We stelen natuur van onze kinderen.
Ik wil daarmee niet zeggen
dat we natuur vernietigen
die we voor hen hadden moeten bewaren,
al is dat spijtig genoeg ook het geval.
Ik bedoel dat we natuur tegenwoordig
zo puristisch en strikt definiëren,
dat met de definitie
die we voor onszelf creëren
er voor onze kinderen
helemaal geen natuur meer over is,
als ze volwassen zijn.
Maar we kunnen dat oplossen.
Ik leg het uit.
Op dit moment gebruikt
de mens de halve wereld
om te wonen, gewassen en hout te telen
en zijn dieren te weiden.
Alle mensen tezamen
wegen meer dan 10 keer zoveel
als alle andere zoogdieren bij elkaar.
We leggen wegen aan door het woud.
We hebben plastic korreltjes
aan het zand van de stranden toegevoegd.
We hebben de chemie van de bodem
veranderd met onze kunstmeststoffen.
En we hebben natuurlijk ook
de chemie van de lucht veranderd.
Als je nu inademt,
krijg je 42% meer kooldioxide binnen
dan in 1750.
Al deze veranderingen, en nog veel andere,
vallen onder de rubriek 'Antropoceen'.
Sommige geologen vinden
dat we deze benaming
aan onze huidige periode moeten toekennen,
gezien hoe ingrijpend
de menselijke invloed is geworden.
Het is nog maar een voorstel,
maar ik denk dat het een goede manier is
om na te denken over de grootte
van de menselijke impact op de planeet.
Wat is dan 'natuur'?
Wat is nog natuur in een wereld
waar de mens overal invloed heeft?
25 jaar geleden
zei milieuschrijver Bill McKibben
dat, omdat de natuur iets is
waar de mens buiten staat
en omdat klimaatsverandering betekent
dat elke centimeter van de aarde
door de mens is veranderd,
er geen natuur meer is.
Hij noemde zijn boek dan ook:
'Het einde van de natuur'.
Ik ben het daarmee niet eens.
Helemaal niet.
Ik ben het niet eens met die definitie
van natuur, want in wezen zijn we dieren.
We evolueerden op deze planeet
samen met alle andere dieren
waarmee we de planeet delen,
en de planten en de microben.
Daarom zie ik de natuur niet
als dat wat onaangeraakt is
door de mens, man of vrouw.
Ik denk dat de natuur overal is
waar het leven floreert,
overal waar meerdere soorten samenleven,
overal waar het groen, blauw,
florerend, vol leven
en groeiend is.
Met die definitie zien de dingen
er een beetje anders uit.
Ik begrijp wel dat bepaalde
plaatsen in de natuur
ons op een speciale manier aanspreken.
Zoals Yellowstone,
de Mongoolse steppe,
het Groot Barrièrerif
of de Serengeti.
Plaatsen die we zien als paradijselijk,
natuur van voordat
wij er ons mee gingen bemoeien.
In zekere zin zijn ze minder beïnvloed
door onze dagelijkse activiteiten.
Op veel van die plaatsen vind je
bijvoorbeeld geen of weinig wegen.
Maar uiteindelijk zijn ook deze Edens
diep beïnvloed door de mens.
Neem Noord-Amerika,
omdat we hier nu toch zijn.
Toen ongeveer 15.000 jaar geleden
de mens hier voor het eerst kwam,
zette hij een proces in gang
door te interageren met de natuur
dat leidde tot de uitroeiing
van een hoop grote dieren,
van de mastodont
tot de reuzengrondluiaard,
sabeltandtijgers,
allemaal coole dieren
die er helaas niet meer zijn.
Toen die dieren uitstierven,
vielen de ecosystemen niet stil.
Enorme rimpeleffecten
veranderden graslanden in wouden,
en de samenstelling van het woud
van de ene boom tot de andere.
Dus zelfs in deze Edens,
zelfs in deze perfect ogende plaatsen,
die ons lijken te herinneren
aan een verleden van vóór de mens,
kijken we in feite
naar een gehumaniseerd landschap.
