Kon ik mijn vader beschermen tegen de Gewapende Islamitische Groep met een aardappelschilmesje? Dat was de vraag, op een dinsdagochtend in juni 1993, Ik studeerde toen rechten. Ik stond die dag vroeg op in het huis van mijn vader, aan de rand van Algiers in Algerije. Er werd hard op de deur gebonsd. Een plaatselijk krant schreef dat tijdens deze periode elke dinsdag een intellectueel sneuvelde door een kogel van fundamentalisten. Mijn vader gaf college over Darwin, wat leidde tot een klassenbezoek door de leider van het Islamitisch Reddingsfront. Hij noemde mijn vader een voorstander van het biologisme, waarna mijn vader hem eruit zette. De man aan de deur weigerde zijn naam te vertellen en ging niet weg. Mijn vader probeerde de politie te bellen, maar die was angstig vanwege de opkomst van militant extremisme, die al veel Algerijnse agenten het leven gekost had. Ze namen de telefoon niet op. Ik ging naar de keuken, haalde een mesje en ging in de hal staan. Het was een domme actie, maar ik kon niets beters verzinnen. Daar stond ik dan. Achteraf gezien, vormde dit moment voor mij de aanleiding om een boek te schrijven, getiteld 'Hier geldt jouw fatwa niet: onbekende verhalen uit de strijd tegen moslimfundamentalisme'. De titel komt uit een Pakistaans toneelstuk. Deze gebeurtenis werd de start van een reis. Ik interviewde 300 mensen met een moslimachtergrond uit bijna 30 landen, van Afghanistan tot Mali. Ik onderzocht hoe zij het fundamentalisme bestreden op een geweldloze manier, zoals mijn vader, en hoe zij omgingen met de bijhorende gevaren. In juni 1993 ging de onbekende bezoeker gelukkig weg. Andere gezinnen hadden minder geluk. Deze gedachte vormde de motivatie voor mijn onderzoek. Een paar maanden later liet iemand een briefje achter op de keukentafel van mijn vader. Daar stond op geschreven: "Je bent dood". De Algerijnse Gewapende Islamitische Groep vermoordde vervolgens 200.000 burgers. Men noemde de jaren negentig later het donkere decennium. Ook elk van deze vrouwen werd vermoord. Tijdens de anti-terroristische reactie, zette de staat marteling in en gedwongen verdwijningen. Hoewel de gebeurtenissen verschrikkelijk waren, hield de internationale gemeenschap haar mond. Mijn vader, een Algerijnse boerenzoon die professor werd, moest stoppen met lesgeven aan de universiteit en ontvluchtte zijn huis. Ik zal nooit vergeten hoe mijn vader, Mahfoud Bennoune, net als vele andere Algerijnse intellectuelen, weigerde het land te verlaten. Hij bleef scherpe kritiek uiten, zowel op de fundamentalisten als op de regering waartegen zij vochten. In november 1994, schreef hij een serie in de krant El Watan ('Het vaderland') met de titel "Hoe fundamentalisme een ongekend terrorisme voorbracht". Hij keurde af dat de terroristen braken met de ware islam zoals die gepraktiseerd werd door onze voorouders. Zulke woorden konden je de kop kosten. Mijn vaderland leerde me in het donkere decennium van de jaren negentig dat de wijdverbreide strijd tegen moslimfundamentalisme een van de belangrijkste en meest onderbelichte mensenrechtengevechten in de wereld is. Twintig jaar later is dit nog steeds zo. In elk land waar gewapende jihadstrijders burgers aanvallen, zijn er ook ongewapende mensen die opstaan tegen de militanten en over hen hoor je niets. Deze mensen hebben onze steun nodig om te kunnen slagen. In het Westen neemt men vaak aan dat moslims terrorisme gedogen. Aan de rechterkant beschouwt men soms