale leven van een gemeente veel eerder geneigd is om als vrijwilliger in een gaarkeuken te helpen, dan de meest fervente gelovige die in zijn eentje bidt. En even daarvoor zegt hij op pagina 465: "Religieus geloof blijkt volledig irrelevant te zijn in een verklaring waarom een religieus iemand goed is voor zijn buren." Dat had op pagina 1 moeten staan. (Laughter) Maar de meeste recensenten van het boek kwamen niet zover. Dus je kan je voorstellen wat geschreven werd in de populaire media. Eigenlijk is dat een groot probleem. Het probleem met de meeste studies is dat ze — nogmaals — alle niet-gelovigen op een hoop gooien, zonder rekening te houden hoe zeker ze zijn in hun ongeloof; of ze groepen bijwonen zoals jullie; hoe betrokken ze in het algemeen zijn met de gemeenschap. Ze worden allemaal op de hoop van niet-religieuzen geworpen. En dan worden ze vergeleken met gematigde religieuzen en zeer religieuze Vaak religieuze mensen binnen een kerkelijke omgeving. Als je dat doet, krijg je wat men een lineair effect noemt. Als prosociaal, gelukkig, gezond, en meer behulpzaam zijn, allemaal op de ene as staan en religiositeit op de andere, zien we dat wanneer religiositeit toeneemt, geluk, behulpzaamheid en eerlijkheid ook toenemen. Maar dan verbergen we de helft van onze onderzoeksgroep. De weinige studies die zeer religieuze mensen vergelijken met overtuigde niet-religieuzen tonen een kromlijnig effect, tussen religiositeit en prosocialiteit. Om dat kromlijnige effect uit te leggen, had ik mijn aantekening bij me moeten hebben. (Laughter) In essentie is daarmee de onderzoeksgroep uitgebreid. Dus eerst verloren we de atheïsten, agnosten en humanisten aan deze kant van de curve. Nu komen ze naar voren. En we zien nu dat het de minder overtuigden, de zwakreligieuzen, de seculieren in het midden, die slecht scoren op prosocialiteit. — Hier is waar ik naar zocht. — Niet atheïsten, maar nominale gelovigen tonen de hoogste maten van depressie, het laagste niveau van geestelijke gezondheid en ze zijn over het algemeen minder tevreden met het leven. In feite, zie je dit ook bij andere culturen. Het World Values Survey vond dat zowel degenen die beweren dat religie erg belangrijk is en degenen die beweren dat het helemaal niet belangrijk was, het gelukkigste zijn. Het kromlijnige effect wordt ook gevonden op het morele vlak. Bijvoorbeeld lidmaatschap van Artsen Zonder Grenzen komt het meeste voor bij mensen die zeer religieus zijn of volledig atheïst. Dat bleek al uit Milgrams gehoorzaamheidsproeven. — als je bekend met met die onderzoeken — Daarbij kregen we te zien in hoeverre iemand doet wat de onderzoeker beveelt. Toen die werden gerepliceerd waren het de extreem gelovigen en de extreem ongelovigen die het meest waarschijnlijk waren om niet te gehoorzamen aan de onethische bevelen van de onderzoekers. Dus zeer religieus of sterk niet-religeus zijn, lijkt je een beetje meer morele integriteit te geven. Een deel van de hypothese die dit verklaart is dat deze individuen zo zeker zijn van hun wereldbeeld dat ze niet zo makkelijk beïnvloed worden door de druk van sociale conformiteit als anderen. Dus het lijkt erop dat vertrouwen in je wereldbeeld en regelmatige interactie met gelijkgestemden mensen veel belangrijker is voor welzijn en morele integriteit dan je specifieke metafysische overtuigingen. Sorry jongens. Soms vinden zelfs niet-gelovigen het jammer of dat te horen. Ze willen geloven dat het geloven in het 'juiste', de juiste kijk hebben op de realiteit, je een beter mens maakt. En het lijkt er op dat metafysische overtuigingen niet zo belangrijk zijn. Maar