Om dichter te zijn moet je een keer door hel zijn gegaan. Mijn eerste keer in de gevangenis keek ik nergens van op. Niet van het geluid van de sloten, de deuren die dichtgingen, niet de tralies of wat dan ook van wat ik me ervan had voorgesteld. Misschien omdat de gevangenis zich op een vrij open plek bevindt. Je kunt de lucht zien. Meeuwen vliegen voorbij en het voelt net alsof je dichtbij zee bent. Alsof je dichtbij het strand bent. Maar in werkelijkheid komen de meeuwen voor de vuilnisbelt vlakbij de gevangenis. Ik liep verder naar binnen en ineens zag ik gevangenen heen en weer lopen. Het was alsof ik een stap terug deed en ik dacht bij mezelf dat ik best een van hen had kunnen zijn. Met een andere achtergrond, ander context, ander geluk. Want niemand, maar dan ook niemand kan kiezen waar hij of zij geboren wordt. In 2009 werd ik uitgenodigd om mee te doen aan een project in Unidad 48, dat onderdeel is van de Nationale Universiteit van San Martín. Het ging om het geven van een schrijfworkshop. De penitentiaire dienst stelde een deel van de gevangenis ter beschikking en daar bouwde men het universitair centrum. Tijdens mijn eerste ontmoeting met de gevangenen vroeg ik hen waarom ze graag een schrijfworkshop wilden doen. Ze zeiden dat ze graag op papier zouden willen zetten wat ze niet kunnen zeggen en doen. Op dat moment besloot ik om poëzie te introduceren in de gevangenis. Dus ik stelde voor om met poëzie te gaan werken en ik vroeg of iemand wist wat poëzie betekent. Niemand wist eigenlijk wat poëzie nou echt was. Daarnaast stelden ze voor om de workshop niet alleen te geven aan gevangenen die universitaire lessen volgen maar aan alle gevangenen. Ik zei: om de workshop te beginnen heb ik een hulpmiddel nodig waarover wij allemaal beschikken. Dat hulpmiddel is taal. Dus we hadden taal en we hadden een workshop. We konden poëzie maken. Maar ik stond niet stil bij de ongelijkheid die er is in de gevangenis. Velen van hen hebben de basisschool niet eens afgemaakt. Velen konden alleen blokletters lezen. Ook schreven ze niet vloeiend genoeg. Dus begonnen we hele korte maar krachtige gedichten te zoeken. En we begonnen te lezen en we lazen auteur na auteur en door dat lezen van korte gedichten begonnen ze door te krijgen dat de poëtische taal een bepaalde logica afbreekt en een ander systeem aanmaakt. Bij het breken van de logica van taal breek je ook de logica van het systeem waarop zij gewend zijn te reageren. Dus ontstond er een nieuw systeem, een aantal nieuwe regels waardoor zij supersnel begrepen dat zij door middel van gedichten precies kunnen zeggen wat ze willen. "Om dichter te zijn moet je een keer door hel zijn gegaan." En zij hebben genoeg hel. Genoeg hel. Één keer vertelde een van hen: "In de gevangenis slaap je nooit." Je kunt nooit slapen in de gevangenis. Je kunt nooit je ogen sluiten. Dus gaf ik ze, zoals ik nu ook doe, een moment stilte en ik zei: jongens, dat is poëzie. Poëzie is in dit gevangenisleven, het is overal om jullie heen. Dit alles, dat jullie nooit slapen. Dit straalt angst uit. Alles wat niet wordt opgeschreven, dat is poëzie. Dus we begonnen die hel te gebruiken. We sprongen meteen in het diepe. In de zevende cirkel van de hel. En in deze zevende cirkel van onze geliefde hel leerden ze dat muren onzichtbaar konden zijn, dat ze ramen konden laten schreeuwen en dat we ons konden verstoppen in de schaduw. Aan het eind van het eerste jaar van de workshop hebben we een klein eindejaarsfeest gegeven zoals men dat doet wanneer er iets met zoveel liefde wordt gedaan. Je wil het vieren met een feestje. We nodigden familieleden, vrienden en autoriteiten van de universiteit uit. De gevangenen hoefden alleen maar een gedicht op te lezen en hun diploma en applaus in ontvangst nemen en