Zullen we doen wat nodig is om klimaatverandering tegen te gaan? Ik benader deze vraag niet als groene actievoerder, ik ben eigenlijk zelfs een rampzalig recycler. Ik benader de vraag als professioneel waarnemer van financiële beleidsvorming en als iemand die zich afvraagt hoe de geschiedenis ons zal beoordelen. Deze ring, die van mijn opa was, zal ooit doorgegeven worden aan mijn zoon Charlie. En ik vraag me af wat zijn generatie, en wellicht de generatie die volgt, zal denken over de twee eerdere levens die de ring heeft meegemaakt. Mijn opa was een mijnwerker. In zijn tijd werd het nog geaccepteerd fossiele brandstoffen te verbranden om energie te genereren en economieën te helpen ontwikkelen. We weten dat dit nu niet het geval is, vanwege de broeikasgassen die steenkool genereert. Maar vandaag de dag vrees ik dat het de industrie is waar ik in werk die meer afgerekend zal worden op diens invloed op het klimaat -- meer nog zelfs, dan mijn grootvader's industrie. Ik werk uiteraard in de bankensector, die herinnerd zal worden voor diens crisis in 2008 -- een crisis die de aandacht en financiën van overheden afleidde van een aantal zeer belangrijke beloftes, beloftes zoals die gemaakt werden in 2009 op de Copenhagen Climate Summit, om jaarlijks 100 miljard dollar vrij te maken om ontwikkelingslanden te helpen af te stappen van het verbranden van fossiele brandstoffen en over te gaan op het gebruik van schonere energie. Die belofte is nu al in gevaar. En dat is een serieus probleem, want de overgang naar schonere energie dient zo snel mogelijk te gebeuren. Ten eerste, omdat broeikasgassen, eenmaal vrijgekomen, tientallen jaren in de atmosfeer blijven. En ten tweede, als een ontwikkelingseconomie haar electriciteitsnetwerk inricht op het gebruik van fossiele brandstoffen, is dit in de toekomst veel duurder om te veranderen. Dus voor het klimaat zal de geschienis oordelen dat de bankencrisis net op het verkeerde tijdstip gebeurde. Het verhaal hoeft echter niet zo naargeestig te zijn. Drie jaar geleden stelde ik dat overheden de middelen die gebruikt zijn ter redding van het financieel stelsel, zou kunnen gebruiken voor andere mondiale problemen. En deze argumenten worden mettertijd sterker, niet zwakker. Laten we kort terugkijken op wat die middelen precies waren. Toen de financiële crisis in 2008 insloeg, begonnen de centrale banken van de VS en het VK met het opkopen van obligaties die door hun eigen overheid waren uitgegeven, in een beleidsvorm die 'quantative easing' heet. Afhankelijk van wat er gebeurt wanneer de obligaties vervallen, is dit gelddrukkerij onder een andere naam. En ze drukten als wilden. Alleen de VS al creëerden vier biljoen dollar aan eigen valuta. Dit werd niet in afzondering gedaan. In een opmerkelijke samenwerking werden de 188 landen die het IMF vormen, het Internationaal Monetair Fonds, het eens om 250 miljard dollar aan eigen valuta uit te geven -- het Speciaal Trekkingsrecht (STR) -- om reserves wereldwijd een impuls te geven. Toen de financiële crisis overwaaide naar Europa beloofde Mario Draghi, president van de Europese Centrale Bank, "te doen wat nodig is." En dat hebben ze gedaan. De Japanse centrale bank herhaalde deze woorden -- precies dezelfde toezegging -- om 'te doen wat nodig is' om de eigen economie weer te doen opleven. In beide gevallen betekende 'te doen wat nodig is' biljoenen dollars meer, in een gelddrukkingsbeleid dat vandaag de dag nog doorgaat. Wat dit aantoont, is dat wanneer ze geconfronteerd worden met bepaalde wereldwijde problemen, beleidsmakers in staat zijn gezamenlijk en met spoed te handelen en bereid zijn de risico's te nemen van een ongebruikelijk beleid als geldcreatie. Dus laten we teruggaan naar de aanvankelijke vraag: kunnen we geld drukken voor het klimaat? Drie jaar geleden was het idee om geld op deze manier te gebruiken een soort taboe. Als het idee van geld als eindige hulpbron ontkracht wordt, kunnen overheden spoedig overspoeld raken met eisen van het volk om geld te drukken voor andere doeleinden: onderwijs, gezondheidszorg, welzijnszorg, zelfs defensie. En er bestaan enkele desastreuze historische voorbeelden van geldcreatie, ongecontroleerde geldcreatie, die hyperinflatie tot gevolg hadden. Denk aan de Weimarrepubliek in 1930, Zimbabwe, meer recentelijk in 2008, toen de prijzen van basisbehoeften, zoals brood, elke dag verdubbelden. Maar dit alles is een stimulans voor het publieke debat, zo sterk zelfs dat geldcreatie voor publiek gebruik nu openlijk wordt besproken in de financiële media, zelfs in enkele politieke manifesten. Het is echter van belang dat het debat hier niet stopt, bij het drukken van nationale valuta. Omdat klimaatverandering een gedeeld, wereldwijd probleem is, zijn er dwingende redenen om de internationale valuta te drukken die door het IMF wordt uitgegeven, om het project te financieren. Het Speciale Trekkingsrecht, ofwel STR, is de elektronische eenheid van rekeningen bij het IMF, die overheden gebruiken om gelden naar elkaar over te maken. Zie het als een peer-to-peernetwerk voor