helaas worden onderzoeken vaak niet ontworpen om kromlijnige effecten te ontdekken. En dan geven ze de indruk dat atheïsten slechtere fysieke of mentale gezondheid riskeren. En dit is precies wat we zien bij de geestelijke gezondheidsschaal van het leger. Ik weet niet of iemand daar ooit van gehoord heeft? Het Amerikaanse leger kent een geestelijke gesteldheidsdimensie als instrument om te oordelen over een soldaat zijn welzijn en geestelijke gezondheid. En zij concluderen dat soldaten de grootste veerkracht hebben als ze spiritueel zijn, religieus zijn. En dit heeft ertoe geleid dat een aantal hoofdofficieren hun ondergeschikten opzochten, die niet-religieus waren, en ze onder druk zetten om gebedsbijeenkomsten en andere religieuze diensten bij te wonen. Omdat het slecht voor hun gezondheid is. Ze zouden een risico lopen op zelfmoord. Echter, een nadere kijk naar de gestelde vragen op deze spiritualiteitsschaal toont een grote fout in de manier waarop deze concepten gemeten worden. Dit zal mijn laatste grote punt zijn, over hoe dit onderzoek wordt uitgevoerd. Criterium besmetting dit betreft gevallen waarbij de literatuur van prosocialiteit spiritualiteit definieert als in een cirkelredenering. Bijvoorbeeld, als je een voorspelling doet over een soort criterium, wil je dat de items waarop je je voorspelling baseer, geen elementen bevatten van wat voorspelt wordt. Als je de conclusie in je premisse zet argumenteer je in een cirkel, nietwaar? Maar toch zien we dit steeds weer gebeuren. Bijvoorbeeld in dit voorbeeld: "Religieus geëngageerde individuelen hebben grotere sociale netwerken" maar religieuze betrokkenheid was gedefinieerd als het hebben van kerkgerelateerde contacten. Dus eigenlijk, zegt dit slechts — terwijl het echt goed klinkt, nietwaar? "Wow, religieuze betrokkenheid heeft écht een voordeel" — Dit slecht enkel dat maatschappelijk betrokken religieuze mensen, maatschappelijk betrokken religieuze mensen zijn. Dat is alles wat dit zegt. Veel spiritualiteitsschalen meten concepten die niet noodzakelijk refereren aan bovennatuurlijke geloof. Bijvoorbeeld, dít zijn de dingen waarmee je een hoge score haalt als een spiritueel persoon op deze gezondheidsschaal: 'Ik geloof dat er een grotere betekenis zit aan het leven.' 'Het is belangrijk voor mij om iets terug te geven aan mijn gemeenschap' Als u daar met "Ja" op antwoordde, wordt u bestempeld als religieus op deze schaal. 'Ik geloof dat de mensheid als geheel in principe goed doet.' Als je een humanistische kijk hebt, score je ook goed op deze spiritualiteitsschaal. 'Ik bekommer me over de mensen die na mij in het leven komen.' Dus een groot aantal onderzoeken, met inbegrip van deze militaire geestelijke geschiktheidsevaluatie. claimen dat ze aantonen dat religiositeit gerelateerd is aan prosociale uitkomsten, maar het zijn eigenlijk gewoon effecten van criterium besmetting. Het hebben van prosociale kenmerken definieert hier wat religieus zijn betekent. Gewoon een cirkelredenering. En zoals we weten, veel atheïsten met een breder gevoel voor betekenis, zouden als 'spiritueel' uit de test komen. Dit vergroot op kunstmatige wijze, de schijnbare relatie tussen religiositeit of spiritualiteit en deze positieve prosociale uitkomsten. Om dit samen te vatten. De vraag of religie ons een beter mens maakt, geeft ons geen simpel antwoord. Je hebt bewijs gezien voor zowel "Ja" als "Nee". of "Ja, op een bepaalde manier" en "Nee, op andere manieren". Helaas valt het niet in een sound-bite samen te vatten. En we leven in een sound-bite cultuur. De conclusie die men trekt, is afhankelijk van hoe