dat was ons feestje. Het enige wat ik aan jullie duidelijk wil maken, is het moment dat deze mannen, soms enorm groot vergeleken met mij, of jongeren, maar met een enorme trots, hun papier trillend en zwetend vasthielden en hun gedicht met trillende stem oplazen. Op dit moment bedacht ik me dat dit waarschijnlijk voor velen van hen de eerste keer was dat er geklapt werd voor iets dat zij hadden bereikt. In de gevangenis zijn er dingen die je niet kunt doen. In de gevangenis kun je niet dromen, in de gevangenis kun je niet huilen. Sommigen woorden zijn gewoon verboden, zoals het woord "tijd", het woord "toekomst" en het woord "wens". Maar wij durfden het aan om te dromen en om groot te dromen, want we hadden besloten om een boek te gaan schrijven. Ze schreven niet alleen een boek, maar bonden het ook zelf in. Dit was eind 2010. We schreven een tweede boek. En we bonden dit tweede boek in. Dit was pas geleden, eind vorig jaar. Wat ik elke week weer zie is hoe ze veranderen in een ander persoon. Hoe ze zich transformeren. Hoe het woord hen zelfrespect geeft dat ze eerst niet kenden, dat ze zich niet voor konden stellen. Ze wisten niet dat dit gevoel bestond en dat het van hen zou kunnen komen. Tijdens de workshop, in onze geliefde hel, geven we allemaal iets. We openen onze handen en ons hart en geven wat we hebben en wat we kunnen. Iedereen doet dit. Op deze manier voelt iemand dat hij een heel klein beetje die enorme sociale scheur aan het repareren is die er voor zorgt dat voor velen zoals zij de gevangenis de enige eindbestemming is. Ik herinner me een vers van een groot dichter, van Unidad 48 van onze workshop: Nicolás Dorado. "Ik heb een oneindig stuk draad nodig om deze schade te kunnen naaien". Dit doet poëzie. Ze naait een wond van uitsluiting. Ze opent deuren. Poëzie maakt een spiegel. Die spiegel is het gedicht. Ze herkennen zichzelf, ze bekijken het gedicht en schrijven wat ze zijn... en zijn wat ze schrijven. Om te kunnen schrijven moeten zij zich het moment van het schrijven toe-eigenen, dat uitzonderlijke moment van vrijheid. Ze moeten in hun hoofd op zoek naar dat stukje vrijheid dat niemand ze kan ontnemen wanneer zij schrijven. Het is ook goed om te bewijzen dat vrijheid mogelijk is, ook al zitten we in de gevangenis en bestaan de enige tralies die we hebben op deze mooie plek, uit het woord 'tralies'. In onze hel branden we van geluk wanneer het lont van het woord wordt aangestoken. (Applaus) Ik heb jullie verteld over de gevangenis, over wat ik elke week meemaak en waar ik van geniet en dat ik samen met hun verander. Maar ik zou willen dat jullie zouden kunnen voelen en meemaken, ook al is het maar voor een paar seconden, waar ik elke week van geniet en wat me maakt me wie ik ben. (Applaus) "Het hart kauwt de tranen van tijd, verblind door dat licht. Het verbergt de snelheid van het bestaan waar beelden varen. Het vecht, het laat niet los. Het hart breekt door trieste blikken. Het rijdt op een vuurspuwende storm en recht de schouders die zijn gebogen door schaamte, wetend dat het niet alleen draait om lezen en doorgaan maar ook om de wens het oneindige blauw te zien. Het hart gaat zitten om over dingen na te denken, vecht tegen een alledaags bestaan. Trachtend lief te hebben zonder pijn, ademt het zon en spreekt zichzelf moed in. Het geeft zichzelf over op weg naar de rede. Het hart vecht tussen moerassen, staat op de rand van de onderwereld. Het valt uitgeput neer, maar zal niet kiezen voor de makkelijke weg. Terwijl onregelmatige stappen uit dronkenschap ontwaken, ontwaakt de stilte." Ik ben Martín Bustamante. Ik zit gevangen in Unidad 48 van San Martín. Vandaag ben ik op tijdelijk verlof. Poëzie en literatuur hebben mijn leven veranderd. Dank jullie wel! CD: Dank jullie wel! (Applaus)