Welke rechten hebben mensen en waar komen die vandaan? Wie mag voor anderen beslissen en met welk recht? Hoe organiseren we de maatschappij zo dat ze tegemoetkomt aan de behoeften van de mensen? Deze vragen daagden een hele natie uit tijdens de opschudding van de Franse Revolutie. Tegen het eind van de 18de eeuw had Europa een diepe intellectuele en culturele verandering ondergaan, de zogenaamde Verlichting. Filosofen en kunstenaars stimuleerden rede en menselijke vrijheid in plaats van traditie en godsdienst. De opkomst van een middenklasse en van gedrukt materiaal moedigden politiek bewustzijn aan. De Amerikaanse Revolutie had een vroegere Engelse kolonie omgevormd tot een zelfstandige republiek. Maar Frankrijk, één van de rijkste en grootste landen van Europa, werd nog steeds geregeerd door een oud regime van drie stugge sociale klassen, de zogenaamde standen. De monarch koning Lodewijk XVI baseerde zijn autoriteit op goddelijk recht en gaf speciale privileges aan de eerste en tweede stand, de katholieke geestelijkheid en de adel. De derde stand, middenklasse koop- en ambachtslui en meer dan 20 miljoen boeren hadden veel minder macht, en zij waren de enigen die belastingen betaalden, niet enkel aan de koning, maar ook aan de andere standen. In jaren van slechte oogst hadden boeren soms bijna niets over, terwijl de koning en de adel kwistig leefden van de weelde die ze afdwongen. Toen Frankrijk echter in de schulden verzonk wegens steun aan de Amerikaanse Revolutie en haar langdurige oorlog met Engeland, was er verandering nodig. Koning Lodewijk benoemde Jacques Necker tot minister van financiën. Die drong aan op belastingherzieningen en won de openbare steun door de financiën van de regering te publiceren. De adviseurs van de koning waren sterk tegen deze initiatieven gekant. In zijn wanhoop riep de koning de Staten-Generaal bijeen, een verzameling vertegenwoordigers van de drie standen, voor het eerst in 175 jaar. Hoewel de derde stand 98 % van de Franse bevolking vertegenwoordigde, stond hun stem gelijk aan elk van de andere standen. Uiteraard wilden de hogere standen hun privileges behouden. Toen ze zagen dat eerlijke vertegenwoordiging onmogelijk was, brak de derde stand de vergadering af, riep zich uit tot de Assemblée Nationale en zwoer een nieuwe grondwet te ontwerpen, met of zonder de andere standen. Koning Lodewijk gebood de eerste en tweede stand de Assemblée national te ontmoeten, maar hij ontsloeg ook zijn populaire minister van financiën Necker. Daarop sloten duizenden woedende Parijzenaars zich aan bij sympathiserende soldaten om de Bastille te bestormen, een symbool van koninklijke macht en een groot wapenmagazijn. De Revolutie was begonnen. Terwijl de opstand zich over het hele land verspreidde, werd het feodale systeem afgeschaft. De Assemblées Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger verkondigde een voor die tijd radicaal idee -- dat individuele rechten en vrijheden inherent waren aan de menselijke natuur en dat de regering enkel bestond om die te beschermen. Toen hun privileges afgeschaft waren, vluchtten vele edelen naar het buitenland, waar ze buitenlandse leiders smeekten Frankrijk binnen te vallen en de orde te herstellen. En terwijl Lodewijk bleef als boegbeeld van de constitutionele monarchie, vreesde hij voor zijn toekomst. In 1791 probeerde hij het land te ontvluchten maar hij werd gevangen. De poging om te ontsnappen vernietigde het vertrouwen van de mensen in de koning. De koninklijke familie werd gearresteerd en de koning werd beschuldigd van verraad. Na een proces werd de ooit gerespecteerde koning publiekelijk onthoofd. Het betekende het einde van de duizendjarige monarchie en het bezegelde de verklaring van de eerste Franse Republiek op 21 september, die werd geregeerd door het motto 'liberté, égalité, fraternité'. Negen maanden later werd koningin Marie Antoinette, een buitenlander met de bijnaam 'Madame Déficit' wegens haar extravagante reputatie, ook geëxecuteerd. Maar de Revolutie eindigde niet hier. Sommige leiders namen er geen genoegen mee de regering te veranderen en probeerden de Franse maatschappij volledig te veranderen -- de godsdienst, de straatnamen, zelfs de kalender. Toen er zich meerdere fracties vormden, lanceerden de extremistische Jacobijnen, aangevoerd door Robespierre, een terreurbewind om het minste meningsverschil te onderdrukken. Meer dan 20 000 mensen werden geëxecuteerd voor de Jacobijnen ten onder gingen. Intussen voerde Frankrijk oorlog tegen aangrenzende monarchen die probeerden de Revolutie de kop in te drukken voor ze zich verder verspreidde. Temidden van de chaos nam Generaal Napeoleon Bonaparte de leiding over als Keizer die de democratische waarden van de Revolutie zou verdedigen. Al met al kende de Revolutie drie grondwetten en vijf regeringen binnen tien jaar, gevolgd door decennia van afwisselend monarchie en revolte voor de volgende Republiek gevormd werd in 1871. En hoewel we de idealen van de Franse Revolutie vieren, hebben we nog steeds moeite met veel van dezelfde basisvragen van twee eeuwen geleden.