religiositeit wordt gemeten; van hoe prosocialiteit wordt gedefinieerd. We moeten ons bewust zijn van een groot aantal complicerende factoren, als we accuraat willen zijn. Echt, dit is een mijnenveld voor een kritische denker. Zelfs de meest ervaren kritieke denker gaat tegen problemen aanlopen. Met hoe complex deze gegevens zijn. Dus Luke Galen kwam met 10 vragen om kritisch te kijken naar de religieuze prosocialiteit, die mensen helpen om in het vervolg zorgvuldiger te kijken naar deze studies. Nummer 1: Heeft het onderzoek rekening gehouden met mogelijke stereotypen, zoals de verwachting dat religieuze mensen prosocialer zullen zijn? Hebben deze stereotypen de zelfrapportages en waardering beïnvloed? 2: Zijn de resultaten gebaseerd op bewijs dat beïnvloed is door voorkeur voor de ingroup? 3: Wanneer prosociale effecten volgen uit het primen met religieuze concepten zouden dezelfde effecten ook volgen uit het primen met seculiere concepten? Dat is een goede voor priming onderzoek. Nummer 4: Kan het onderzoek naast positieve ook potentiële negatieve effecten opsporen na het primen met religieuze concepten. 5: Is het onderzoek gebaseerd op zelfrapportage of meet het ook daadwerkelijk gedrag? Als het niet het werkelijke gedrag meet, dan is het waardeloos. 6: Kan de context invloed hebben gehad op het onderzoek. Bijvoorbeeld, zou het onderzoek dezelfde resultaten tonen als het niet in de Verenigde Staten maar in andere landen in Noord-Europa was afgenomen die voornamelijk zijn niet-religieus zijn. 7: Kunnen we de resultaten énkel toeschrijven aan het religieuze geloof of is er sprake van effecten van groepsinteractie? Als kerkgangers worden worden vergeleken met niet-kerkelijken zou de oorzaak van het verschil onduidelijk kunnen zijn. Nummer 8: Verward het onderzoek ongeloof met lage mate van religiositeit of hebben we een heldere maatstaf voor ongelovigen? Trouwens, als we aan punt 8 willen voldoen hebben we meer onderzoek nodig naar secularisten. Dus we hebben meer onderzoekers nodig die gemeenschappen als deze willen bestuderen. Met enquêtes bijvoorbeeld. Dus als je ooit die dingen tegenkomt in je inbox, Doe alsjeblieft mee. Je zou ons er allemaal mee helpen. Nummer 9: Kan bij de vergelijking met religieuze groepen een kromlijnig effect optreden? Dat betekent dat als je een kerkelijke groep vergelijkt, dat je het vergelijkt met een vergelijkbare groep. Nummer 10: Is religie of spiritualiteit gedefinieerd op een manier die ook omvat prosociaal gedrag als in de definitie. Ik denk dat als je kijkt naar die dingen dat je een voorsprong hebt op de meeste mensen die letten op dit onderzoeksveld. Ik hoop dat je hier iets bruikbaars uit kan halen. Ik hoop dat het verduidelijking geeft aan dit vaak verwarrende debat. En als laatste wil ik je attenderen op mijn podcast. Als je het interessant vond wat je vanavond hoorde, het verlichtend vond. Zowel ik als de auteur van de review in Psych, Luke Galen, werken aan deze podcast "Reasonable Doubts", Je kan het vinden op Doutcast.org. Het is een van de meest informatieve podcast die je zal vinden, die er nog steeds in slaagt om grappig te zijn van tijd tot tijd. (Laughter) Dank u zeer. (Applause) Om eerdere afleveringen van de Reasonable Doubts Podcast te beluisteren, of je vragen en opmerkingen te sturen. Kijk op www.doubtcast.org. Reasonable Doubts is een productie van WPRR Reality Radio. Je kan meer vinden van Reality Radio op publicrealityradio.org Reasonable Doubt's themamuziek is uitgevoerd door Love Fossil en wordt gebruikt met toestemming. (Muziek) Ondertiteld door Emile Dingemans www.kritischdenken.info