Een van mijn eerste patiënten die ik als kinderarts behandelde, was Sol. Een prachtig meisje van een maand oud, dat werd opgenomen met een ernstige infectie van de luchtwegen. Ik had tot dan toe nooit een patiënt zo snel achteruit zien gaan. Binnen slechts twee dagen ging ze aan de beademing. Op de derde dag overleed ze. Sol had kinkhoest. Na overleg met collega's, en na de eerste golf van schrik en verdriet, zei de arts-assistent tegen me: kom, diep ademhalen, was je gezicht, nu komt het moeilijkste: we moeten het de ouders vertellen. Er kwamen gelijk duizend vragen in me op, van: hoe kan een baby'tje van één maand zo'n vreselijk lot treffen, tot: hadden we iets kunnen doen ter voorkoming? Voordat inentingen bestonden, stierven jaarlijks miljoenen mensen aan infectieziekten. Tijdens de grieppandemie van 1918 stierven 50 miljoen mensen. Dat is meer dan de huidige bevolking van Argentinië. Misschien dat de wat ouderen onder ons zich nog de polio-epidemie herinneren die in Argentinië heerste in 1956. Er was toen nog geen poliovaccin. Mensen waren radeloos, ze werden gek. Ze smeerden kalk op bomen. Ze stopten zakjes kamfer in het ondergoed van de kinderen alsof dat zou helpen. Tijdens de polio-epidemie stierven duizenden mensen. En even zovelen hielden er neurologische schade aan over. Ik weet, omdat ik het heb gelezen, dat dankzij vaccinaties, mijn generatie het geluk had om niet zo'n vreselijke epidemie te hoeven meemaken. Inentingen zijn één van de grote successen van de volksgezondheid in de 20ste eeuw. Na drinkwater is het de meest succesvolle interventie waardoor sterftecijfers daalden, meer nog dan door antibiotica. Door inentingen kon een vreselijke ziekte als pokken volledig worden uitgeroeid. Er kwam een sterke daling in sterftecijfers door andere zieken, zoals de mazelen, kinkhoest, polio en veel meer. Al deze ziektes behoren tot een groep die ook wel wordt aangeduid met: vaccineerbare ziektes. Wat wil dat zeggen? Dat ze potentieel te voorkomen zijn, maar daarvoor moet men iets doen: men moet zich inenten. Ik kan mij voorstellen dat de meerderheid van de aanwezigen hier, op zeker moment in hun leven wel een inenting heeft gehad. Nu ben ik er niet zo zeker van of de meesten van jullie wel weten welke inentingen wij nodig hebben na de adolescentie. Heeft u zich ooit afgevraagd wie wij beschermen als wij ons vaccineren? Met andere woorden: Is er nog een ander gevolg dan dat wij onszelf beschermen? Ik zal jullie iets laten zien. Denk je eens in dat we in een stad zijn die volledig onaangetast is door een bepaalde ziekte, zoals bijvoorbeeld de mazelen. Wat wil dat zeggen? In deze stad heeft niemand ooit contact gehad met de ziekte, er is geen natuurlijke weerstand, en niemand is tegen mazelen ingeënt. Als op een dag, in deze stad iemand komt die mazelen heeft, krijgt de ziekte weinig weerstand en zal zich van de één op de ander gaan verspreiden. Binnen korte tijd verspreidt het zich over de hele gemeenschap. Binnen afzienbare tijd zullen veel inwoners ziek zijn. Zo ging het toen er nog geen inentingen waren. Beeld je nu het tegenovergestelde in. We zijn in een stad waar meer dan 90% van de mensen weerbaar zijn tegen mazelen. Dat betekent dat de ziekte er is geweest, er natuurlijke antistoffen ontstonden, men overleefde het, óf men is tegen mazelen ingeënt. Als op een dag in deze stad een persoon komt die de mazelen heeft, zal de ziekte veel meer weerstand ondervinden en zal zich niet in dezelfde mate gaan verspreiden. De verspreiding blijft waarschijnlijk beperkt en er volgt geen uitbraak. Ik wil dat jullie goed opletten op het volgende: Ingeënte