Niet alleen prehistorische mensen,
maar ook de historische, inheemse mensen,
tot op het ogenblik dat de eerste
kolonisten kwamen opdagen.
Hetzelfde geldt
voor de overige continenten.
Mensen hebben al heel lang
veel invloed op de natuur.
Onlangs zei iemand nog tegen mij:
"O, maar er zijn nog wilde plaatsen."
En ik: "Waar? Waar? Ik wil erheen."
Hij: "Het Amazonegebied."
Ik weer: "O, de Amazone. Net van terug."
Het is geweldig.
National Geographic stuurde me
naar Manú National Park
in het Amazonegebeid van Peru.
Het is een groot stuk regenwoud,
onontgonnen, geen wegen,
beschermd als nationaal park,
in feite een van de meest
biodiverse parken ter wereld.
En toen ik er aankwam in mijn kano,
zag ik... mensen.
Mensen leven daar al vele duizenden jaren.
Ze leven daar, en zwerven niet
zomaar wat rond in de jungle.
Ze hebben een betekenisvolle
relatie met het landschap.
Ze jagen.
Ze planten.
Ze domesticeren gewassen.
Ze gebruiken de natuurlijke materialen
om hun huizen te bouwen en te bedekken.
Ze maken zelfs huisdieren van dieren
die wij als wild beschouwen.
Deze mensen zijn daar
en ze gaan met de omgeving om
op een zinvolle manier,
wat je kan zien aan de omgeving.
Een antropoloog
die me op deze reis vergezelde,
zei me, terwijl we de rivier afdreven:
"Er zijn geen demografische leegtes
in het Amazonegebied."
Dat bleef me bij,
want het betekent dat
dat geldt voor het hele Amazonegebied.
Overal vind je mensen.
En vele andere tropische
wouden zijn hetzelfde,
en niet alleen maar de tropische wouden.
Mensen hebben altijd al
ecosystemen beïnvloed
en dat gaat zo door
tot op de dag van vandaag,
zelfs op plaatsen
waar dat niet gelijk opvalt.
Als dus alle definities van natuur
die we kunnen gebruiken,
inhouden dat natuur ongerept
door mensenhanden is
of dat je er geen mensen vindt,
als die allemaal als resultaat opleveren
dat we geen natuur hebben,
dan scheelt er misschien
wel iets aan die definities.
Misschien moeten we natuur definiëren
door de aanwezigheid van meerdere soorten,
door de aanwezigheid van florerend leven.
Wat krijgen we als we het zo doen?
Een soort mirakel,
want opeens zijn we omringd door natuur.
Opeens zien we deze rups
van een monarchvlinder,
knabbelend op een plant,
en realiseren we ons dat hij er is
op dit stuk braakland in Chattanooga.
Kijk ernaar,
en je ziet er waarschijnlijk
meer dan een dozijn
plantensoorten groeien.
Ze onderhouden allerlei soorten insecten
in wat een volledig ononderhouden,
volslagen wilde ruimte is.
Dit is wilde natuur
recht onder onze neus,
die we niet eens opmerken.
Hier zit ook een interessante
kleine paradox in.
Deze natuur,
dat nogal wilde, ononderhouden onderdeel
van ons stedelijk, voorstedelijk
landbouwbestaan
dat onder de radar vliegt,
is in feite veel wilder
dan een nationaal park.
Vele nationale parken
worden zorgvuldig onderhouden
in de 21ste eeuw.
Crater Lake in zuidelijk Oregon,
waar ik het dichtste bij woon,
is een mooi voorbeeld van een landschap
dat uit het verleden lijkt te komen.
Maar het is zorgvuldig onderhouden.
Een van de problemen waar ze mee zitten,
is het afsterven van de asgrijze den.
De asgrijze den
is een mooie, charismatische --
zeg maar charismatische megaflora
die op grote hoogte groeit --
die nu geplaagd wordt door ziektes.
Zoals ingevoerde blaasroest
en schorskever.
Om dit op te lossen heeft de beheerder
roestbestendige asgrijze
dennen aangeplant,
zelfs op plaatsen
die ze als wildernis behandelen.