de moslimcultuur als inherent gewelddadig. Aan de linkerkant denkt men dit omdat ze moslimgeweld, fundamentalistisch geweld, soms enkel als rechtmatige wrok zien. Beide opvattingen zijn compleet verkeerd. Over de hele wereld zijn veel mensen met een moslimachtergrond fel gekant tegen zowel fundamentalisme als terrorisme, vaak met goede redenen. Zij lopen meer kans slachtoffer te worden van dit geweld dan de daders. Om een voorbeeld te geven, volgens een onderzoek uit 2009 naar Arabische media, waren tussen 2004 en 2008 slechts 15 procent van de slachtoffers van Al Qaida van westerse afkomst. Dat is een zwaar verlies, maar de meerderheid had een moslimachtergrond en werd vermoord door moslimfundamentalisten. Ik spreek aldoor over fundamentalisme. Laat me je uitleggen wat ik met die term precies bedoel. Ik hanteer de definitie van de Algerijnse socioloog Marieme Helie-Lucas. Zij zegt over fundamentalismes, in meervoud, dus in alle wereldreligies, "politieke, extreemrechtse bewegingen zijn die in de context van globalisatie religie gebruiken voor politieke doeleinden". Sadia Abbas noemde dit het radicaal politiseren van de theologie. Ik wil niet het beeld creëren dat er een eensgezind bolwerk bestaat van moslimfundamentalisme, dat overal hetzelfde is. Er zijn verschillende bewegingen. Sommige gebruiken en propageren geweld, andere niet, hoewel dit vaak samengaat. Ze zien er verschillend uit. Soms zijn het niet-gouvernementele organisaties, zoals 'Cageprisoners' in Groot-Brittanië. Soms worden het politieke partijen, zoals de Moslimbroederschap. Soms zijn het openlijk milities, zoals de Taliban. Allemaal zijn het radicale bewegingen, geen conservatieve of traditionele benaderingen. Ze willen de relatie van mensen tot islam liever veranderen dan behouden. Ik heb het over islamitisch extreemrechts. Dat de aanhangers moslims zijn, of beweren dit te zijn, maakt hen niet minder aanstootgevend dan andere extreemrechtsen. Als wij onszelf liberaal of links vinden, mensenrechten-liefhebber of feminist, dan moeten we deze bewegingen bestrijden. We moeten de burger-oppositie steunen. Laat het duidelijk zijn dat ik een effectieve strijd tegen fundamentalisme steun. Maar deze strijd moet het internationale recht gehoorzamen. Niets van wat ik zeg, is een rechtvaardiging om democratisering te weigeren. Bij deze wil ik mijn steun uitspreken voor de pro-democratische Algerijnse beweging Barakat. Ook niets van wat ik zeg, is een rechtvaardiging voor mensenrechtenschendingen, als de collectieve doodstraf die eerder deze week is opgelegd in Egypte. Wat ik wil zeggen, is dat we deze moslimfundamentalistische bewegingen moeten stoppen, omdat ze de mensenrechten bedreigen in vele islamitische samenlevingen. Dit doen ze op tal van manieren, bijvoorbeeld door burgers direct aan te vallen met gewapende bendes. Maar dit geweld is slechts het topje van de ijsberg. Deze bewegingen produceren discriminatie tegen religieuze en seksuele minderheden. Ze trachten de vrijheid te beknotten van mensen die hun geloof op een andere manier praktiseren, of die niet praktiserend zijn. En het meest kenmerkend: ze trekken ten strijde tegen vrouwenrechten. Geconfronteerd met deze bewegingen, heeft het westerse discours meestal twee zwakke reacties geboden. De eerste vind je soms aan de rechterkant en suggereert dat moslims fundamentalisten zijn, of dat de islam per definitie fundamentalistisch is. Dit is beledigend en verkeerd. Helaas