mensen beschermen niet alleen zichzelf maar blokkeren ook verspreiding van de ziekte binnen de gemeenschap. Zij beschermen indirect de mensen om zich heen die niet zijn ingeënt. Ze vormen een soort beschermend schild waardoor anderen niet met de ziekte in contact komen en dus beschermd blijven. Dit indirecte effect van bescherming van niet ingeënte mensen in de gemeenschap, puur doordat zij omringd worden met ingeënte mensen, heet collectieve immuniteit. Veel mensen binnen de gemeenschap zijn bijna volledig afhankelijk van deze collectieve immuniteit om zich tegen ziektes te beschermen. Het gaat hier niet om hypothetische mensen in een animatie. Het gaat om onze neefjes, nichtjes, zoons, dochters, die misschien heel klein zijn en nog geen inenting hebben gehad. Het zijn onze ouders, broers, zussen, onze kennisen die misschien een ziekte hebben of medicijnen slikken waardoor hun weerstand lager is. Ook gaat het om mensen met een allergie tegen bepaalde inentingen. Het kan zelfs om één van ons gaan die wél is ingeënt maar bij wie dit niet de beoogde uitwerking heeft. Want niet alle vaccins zijn altijd 100% effectief. Al deze mensen zijn bijna volledig afhankelijk van collectieve immuniteit om zich tegen ziektes te beschermen. Om het effect van collectieve immuniteit te bereiken, is het van belang dat een groot percentage van de bevolking is ingeënt. Dat percentage heet ook wel de drempel. Die drempel is afhankelijk van veel variabelen. Het hangt af van de kenmerken van de ziektekiem, van de kenmerken van de immuunrespons, die de inenting teweegbrengt. Maar alle kenmerken hebben dit gemeen: Als het percentage ingeënte inwoners binnen een gemeenschap lager ligt dan het drempelgetal, dan zal de ziekte zich vrijer kunnen verspreiden. Dit kan leiden tot een uitbraak van die ziekte binnen de gemeenschap. Zelfs ziektes die tot nu toe controleerbaar waren kunnen opnieuw opkomen. Dat is niet slechts een theorie. Dit is gebeurd en gebeurt nu. In 1998 was er een Britse onderzoeker die een artikel publiceerde in één van de belangrijkste geneeskundige tijdschriften waarin hij zei dat het drievoudig vaccin, dat is het BMR-vaccin tegen bof, mazelen en rodehond, verband houdt met autisme. Dit had onmiddellijk grote gevolgen. Mensen besloten zichzelf en hun kinderen niet in te enten. En wat gebeurde er? Het aantal ingeënte mensen in vele gemeenschappen op aarde daalde tot beneden het drempelgetal. Er kwamen uitbraken van mazelen in vele steden rond de wereld. In de Verenigde Staten, in Europa. Erg veel mensen werden ziek en er stierven mensen aan mazelen. Wat gebeurde er? Het artikel leidde ook tot enorme opschudding binnen de medische wereld. Tientallen onderzoekers gingen na of het daadwerkelijk zo was. Niet alleen vond niemand een oorzakelijk verband op bevolkingsniveau tussen het drievoudig vaccin en autisme, ook werden er onjuistheden gevonden in het betreffende artikel. En dat niet alleen, het artikel bleek frauduleus. Het was frauduleus. Het tijdschrift heeft het artikel in 2010 publiekelijk ingetrokken. Eén van de grootste zorgen en excuses om zich niet in te enten, zijn bijwerkingen. Inentingen, net als medicijnen, kunnen mogelijk bijwerkingen hebben. De meeste zijn licht en tijdelijk. Maar de voordelen zijn altijd groter dan de mogelijke complicaties. Als we ziek zijn, willen we snel beter worden. Velen van de aanwezigen hier zullen bij een infectie antibiotica nemen. Bij hoge bloeddruk nemen we bloeddrukverlagende medicijnen. We nemen pillen tegen hartklachten. Waarom? Omdat we ziek zijn en we willen snel beter worden. We staan hier niet teveel bij stil. Waarom