Er bestaat een oude grap over een agent die ’s nachts zijn ronde doet. Hij ziet een man onder een straatlamp iets zoeken op de grond. Hij vraagt hem wat hij doet. De kerel zegt dat hij zijn sleutels zoekt. De agent helpt wat mee, maakt een klein raster om te doorzoeken. Dat gaat zo een paar minuten door. Geen sleutels. De agent zegt: "Ben je zeker dat je hier je sleutels verloren bent?" En de kerel zegt: "Nee, eigenlijk heb ik ze aan de andere kant van de straat verloren, maar het licht is hier beter." Er is een concept waarover mensen het tegenwoordig vaak hebben, en dat is ‘big data’. Ze hebben het dan over alle informatie die we genereren door onze interactie met en via het internet, alles van Facebook en Twitter tot het downloaden van muziek, films, streaming, al dit soort dingen, ook live streaming van TED. De mensen die met big data werken, vinden dat hun grootste probleem een teveel aan informatie is, en hoe al die informatie te organiseren. Ik kan jullie wel zeggen dat dat niet ons grootste probleem is in de wereldgezondheid. Ook al is het licht beter op het internet, de gegevens om de problemen op te lossen zijn niet echt te vinden op het internet. Zo weten we bijvoorbeeld niet hoeveel mensen op dit moment door rampen of conflictsituaties worden getroffen. We weten niet welke klinieken in de derde wereld de nodige geneesmiddelen al dan niet hebben. We hebben geen idee hoe de medicatie in die klinieken geraakt. We weten niet eens -- en dat vind ik straf -- hoeveel kinderen er werden geboren, of hoeveel kinderen er in Bolivia, Botswana of Bhutan zijn. We weten niet hoeveel kinderen vorige week in elk van die landen overleden zijn. We kennen de behoeften van ouderen en geesteszieken niet. Van al die verschillende cruciale problemen of probleemgebieden weten we haast niets. Dat wij zo goed als niets weten, komt deels doordat de informatietechnologie in de wereldgezondheid om deze problemen op te lossen, is wat jullie hier zien. Die technologie is 5.000 jaar oud. Sommigen van jullie hebben ze misschien al eens gebruikt. Ze wordt nu geleidelijk aan verlaten, maar we gebruiken ze nog steeds voor 99 procent van ons werk. Dit is een papieren formulier in de hand van een verpleegster van het ministerie van volksgezondheid van Indonesië op weg op het platteland op -- heel zeker -- een zwoele dag. Over een periode van weken of maanden Over een periode van weken of maanden loopt ze duizenden deuren af en zegt: "Excuseer, maar wij willen jullie enkele vragen stellen. Hebben jullie kinderen? Zijn ze ingeënt?" De enige manier om in een land als Indonesië te weten hoeveel kinderen werden ingeënt en welk percentage werd ingeënt, vind je niet op het internet, maar door op duizenden, tienduizenden deuren te gaan kloppen. maar door op duizenden, tienduizenden deuren te gaan kloppen. Soms duurt het maanden tot jaren om iets dergelijks te doen. Een volkstelling zou in Indonesië waarschijnlijk twee jaar duren. Het probleem zijn natuurlijk deze papieren formulieren. Het probleem zijn natuurlijk deze papieren formulieren. We hebben papieren formulieren voor alles en nog wat. We hebben papieren formulieren voor vaccinatie-enquêtes, om bij te houden wie in een kliniek wordt opgenomen, voor geneesmiddelen- en bloedvoorraden, voor geneesmiddelen- en bloedvoorraden, voor heel uiteenlopende onderwerpen, maar ze hebben allemaal één enkel gemeenschappelijk eindpunt. Iets als dit. We zien hier een karrenvracht gegevens. Dit zijn de gegevens van één enkele vaccinatie-enquête in één district in Zambia waaraan ik een paar jaar geleden heb deelgenomen. Het enige wat we wilden te weten komen, is welk percentage van Zambiaanse kinderen ingeënt zijn. Dit zijn de gegevens op papier, gedurende weken verzameld voor één enkel district. Vergelijk het met een provincie in België of Nederland. Je kan je voorstellen dat dit voor heel Zambia, met één te beantwoorden vraag, er zo gaat uitzien. Vrachtwagens en