kom je bij links soms opvattingen tegen die te politiek correct zijn. Ze onderkennen het probleem van moslimfundamentalisme niet, of proberen het te goed te praten. Ook dit is onaanvaardbaar. Ik wil op zoek naar een nieuwe manier om hierover te praten, gebaseerd op de ervaringen en de hoop van de mensen in de vuurlijn. Ik weet dat discriminatie tegen moslims de laatste jaren is toegenomen in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië. Ook dit is een punt van zorg, maar ik geloof stellig dat het vertellen van de niet-stereotype verhalen van mensen met een moslimachtergrond, die opstaan tegen fundamentalisten en hun hoofddoelwit zijn, een goede methode is om die discriminatie te bestrijden. Ik wil je de verhalen vertellen van vier mensen. Ik voel me vereerd dat ik ze mag doorgeven. Faizan Peerzada en het Rafi Peer-theater, vernoemd naar zijn vader, stimuleerden jarenlang de podiumkunsten in Pakistan. Toen het jihadisme toenam, ontvingen ze dreigementen dat ze hun activiteiten moesten staken. Ze weigerden. Toen was er een bomaanslag in 2008, tijdens het achtste festival van de podiumkunsten in Lahore. Het regende glas op het festivalterrein. Negen raakten gewond. Diezelfde avond namen de Peerzada's een lastig besluit. Ze kondigden aan dat het festival de volgende dag gewoon doorging. Faizan zei toen: "Als we buigen voor de islamisten, kruipen we stilletjes in een hoekje." Wat zou er gebeuren? Komt er nog iemand? De volgende dag kwamen er duizenden mensen om de podiumkunsten in Lahore te steunen. Dit ontroerde en beangstigde Faizan tegelijkertijd. Hij snelde op een vrouw af met twee kleine kinderen. Hij zei: "Weet u wel dat er gisteren een bom afging? Het is hier onveilig vandaag." Ze zei: "Ik weet het, maar ik bezocht uw festival samen met mijn moeder toen ik zo oud was als zij. Ik kan me de beelden nog herinneren. Wij moeten hier zijn." Door het toegewijde publiek konden de Peerzada's het festival voortzetten volgens plan. Het jaar daarop verloren ze alle sponsoren om veiligheidsredenen. Toen ik hen ontmoette in 2010 hielden ze een ander evenement op datzelfde terrein. Dit was het negende festival van de podiumkunsten voor jongeren, in Lahore, terwijl er in die stad dat jaar al 44 aanslagen waren gepleegd. De Pakistaanse Taliban begon toen op systematische wijze meisjesscholen aan te vallen, met als dieptepunt de aanslag op Malala Yousafzai. Wat deden de Peerzada's onder die omstandigheden? Ze voerden een toneelstuk op met schoolmeisjes. Ik mocht 'Naang Wal' zien, een musical in het Punjabi. De meisjes van Middelbare School Lahore speelden alle rollen. Ze zongen en dansten. Ze speelden de muizen en de waterbuffel. Ik zat op het puntje van mijn stoel. Zouden we het einde van deze prachtige voorstelling halen? Bij het einde ging er een zucht van verlichting door het publiek. Een paar huilden. Ze vulden de zaal met een knallend applaus. Op dat moment herinnerde ik me de terroristen die twee jaar ervoor het nieuws haalden. Maar deze avond en deze mensen zijn minstens zo belangrijk. Maria Bashir is de eerste en enige vrouwelijke procureur-generaal van Afghanistan. Ze is in functie sinds 2008 en opende een kantoor om geweldsdelicten tegen vrouwen te onderzoeken. Ze noemt dit de belangrijkste taak binnen haar ambt. Ik ontmoette haar in haar kantoor in Herat, waar ze binnenkwam, geflankeerd door vier grote, zwaarbewapende mannen. Ze heeft nu 23 lijfwachten, vanwege aanslagen op