betalingsverkeer net als Bitcoin, maar dan voor overheden. Het is een echt wereldwijd netwerk. Elk van de 188 lidstaten van het IMF houdt bepaalde STR quota aan als deel van de deviezenvoorraad. Dit zijn nationale vermogensopslagen die landen aanhouden om zichzelf tegen valutacrises te beschermen. En die wereldwijde insteek is waarom het IMF op het hoogtepunt van de financiële crisis in 2009 250 miljard dollar extra uitgaf -- omdat het als collectieve, wereldwijde handeling diende die in één keer zowel kleine als grote landen veiligstelde. Maar dit -- dit is het interessante. Meer dan de helft van de extra STR'en die in 2009 gedrukt werden -- een waarde van zo'n 150 miljard dollar -- is naar landen gegaan met reeds ontwikkelde markten, waarvan de meeste niet echt behoefte hebben aan deze deviezenreserves omdat ze flexibele wisselkoersen hanteren. De extra reserves die in 2009 geprint werden, waren uiteindelijk, tenminste voor landen met ontwikkelde markten, dus niet echt nodig. En tot op vandaag blijven ze dan ook ongebruikt. Dus hier is een idee: als een eerste stap, waarom beginnen we niet die ongebruikte, extra STR'en die gedrukt zijn in 2009 te besteden aan het tegengaan van klimaatverandering? Ze zouden, bijvoorbeeld, gebruikt kunnen worden om obligaties te kopen, uitgegeven door het Green Climate Fund van de VN. Dat is een fonds dat in 2009 tot stand kwam nadat in Kopenhagen klimaatakkoorden werden gesloten. Het fonds diende ertoe financiële middelen over te brengen naar ontwikkelingslanden om hun klimaatprojecten te doen slagen. Het fonds is een van de succelvolste van zijn soort geworden door het ophalen van ruim 10 miljard dollar. Maar als we die extra STR'en gebruiken, helpt dat overheden op weg naar het halen van de doelstelling van 100 miljard dollar per jaar, die op een zijspoor kwam door de financiële crisis. Het zou ook kunnen dienen als een test. Als dit soort gebruik van de STR'en weinig inflatoire gevolgen heeft, kan dat worden gebruikt om extra uitgifte van STR's te rechtvaardigen, bijvoorbeeld om de 5 jaar, opnieuw met de belofte van ontwikkelde landen dat zij hun deel van de nieuwe reserves af zullen staan aan het Green Climate Fund. Het drukken van internationaal geld op deze manier heeft meerdere voordelen ten opzichte van het drukken van nationale valuta's. Ten eerste is het gemakkelijk uit te leggen dat het uitgeven van geld aan de vermindering van klimaatverandering iedereen ten goede komt. Het is niet zo dat een bepaald deel van de maatschappij er meer van profiteert. Daarmee worden onderlinge geschillen over aanspraken vermeden. We mogen ook vasstellen dat omdat het zoveel landen vergt om in te stemmen met het drukken van extra STR'en, het erg onwaarschijnlijk is dat geldschepping uit de hand zal lopen. Wat rest is collectieve, wereldwijde actie -- gecontroleerde wereldwijde actie -- gericht op een wereldwijd goed. En, zoals we hebben geleerd bij geldscheppingsprojecten, kan het opstellen van regelgeving eventuele bezwaren wegnemen. Ter illustratie: het uitgeven van deze extra 5-jaarlijkse STR'en zou beperkt kunnen worden, zodat deze internationale valuta nooit meer dan vijf procent bedraagt van de wereldwijde deviezenvoorraad. Dat is van belang om te voorkomen dat de VS eventueel bang zou worden dat de STR de dollar zou vervangen als leidende valuta in internationale financiën. Het enige wat de STR waarschijnlijk van de dollar zal afpakken in dit plan, is diens bijnaam, 'the greenback'. Want zelfs mét quotaeisen had het IMF haar uitgifte -- haar reusachtige uitgifte van STR'en in 2009 -- met nog een extra 200 miljard dollar kunnen verhogen in 2014. Dus hypothetisch gesproken zou dat betekenen dat ontwikkelde landen bijna 300 miljoen dollar aan STR'en aan het Green Climate Fund hadden kunnen bijdragen. Dat is dertig keer wat het fonds vandaag de dag heeft. En weet je, hoe spectaculair dat ook klinkt, het is slechts het begin van 'doen wat nodig is'. En om even te bedenken welke geweldige dingen met dat geld gedaan kunnen worden, neem zoiets: in 2009 beloofde Noorwegen een miljard dollar van haar deviezen aan Brazilië als dat land haar doelstellingen met betrekking tot ontbossing zou halen. Sindsdien heeft dat programma tot een vermindering in ontbossing van maar liefst 70 procent geleid in het afgelopen decennium. De daarmee gepaard gaande daling van 3.2 miljard ton aan koolstofdioxide staat gelijk aan het van de weg af halen van alle Amerikaanse auto's voor drie hele jaren. Dus wat zouden we kunnen doen met 300 andere prestatiebeloningsprojecten om klimaatverandering tegen te gaan, op wereldwijd niveau gedirigeerd? We zouden auto's tientallen jaren van de weg af kunnen houden. Dus, laten we niet kibbelen over óf we klimaatverandering kunnen financieren. De echte vraag is: geven wij genoeg om de toekomstige generaties om dezelfde beleidsrisico's te nemen als toen we het financiëel stelsel redden? Al met al zouden we het kunnen doen, hebben we het gedaan, en doen we het vandaag de dag. We moeten, moeten, moeten, 'doen wat nodig is'. Bedankt. (Applaus)