vrachtwagens vol met stapels gegevens. Wat het nog erger maakt, is dat dit nog maar het begin is. Zodra al die gegevens verzameld zijn, moet de een of andere sukkelaar dat allemaal in een computer gaan intypen. Als student was ik af en toe die sukkelaar. Als student was ik af en toe die sukkelaar. Ik was er vaak niet echt met mijn aandacht bij. Ik maakte waarschijnlijk een heleboel fouten. Niemand heeft die ooit ontdekt, dus de gegevenskwaliteit daalt. Maar uiteindelijk geraken die gegevens hopelijk in een computer en kan iemand beginnen ze te analyseren. Eens die analyse en het verslag klaar, kan je die gegevens gebruiken om kinderen beter te vaccineren. Ik kan me niet indenken wat erger is op het gebied van wereldwijde volksgezondheid, dan kinderen op deze planeet te laten sterven aan door vaccins te voorkomen ziekten, ziekten waarvoor het vaccin slechts één dollar kost. Elk jaar sterven miljoenen kinderen aan deze ziekten. Miljoenen is een grove schatting omdat we de juiste cijfers niet eens kennen. Wat het nog frustrerender maakt, is dat het ingeven van de data, wat ik deed als student, soms zes maanden kan duren. Soms duurt het twee jaar en soms, eigenlijk vaak, gebeurt het nooit. Denk daar eens even over na. Honderden mensen gingen op stap om een bepaalde vraag te beantwoorden. Dat kostte waarschijnlijk honderdduizenden dollars aan brandstof, fotokopies en vergoedingen. En dan, om wat voor reden ook, is de fut eruit of is er geen geld meer, en was alles een maat voor niets omdat niemand het in een computer ingeeft. Het proces stopt gewoon. Gebeurt de hele tijd. Daar baseren wij onze besluiten over wereldgezondheid op: te weinig gegevens, te oude gegevens of geen gegevens. Rond 1995 begon ik te denken aan manieren om dit proces te verbeteren. 1995 is uiteraard lang geleden. Het beangstigt mij om te denken hoe lang geleden dat al is. De topfilm van dat jaar was ‘Die Hard with a Vengeance’. Zoals jullie kunnen zien, had Bruce Willis toen veel meer haar. Ik werkte toen voor ziektepreventiecentra en ik had toen ook veel meer haar. Maar voor mij was dit hier het belangrijkste ding in 1995. Maar voor mij was dit hier het belangrijkste ding in 1995. Moeilijk om je dat nu voor te stellen, maar in 1995 was dit het ultieme mobiele apparaat voor de elite. Het was geen iPhone. Ook geen Galaxy-phone. Het was een Palm Pilot. Toen ik voor de eerste keer de Palm Pilot zag, dacht ik: “Waarom kunnen we de formulieren niet op deze Palm Pilots zetten, en ze meenemen in het veld. Die kan tienduizenden papieren formulieren vervangen. Waarom zouden we dat niet proberen? Dan zouden we van meet af aan de gegevens elektronisch, digitaal kunnen verzamelen. de gegevens elektronisch, digitaal kunnen verzamelen. We zouden dan het hele proces van het overtypen kunnen overslaan. We zouden dan het hele proces van het overtypen kunnen overslaan. We zouden dan het hele proces van het overtypen kunnen overslaan. We kunnen rechtstreeks naar de analyse en vervolgens naar het gebruik van de gegevens om daadwerkelijk levens te redden. Dat begon ik te doen. Ik reisde voor het ziektepreventiecentrum naar verschillende programma's over de hele wereld om hen te trainen in het gebruik van Palm Pilots voor het verzamelen van gegevens in plaats van op papier. Het ging prima. Het werkte net zo goed als iemand had kunnen voorspellen. Digitale dataverzameling is eigenlijk efficiënter dan op papier. Terwijl ik daarmee bezig was, deed mijn zakenpartner Rose, die hier met haar echtgenoot Matthew aanwezig is, iets gelijkaardigs voor het Amerikaanse Rode Kruis. Na dat een paar jaar te hebben gedaan, - ik had misschien zes of zeven programma’s afgewerkt - - ik had misschien zes of zeven programma’s afgewerkt - realiseerde ik me dat tegen dit tempo ik over mijn hele carrière misschien 20 of 30 programma’s zou afwerken. Maar het probleem is dat 20 of 30 programma's deze technologie bijbrengen een druppel is op een