Ze gebruiken daar ook keverafweermiddel
op de belangrijke plaatsen,
zag ik op mijn laatste wandeling daar.
Dat is veel gebruikelijker
dan je zou denken.
Nationale parken worden
intensief onderhouden.
De wildstand wordt binnen een zekere
populatiegrootte en structuur gehouden.
Branden worden bestreden.
Branden worden gestart.
Vreemde soorten worden verwijderd.
Inheemse soorten worden heringevoerd.
Ik ging erop letten
en Banff National Park doet al die dingen:
vuur bestrijden, vuur maken,
wolven uitrusten met een radiohalsband,
bizons herinvoeren.
Het kost veel moeite om deze plaatsen
er ongerept te laten uitzien.
(Gelach)
(Applaus)
Nog ironischer is dat we de plaatsen
waar we het meest van houden
soms een beetje doodknuffelen.
We gaan er graag naartoe
en omdat we ze stabiel willen houden
op deze veranderende planeet,
worden ze vaak nog fragieler.
Dat betekent dat ze
de slechtste plaatsen zijn
om je kinderen mee op vakantie te nemen,
omdat ze daar niets mogen doen.
Niet in de bomen klimmen,
niet vissen,
geen kampvuren maken,
geen dennenkegels meenemen.
Er zijn zo veel regels en beperkingen
dat in de ogen van een kind
dit helemaal geen leuke natuur is.
Kinderen willen geen vijf uur
door een prachtig landschap wandelen
om dan naar een mooi vergezicht te kijken.
Volwassenen vinden dat misschien leuk,
maar kinderen willen op één plek blijven,
er wat rotzooien, er mee werken,
dingen oprapen, een hut, een fort bouwen.
Daarbij liggen die paradijselijke plaatsen
vaak ver van de bewoonde wereld.
Het kost veel geld
en moeite om ze te bezoeken.
Dat betekent dat ze
alleen beschikbaar zijn voor de elites.
En dat is een echt probleem.
The Nature Conservancy
deed een onderzoek bij jonge mensen.
Ze vroegen hen hoeveel tijd
ze buiten doorbrachten.
Slechts twee op de vijf gingen
minstens eens per week naar buiten.
De overige drie bleven gewoon binnen.
Op de vraag wat hen tegenhield,
antwoordde 61%:
"Er zijn geen natuurgebieden
in mijn buurt."
Dat is te gek.
Helemaal fout.
71% van de mensen in de VS woont
op 10 minuten wandelen van een stadspark.
En ik ben er zeker van
dat dat bijna overal zo is.
En dan kijk ik nog niet eens
naar je eigen tuin,
de stedelijke beek, een stuk braakland.
Iedereen woont bij de natuur.
Elk kind woont bij de natuur.
We zijn vergeten hoe ernaar te kijken.
We hebben te veel naar de documentaires
van David Attenborough gekeken
waarin de natuur wel erg sexy is --
(Gelach)
maar we zijn vergeten te kijken
naar de natuur vlak bij de deur,
de natuur van de straatboom.
Hier een voorbeeld: Philadelphia.
Hier zie je een cool,
verhoogd, verlaten treinspoor.
Dat klinkt misschien als
The High Line in Manhattan
en daar lijkt het ook op,
maar er is nog geen park van gemaakt,
hoewel daar aan gewerkt wordt.
Nu is het nog altijd
een kleine geheime wildernis
in het hart van Philadelphia
en als je het gat
in de afrastering weet te vinden,
kan je naar boven kruipen.
Daar vind je een volledig wilde weide
zwevend boven de stad Philadelphia.
Elke plant daar komt van een zaadje
dat daar vanzelf terechtkwam.
Dit is volledig autonome,
zelfstandige natuur midden in de stad.
Mensen hebben daar
een bio-overzicht gemaakt
en ze vonden er
meer dan 50 plantensoorten.
En niet alleen planten.
Dit is een functionerend ecosysteem.
Het maakt grond.
Het slaat koolstof op.
Er wordt bestoven.
Het is een echt ecosysteem.
Wetenschappers noemen dit
'nieuwe ecosystemen'
omdat ze soms gedomineerd worden
door niet inheemse soorten
en omdat ze supereigenaardig zijn.