haar. Haar kinderen kwamen bijna om. Een lijfwacht verloor een been. Waarom gaat ze door? Met een glimlach antwoordt ze dat iedereen die vraag stelt. Ze zegt: "Waarom zou je niet het risico nemen om te leven?" Zo simpel ligt het voor haar. Een betere toekomst voor de volgende Maria Bashirs is dit risico waard. Ze weet dat als mensen zoals zij dit risico niet nemen, er geen betere toekomst is. Tijdens het interview vertelde Bashir over haar bezorgdheid over de mogelijke uitkomst van onderhandelingen tussen de regering en de Taliban, de mensen die haar wilden vermoorden. "Als we hen deel maken van de regering, wie zal dan de rechten van vrouwen beschermen?" Ze spoort de internationale gemeenschap aan om de beloften over vrouwen niet te vergeten, omdat ze nu vrede willen met de Taliban. Een paar weken nadat ik uit Afghanistan vertrok, las ik een kop op het internet. Een Afghaanse procureur was geëlimineerd. Wanhopig zocht ik het internet door. Gelukkig ontdekte ik die dag dat Maria niet het slachtoffer was. Helaas was een andere procureur op weg naar zijn werk neergeschoten. Als ik zulke berichten hoor, denk ik dat wanneer de internationale troepen Afghanistan verlaten vanaf dit jaar, wij ons moeten blijven aantrekken wat de mensen daar overkomt, alle mensen als Maria Bashir. Ik hoor haar stem nog in mijn gedachten, zonder enige bravoure: "De omstandigheden zullen eens beter zijn voor de Afghaanse vrouwen. We moeten de weg bereiden hiervoor zelfs als we het met de dood bekopen." Woorden schieten tekort voor de walgelijke aanslag in Nairobi op de Westgate Mall door Al Shabaab, op de dag dat daar een kookwedstrijd was voor kinderen, in september 2013. Er waren 67 doden. Onder hen waren dichters en zwangere vrouwen. Ver weg in het Middenwesten van Amerika ontmoette ik Somalische Amerikanen die zich inzetten om het wek van Al Shabaab te verijdelen, dat een klein aantal jongeren ronselde uit hun stad, Minneapolis, om gruweldaden zoals in Westgate te plegen. De leergierige neef van Abdirizak Bihi, de 17-jarige Burhan Hassan, werd daar in 2008 geronseld en aangemoedigd om naar Somalië te reizen. Ze vermoordden hem toen hij terug naar huis wilde. Sindsdien spreekt meneer Bihi, die een Somalisch Onderwijs- en Steuncentrum leidt zonder fondsen, zich uit tegen het ronselen en de falende regering en Somalisch-Amerikaanse instellingen, zoals het Islamitsch Centrum Abubakar As Saddique, waar zijn neef volgens hem radicaliseerde tijdens jongerenactiviteiten. Hij bekritiseert niet alleen de moskee, maar ook de regering, die faalt in het voorkomen van armoede binnen deze gemeenschap. Vanwege het gebrek aan financiële middelen moest meneer Bihi vindingrijk zijn. Om Al Shabaab tegen te werken, die ontevreden jongeren wilden binnenhalen na de aanslag van 2010 op het publiek van het Wereldkampioenschap in Uganda, organiseerde hij een Ramadan-basketbaltoernooi in Minneapolis. Tientallen Somalisch-Amerikaanse kinderen verschenen en stortten zich op de sport, ondanks de fatwa ertegen. Ze speelden basketbal. Burhan Hassan zou dit nooit meer kunnen spelen. Meneer Bihi is vanwege zijn inspanningen in de ban gedaan door het bestuur van het Islamitisch Centrum Abubakar As Saddique, waarmee hij eerder goede banden had. He vertelde me: "Op een dag zag ik de imam op televisie. Hij noemde ons heidenen en zei: 'Deze families willen de moskee vernietigen'." Dit is het tegenovergestelde van wat Abdirizak Bihi zelf probeert te