hete plaat. De vraag naar betere programma's op gebied van gezondheid, en op alle andere gebieden in ontwikkelingslanden, is enorm. Er lopen miljoenen programma's. Miljoenen klinieken willen hun geneesmiddelen bijhouden. Er lopen miljoenen vaccinatieprogramma's. Er zijn scholen die aanwezigheidslijsten willen bijhouden. Al die dingen waarover we gegevens nodig hebben. Al die dingen waarover we gegevens nodig hebben. Ik realiseerde me dat als ik op dezelfde manier bezig bleef, ik tegen het einde van mijn carrière nauwelijks enige invloed zou uitoefenen. Ik begon na te denken over waar ik mee bezig was, over wat ik deed, hoe ik mensen opleidde, over wat de knelpunten waren en hoe het sneller en efficiënter kon. En helaas, na er wat over te hebben nagedacht, realiseerde ik me wat het belangrijkste obstakel was. Het belangrijkste obstakel, en dit is een trieste realisatie, het belangrijkste obstakel was ik. Wat bedoel ik daarmee? Ik had een proces ontwikkeld waarbij ik het centrum van het universum van deze technologie was. Als je deze technologie gebruiken wilde, moest je langs mij. Dat betekent dat je moest weten dat ik bestond. Dan moest je het geld zien te vinden om mij te betalen, om naar je land te vliegen, het geld voor mijn hotel betalen en opdraaien voor mijn dagelijkse onkosten. Je had 10.000 à 30.000 dollar nodig. Ik moest je dan nog in mijn agenda kunnen inpassen en niet op vakantie zijn. Elk systeem dat berust op één of enkele mensen is gewoon niet schaalbaar. En dit probleem heeft schaalbare technologie nodig en wel meteen. En dit probleem heeft schaalbare technologie nodig en wel meteen. Ik begon te denken aan manieren waarop ze niet meer op mij moesten terugvallen. Daar heb ik lang over nagedacht. Daar heb ik lang over nagedacht. Daar heb ik lang over nagedacht. Ik was zo opgeleid dat de manier om technologie voor internationale ontwikkeling te verspreiden altijd gebaseerd was op adviseurs. Het zijn altijd jongens die vrij veel op mij lijken, die komen uit landen die vrij veel op dit hier lijken en gaan naar landen met mensen met een donkere huid. Je gaat ernaartoe, je geeft geld uit aan de vliegreis, aan tijd, aan dagelijkse onkosten, aan hotelkosten en zo meer. Voor zover ik wist, was dat de enige manier waarop je technologie kon verspreiden, en ik kon geen andere manier bedenken. Maar het wonder is gebeurd, afgekort noem ik het Hotmail. Nu vind je Hotmail misschien niets wonderbaarlijks, maar voor mij was het dat wel. Net toen ik met dit probleem worstelde, zat ik voor mijn werk vaak in Midden-Afrika. Ik had gezien dat iedere Midden-Afrikaanse gezondheidswerker een Hotmail-account had. En het viel me te binnen dat iedereen met Hotmail zeker niet naar het ministerie van volksgezondheid van Kenia vloog voor een opleidingscursus Hotmail. Deze jongens verspreiden technologie. Ze krijgen daar softwarecapaciteit zonder over de hele wereld rond te vliegen. Daar moest ik eens wat meer over nadenken. Terwijl ik er over zat na te denken, begonnen mensen nog meer dingen als dit te gebruiken. Ze begonnen met LinkedIn, Flickr, Gmail en Google Maps, al deze dingen. Dit is allemaal cloud-gebaseerd en behoeft geen opleiding. Je hebt geen programmeurs of adviseurs nodig omdat het businessmodel voor alle deze zaken vereist dat ze zo eenvoudig zijn dat we ze kunnen gebruiken zonder veel training. Je hoeft er alleen maar over te horen en naar de website te gaan. Ik vroeg me af hoe het zou gaan als we software zouden ontwerpen die hetzelfde deed als waarvoor ik adviseerde. In plaats van mensen op te leiden om formulieren op mobiele apparaten te maken, waarom geen software maken waarmee ze het zelf kunnen zonder opleiding en zonder mij erin te betrekken? En dat is precies wat we deden. We maakten de Magpi-software, een online formulierontwerper. Niemand heeft mij daarvoor nog nodig. Je hoeft er alleen over te horen en je gaat naar de website. Je kunt formulieren maken, en zodra