is het zo moeilijk om na te denken over het voorkomen van ziektes, over bescherming van onszelf als we gezond zijn? We zorgen goed voor onszelf bij ziekte, of beschermen onszelf in situaties van dreigend gevaar. Ik kan me voorstellen dat de meesten van ons hier zich de pandemie kan herinneren van de Mexicaanse griep die hier in Argentinië, en de rest van de wereld, heerste in 2009. Toen de eerste gevallen aan het licht kwamen, begon hier in Argentinië de winter. Men wist van niets, het was één grote chaos. Mensen droegen buiten mondkapjes, we gingen massaal langs apotheken om ontsmettingsmiddel te kopen. Mensen stonden rijendik bij apotheken om inentingen te halen, zelfs als ze niet zeker wisten of dat het juiste was tegen het nieuwe virus. Men wist helemaal niks. Op dat moment was ik, naast dat ik onderzoek deed bij stichting Infant, werkzaam als kinderarts aan huis, via het verzekerde zorgstelsel. Ik weet nog dat ik mijn dienst begon om 8 uur 's ochtends, en toen was er al een lijst van 50 geplande bezoeken. Het was een chaos, men wist niet wat te doen. Wat mij opviel, weet ik nog waren bepaalde kenmerken van de patiënten die ik zag. Het waren de wat oudere patiënten, die wij gewoonlijk in de winter zagen, met een ziektebeeld van langdurige koorts. Ik weet ook nog dat mijn mentor van mijn onderzoeksprogramma zei -- en hij wist het op zijn beurt weer via een collega -- dat een er een groot aantal zwangere vrouwen en jongvolwassenen opgenomen was op de intensive care, met zeer moeilijk behandelbare ziektebeelden. Op dat moment hadden wij een idee van wat er aan de hand was. Op maandag pakten we 's ochtends vroeg meteen de auto en reden naar een ziekenhuis in de provincie Buenos Aires, het ziekenhuis waarnaar we gevallen van het nieuwe griepvirus door zouden moeten verwijzen. Het ziekenhuis bleek overvol te zitten. Alle zorgverleners waren gekleed in astronautachtige beschermingspakken. En wij met een mondkapje in onze zak. Ik, hypochonder, ademde twee uur lang niet. Maar we zagen wat er gebeurde. Ze brachten ons gelijk in contact met kinderartsen van zes ziekenhuizen in de hoofdstad en omliggende randgemeenten. We probeerden zo snel mogelijk te begrijpen hoe dit nieuwe virus zich gedroeg in onze kinderen. In een werkmarathon, binnen drie maanden tijd, zagen we de kenmerken van dit nieuwe virus H1N1 bij de 251 kinderen die met dit virus in ziekenhuizen werden opgenomen. We zagen welke kinderen het ernstigst ziek werden. Dat waren de kinderen jonger dan 4, met name de kinderen jonger dan 1, patiëntjes met neurologische ziektes, kleintjes met chronische longziektes. Het was ontzettend belangrijk om de risicogroepen te identificeren, zodat we ze voorrang konden geven in het voorschrijven van het vaccin tegen de griep niet alleen hier in Argentinië, maar ook in andere landen, waar de pandemie nog niet was uitgebroken. Eén jaar later, er was inmiddels een vaccin beschikbaar tegen H1N1, wilden we kijken wat er precies was gebeurd. Na een grootschalige vaccinatiecampagne gericht op bescherming van risicogroepen, bleek er in de ziekenhuizen waar 93% van de risicopatiënten waren ingeënt, na de campagne niet één opgenomen patiënt met het pandemische virus H1N1. (Applaus) In 2009: 251. In 2010: nul. Inenten is een daad van individuele verantwoordelijkheid, maar heeft ook een enorme collectieve impact. Als ik me inent, bescherm ik niet alleen mezelf maar ook de ander. Sol had kinkhoest. Sol was nog heel klein, en had haar eerste inenting tegen kinkhoest nog niet gehad. Ik vraag mij nog steeds af wat er gebeurd was als alle mensen om Sol heen ingeënt waren. (Applaus)