Ze zijn helemaal anders
dan wat we ooit hebben gezien.
Lange tijd bekeken we ze als onkruid.
We spreken over herbegroeide akkers,
houtaanplantingen
die geen dagelijks onderhoud krijgen,
secundaire bossen over het algemeen,
de hele Oostkust,
waar de landbouw naar het westen wegtrok
en het woud terugkwam.
En natuurlijk bijna heel Hawaii,
waar nieuwe ecosystemen de norm zijn,
waar exoten helemaal domineren.
In dit woud vind je Queensland esdoorn
en zwaardvarens uit Zuidoost-Azië.
Je kan ook zelf
je nieuwe ecosysteem maken.
Echt eenvoudig.
Hou op met je grasveld te maaien.
(Gelach)
Ilkka Hanski was een ecologist in Finland
en hij experimenteerde ermee.
Hij stopte met zijn grasveld te maaien.
Na enkele jaren
liet hij wat studenten komen
die een grondig onderzoek
deden van zijn achtertuin.
Ze vonden 375 plantensoorten
waaronder twee bedreigde.
Dus als je op die toekomstige
High Line van Philadelphia staat,
omringd door al die wildheid,
die diversiteit, overvloed en levenslust,
kan je naar de overzijde kijken
naar de speelplaats van een school.
Zo ziet ze eruit.
Die kinderen hebben, dat --
Weet je, met mijn definitie
valt een hoop planeet
onder de noemer 'natuur',
maar dit is een van de weinige plaatsen
waar dat niet voor geldt.
Daar zie je alleen maar mensen,
geen planten, geen andere dieren.
Ik zou daar eigenlijk
een ladder willen neerlaten
en die kinderen
naar deze coole weide laten komen.
Ergens denk ik dat dit de keuze is
die ons te wachten staat.
Als we deze nieuwe naturen afdoen
als onaanvaardbaar of slecht,
kunnen we ze evengoed plaveien.
In een wereld
waar alles aan het veranderen is
moeten we oppassen
hoe we de natuur definiëren.
Om haar niet te stelen van onze kinderen
moeten we twee dingen doen.
Ten eerste, mogen we de natuur niet
definiëren als iets dat ongerept is.
Dat is ook nooit zinvol geweest.
De natuur is al duizenden jaren
niet meer ongerept.
En dat sluit de meeste natuur uit
die mensen kunnen bezoeken
en waar ze iets aan hebben,
evenals de natuur waar kinderen
niet aan mogen komen.
Dat brengt me bij het tweede ding
dat we moeten doen.
We moeten de kinderen
de natuur laten aanraken,
want wat onaangeraakt is, is onbemind.
(Applaus)
Onze planeet staat een aantal
grimmige milieuproblemen te wachten.
Klimaatswijziging is er een van.
Er zijn andere:
habitatverlies is mijn favoriet
waar ik 's nachts van wakker lig.
Maar om ze op te lossen,
hebben we mensen nodig --
slimme, toegewijde mensen --
die om de natuur geven.
De enige manier waarop we
een generatie mensen kunnen opvoeden
die om de natuur geeft,
is door ze de natuur te laten aanraken.
Ik heb een fort-theorie van ecologie,
een fort-theorie van natuurbehoud.
Elke ecoloog die ik ken
en elke behoudsbioloog die ik ken,
en iedereen die van natuurbehoud
zijn beroep maakte,
bouwde als kind forten.
Een generatie die niet meer weet
hoe forten te bouwen,
zal een generatie zijn die niet meer weet
hoe voor de natuur te zorgen.
Ik wil tegen dit kind
dat met een speciaal programma
voor kinderen
uit de armere buurten in Philadelphia
de stadsparken bezoekt,
niet zeggen dat de bloem
die hij in zijn hand houdt
een niet inheemse invasieve soort is
die hij bij het afval zou moeten gooien.
Ik zou van deze jongen eerder willen leren
dat waar die plant ook vandaan komt,
ze mooi is en verdient aangeraakt
en geapprecieerd te worden.
Dank je.
(Applaus)