Ik heb de afgelopen 38 jaar geprobeerd om onzichtbaar te zijn. Ik ben bureauredacteur. Ik werk bij The New Yorker en redigeren voor The New Yorker is net als korte stop zijn bij een honkbalteam in de Major League: de recensenten analyseren elk miniem gebaar; o wee, als je een fout maakt! Voor de duidelijkheid: bureauredacteuren gaan niet over de inhoud. Wij werken op zinsniveau, een alinea misschien, de woorden, de interpunctie. Ons werk gaat over de details. We zetten het trema, de twee puntjes, op de i in 'naïve'. Wij leggen de huisstijl op. Iedere publicatie heeft een huisstijl. Die van The New Yorker is heel herkenbaar. We worden wel eens gepest om onze stijl. Stel je voor -- we spellen 'teen-ager' nog met een koppelteken, alsof het woord pas is uitgevonden. Maar aan dat koppelteken in 'teen-age' en het trema in 'coöperate', zie je meteen dat je The New Yorker leest. Redigeren bij The New Yorker is een mechanisch proces. Er is een vergelijkbare functie, die van de proeflezen of corrigeren. Redigeren is mechanisch, terwijl proeflezen interpretatief is. We geven de auteur suggesties, via de redacteur, om de nadruk van een zin te verbeteren of om op onbedoelde herhalingen te wijzen en 'aantrekkelijke alternatieven' voor te stellen. Onze rol is om de auteur in een goed daglicht te plaatsen. We geven ons werk echter niet rechtstreeks aan de auteur, maar aan de redacteur. Dit leidt vaak tot een sfeer van vriend-vijand waarbij de bureauredacteur, ik gebruik dit even als overkoepelende term, altijd de vijand is. Als we ons werk goed doen, zijn we onzichtbaar, maar zodra we een fout maken, zijn wij bureauredacteuren ineens overduidelijk aanwezig. Dit is de meest recente fout waarop ik werd aangesproken. [Last Tuesday, Sarah Palin, the pre-Trump embodiment of populist no-nothingism in the Republican Party, endorsed Trump.] "Waar zijn die geweldige bureauredacteuren van The New Yorker?" schreef een lezer. "Bedoelde de schrijver niet 'know-nothingism'? Au! Er is geen enkel excuus voor deze fout. Maar ik vind hem leuk: 'no-nothingism'. Het zou de Amerikaanse term voor 'nihilisme' kunnen zijn. (Gelach) Een andere lezer citeert dit stukje uit het tijdschrift: [Ruby was seventy-six, but she retained her authoritative bearing; only her unsteady gait belied her age.] Hij voegde eraan toe: "Iemand van The New Yorker weet toch wel wat 'belied' betekent en dat het het tegenovergestelde is van wat hier staat. Doe eens wat beter je best, zeg!" 'Belie' is een valse indruk geven. Het had 'betrayed' (verraadde) moeten zijn. E.B. White schreef eens over de komma's in The New Yorker: "Ze vallen secuur als messen rond de contouren van een lichaam." (Gelach) En inderdaad, we krijgen veel klachten over komma's. "Zitten er echt twee komma's in 'Martin Luther King, Jr., Boulevard'?" Op een bordje niet, maar zo wordt 'Jr.' wel geschreven in The New Yorker. Een grapjas schreef: ["Please, could you expel, or, at least, restrain, the comma-maniac, on your editorial staff?"] (Gelach) Nou ja. De komma's staan hier wel goed, behalve die tussen 'maniac' en 'on'. (Gelach) En als er dan toch komma's rond 'at least' moeten staan, kunnen we nog wel een stapje verder gaan en streepjes om de uitdrukking zetten: "... -- or, at least, restrain --" Perfect. (Applaus) Wat denk je hiervan: "Ik ben een groot fan, maar willen jullie alsjeblieft ophouden met het uitschrijven van grote getallen?" [twee en een half miljoen ...] Nee. (Gelach) Nog een laatste hartenkreet van een spellingfanaat: ["Die lange, draderige dingen zijn stembanden, geen stem-accoorden."] De woedende lezer voegde eraan toe: "Ik ben vast niet de eerste die u schrijft over deze flagrante fout van de proeflezer, en vast ook niet de laatste. Foei!" (Gelach) Vroeger vond ik het leuk om post te ontvangen. Er is een verbond tussen schrijvers en redacteuren. De redacteur verraadt de schrijver niet, verklapt niet aan iedereen welke slechte grappen er werden geschrapt of dat verhalen veel te lang doordreven. Een goede redacteur behoedt een schrijver voor excessen. Bureauredacteuren hebben ook