bereiken met het ontmaskeren van Al Shabaabs ronselaars. Hij wil de godsdienst waar hij om geeft redden van een beperkt aantal extremisten. Het laatste verhaal is van een 22-jarige rechtenstudente uit Algerije, Amel Zenoune-Zouani. Ze droomde van een carrière in het recht, zoals ik in de negentiger jaren. Ze weigerde te stoppen met studeren, ondanks het feit dat de fundamentalisten, die tegen de Algerijnse staat vochten, iedereen bedreigden die bleef studeren. Op 26 januari 1997 stapte Amel op de bus. Ze studeerde in Algiers en ging naar huis om een avond van de Ramadan bij haar familie door te brengen. Ze zou haar rechtenstudie nooit afronden. Toen de bus de rand van de stad bereikte, werden ze tegengehouden bij een controlepost van mannen van de Gewapende Islamitische Groep. Omdat ze een schooltas droeg, werd Amel van de bus gehaald en op straat vermoord. Ze sneden haar de keel door en zeiden tegen de anderen: "Als jullie naar de universiteit gaan, zullen we jullie op een dag allemaal vermoorden, precies zo." Amel stierf om exact 17:17 uur. Dit weten we omdat haar horloge stuk ging toen ze op straat viel. Haar moeder liet me het horloge zien. De secondenwijzer wees nog optimistisch omhoog richting de tijd 17:18, die nooit meer zou aanbreken. Kort voor haar dood zei Amel tegen haar moeder, over zichzelf en haar zussen: "Ons zal niets overkomen, als God het wil. Maar mocht er iets gebeuren, dan weet je dat we dood zijn vanwege onze kennis. Jij en vader moeten fier doorzetten." De dood van deze jonge vrouw valt niet te doorgronden. Tijdens mijn onderzoek zocht ik de hoop van Amel. Haar naam betekent "hoop" in het Arabisch. Ik heb die op twee plaatsen gevonden. In de eerste plaats bij haar familie en alle andere families die hun verhaal doorvertellen, die doorgaan met hun leven ondanks terrorisme. De zus van Amel, Lamia, overwon haar rouw, ging rechten studeren en is tegenwoordig advocaat in Algiers. Dit is alleen mogelijk doordat de gewapende fundamentalisten grotendeels verslagen zijn in het land. Ten tweede vond ik de hoop van Amel, op iedere plaats waar vrouwen en mannen de jihadisten trotseren. Ter nagedachtenis aan Amel, moeten wij allen ondersteunen die deze mensenrechtenstrijd voortzetten, zoals het Netwerk van Vrouwen onder Islamitisch Recht. De advocate voor slachtofferrechten Cherifa Kheddar legde me uit in Algiers dat enkel het bestrijden van terrorisme niet genoeg is. We moeten ook vechten tegen het fundamentalisme, want fundamentalisme is de ideologie die een voedingsbodem vormt voor terrorisme. Hoe komt het toch dat mensen zoals zij niet meer bekendheid genieten? Waarom weet iedereen wie Osama bin Laden was en kent bijna niemand al de mensen die weerstand bieden aan de Bin Laden van hun plaats en tijd? Dit moet veranderen. Daarom vraag ik je om deze verhalen te delen met je netwerk. Kijk naar het horloge van Amel Zenoune, dat voor eeuwig stil staat, en kijk nu naar je eigen horloge. Dit is het moment om te besluiten om mensen zoals Amel te steunen. We mogen niet zwijgen over hen, omdat het gemakkelijker is of omdat het beleid van het Westen ook onvolkomen is. Het wordt nog te vaak 17:17 uur voor mensen zoals Amel Zenoune, bijvoorbeeld in Noord-Nigeria, waar jihadisten nog steeds studenten vermoorden. De tijd om onze stem te laten horen voor allen die zich verzetten tegen het fundamentalisme en het terrorisme binnen hun gemeenschap, is nu aangebroken. Dank jullie wel. (Applaus)