ze klaar zijn kopieer je ze naar allerlei gewone mobiele telefoons. Uiteraard zijn we van Palm Pilots naar mobiele telefoons overgegaan. Het hoeft geen smartphone te zijn. Het mag een eenvoudige telefoon als deze hier zijn. Een basismodel van Symbian zoals gebruikelijk in ontwikkelingslanden. Het geweldige eraan is dat het net als Hotmail. cloud-gebaseerd is, geen opleiding vereist, geen programmeren, geen adviseurs. Maar er zijn nog een aantal extra voordelen. We wisten toen we dit systeem bouwden dat je, net als met de Palm Pilots, de gegevens kon verzamelen en gelijk uploaden om je gegevensverzameling te krijgen. Maar omdat het al op een computer staat, kunnen we onmiddellijk tabellen, analyses en grafieken afleveren. Een proces dat twee jaar duurde konden we comprimeren tot vijf minuten. Ongelooflijke verbeteringen in de efficiëntie. Cloud-gebaseerd, geen opleiding, geen adviseurs, geen ik. In de eerste jaren waarop we het op de ouderwetse manier deden, leidden we in elk land misschien ongeveer 1.000 mensen op. misschien ongeveer 1.000 mensen op. Hoe gaat het nu? In de tweede drie jaar vonden 14.000 mensen de website, meldden zich aan en begonnen ze te gebruiken voor het verzamelen van gegevens, gegevens voor hulp bij rampen, Canadese varkenshouders houden varkensziekte en kuddes bij, mensen houden geneesmiddelenvoorraden bij. Een van mijn favoriete voorbeelden is het IRC, International Rescue Committee. Ze hebben een programma waar vroedvrouwen die nauwelijks kunnen lezen of schrijven met behulp van mobiele telefoons van 10 dollar met onze software één keer per week een sms sturen met het aantal geboorten en het aantal sterfgevallen. Dat geeft de IRC iets dat niemand in de wereldgezondheid ooit heeft gehad: een bijna real-time systeem dat baby's telt om te weten hoe veel kinderen er worden geboren, om te weten hoeveel kinderen er zijn in Sierra Leone, het land waar dit gebeurt en hoeveel kinderen er sterven. Dokters voor Mensenrechten -- dit valt een beetje buiten het gebied van de gezondheidszorg — verzamelen data. Ze geven een basisscholing in verkrachtingsonderzoek in Congo, waar dit een epidemie is, een afschuwelijke epidemie. Ze gebruiken onze software om het bewijs dat ze vinden te documenteren, met inbegrip van fotografisch materiaal, zodat ze de daders voor het gerecht kunnen brengen. Camfed, een goed werk uit het Verenigd Koninkrijk, betaalt gezinnen om meisjes op school te houden. Ze begrijpen dat dit de meest significante ingreep is die ze kunnen maken. Ze hielden de uitgaven, de aanwezigheid, de uitslagen bij op papier. Het duurde ongeveer twee tot drie jaar voor cijfers of aanwezigheden in een verslag waren terug te vinden. Nu gaat het in real time, en omdat dit een zo goedkoop en cloud-gebaseerd systeem is, kost dit voor de vijf landen waar Camfed loopt, met tienduizenden meisjes, in totaal 10.000 dollar per jaar. Dat is minder dan ik kreeg voor een consultatieronde van twee weken. Ik vertelde jullie daarnet dat toen we het op de ouderwetse manier deden, ik me realiseerde dat al ons werk een druppel op een hete plaat was - slechts 10, 20, 30 verschillende programma's. We hebben een heleboel voortgang gemaakt, maar ik erken nu, dat zelfs het werk dat we hebben gedaan met 14.000 mensen die dit gebruiken, nog steeds een druppel op een hete plaat is. Maar er is iets veranderd. Ik denk dat het duidelijk zou moeten zijn. Wat er veranderd is, is dat we in plaats van een programma waarbij het opschalen zo traag gaat dat we nooit alle mensen die ons nodig hebben, kunnen bereiken, we nu niet meer naar die mensen toe moeten. We hebben een tool gemaakt waarmee programma's kinderen op school houden, het aantal geboortes en het aantal sterfgevallen van kinderen bijhouden, criminelen vangen en met succes vervolgen. Door al deze dingen leren we meer over wat er gaande is, begrijpen we meer, zien we meer, kunnen we levens redden en verbeteren. Bedankt. (Applaus)