een code: we lopen niet te koop met onze fouten. Ik voel me een afvallige, dat ik ze hier bekendmaak, dus laten we liever kijken naar wat we goed doen. Op een of andere manier sta ik bekend als streng. Maar ik werk met schrijvers die weten hoe ze met me om moeten gaan. Ian Frazier, of 'Sandy', ken ik sinds de vroege jaren tachtig. Hij is een van mijn favorieten, ook al schrijft hij soms zinnen waar de bureauredacteur flink over na moet denken. Deze komt uit een verhaal over Staten Island na orkaan Sandy: [A dock that had been broken in the middle and lost its other half sloped down toward the water, its support pipes and wires leaning forward like when you open a box of linguine and it slides out.] (Gelach) Dit zou een grammaticus van weleer nooit hebben geaccepteerd. Wat moest ik ermee? Technisch gezien zou 'like' 'as' moeten zijn, maar dat klinkt belachelijk, alsof de schrijver een of andere Homerische vergelijking begint -- "as when you open a box of linguine." (Gelach) Ik besloot dat de orkaan Sandy's taalgebruik rechtvaardigde en liet de zin voor wat hij was. (Gelach) Als ik denk dat iets fout is, lees ik het drie keer na. Ik vertelde Sandy dat op een onbewaakt moment en hij zei: "Drie keer maar?" Hij heeft het dus leren verduren. Laatst had hij een verhaal voor 'Talk of the Town', dat zijn korte stukjes voorin het tijdschrift over allerlei onderwerpen, van de tentoonstelling van Ricky Jay in het Metropolitan Museum, tot de introductie van doggybags in Frankrijk. Sandy's verhaal ging over de Bronx en Sonia Sotomayor, rechter bij het Hooggerechtshof. Ik kwam drie uitdagingen tegen. De eerste, van gramaticale aard. De rechter droeg zwarte kleding en Sandy schreef: [Her face and hands stood out like in an old, mostly dark painting.] Anders dan bij het orkaanverhaal had de schrijver hier niet het excuus dat hij orkaanschade beschreef. 'Like' is in deze betekenis een voorzetsel en bij een voorzetsel hoort een object, een zelfstandig naamwoord. Het 'like' in deze zin, moest 'as' zijn. "As in an old, mostly dark painting." De tweede was een spelfout. De auteur citeerde iemand die de rechter assisteerde: ["It will be just a minute. We are getting the justice mic'ed,"] 'Mic'ed?' [gemuisd?] In de muziekindustrie is de spelling 'mic' omdat het zo geschreven staat op de apparatuur. Ik had die spelling nooit als een werkwoord gezien en het verontrustte me dat het woord 'mic'ed' in het tijdschrift kwam onder mijn supervisie. (Gelach) De afkorting voor 'microphone' is volgens The New Yorker 'mike'. Ten slotte was er nog een grammaticaal probleem betreffende een bezittelijk voornaamwoord dat niet congrueerde met het antecedent. [everyone in the vicinity held their breath] 'Their' is meervoud, terwijl 'everyone', het antecedent, enkelvoud is. Niemand zegt: "Everyone were there". Everyone was there. Everyone is here. Maar mensen zeggen voortdurend dingen als: "Everyone held their breath". Om dat te rechtvaardigen noemen bureauredacteuren dit 'het enkelvoudige their'; alsof zeggen dat het enkelvoud is, het niet langer meervoud doet zijn. (Gelach) Het is mijn taak om te proberen zo'n vorm eruit te halen wanneer ik hem tegenkom. Ik kon niet schrijven 'Everyone held her breath', of 'Everyone held his breath', of 'Everyone held his or her breath'. Mijn wijziging moest passen in het stuk. Ik vroeg, via de redacteur, of de schrijver het kon veranderen in: 'All in the vicinity held their breath', want 'all' is meervoud. Nee. Toen probeerde ik: 'All those present held their breath', dat vond ik wel aardig juridisch klinken. Maar de redacteur zei dat 'present' en 'presence' niet samen in één zin konden. Toen ik de laatste versie ontving, zag ik dat de schrijver 'as' voor 'like' en 'miked' voor 'mic'ed' had geaccepteerd. Maar 'Everyone held their breath' wilde hij niet veranderen. Twee van de drie is niet slecht. In datzelfde nummer, in het artikel over doggybags in Frankrijk, gebruikte een fransoos geheel onnodig het 'F-word'. Ik ben benieuwd naar de brieven en waar de lezers zich méér aan storen. (Gelach) Bedankt. (Applaus)