Ik ben pottenbakker, dat lijkt een bescheiden beroep. Ik weet veel over potten. Ik maak al vijftien jaar potten. Wat opwindend is in mijn artistieke vak en als geleerd pottenbakker, is dat je erg snel leert hoe je uit niets iets fantastisch kunt creëren; dat ik veel tijd achter mijn schijf zat, om met stukken klei dingen uit te proberen en dat de begrenzing van mijn capaciteit, mijn vermogen lag in mijn handen en mijn verbeeldingskracht; dat als ik een prachtige schaal wilde maken en ik nog geen voet kon maken, dat ik moest leren een voet te maken; Dat leerproces is in mijn leven heel erg nuttig geweest. Ik vind dat je als pottenbakker je ook de wereld leert vormgeven. In mijn artistieke hoedanigheid wilde ik soms reflecteren op andere zeer belangrijke momenten in de geschiedenis van de VS, de wereldgeschiedenis, waarin moeilijke zaken gebeurden. Maar hoe heb je het over moeilijke ideeën zonder de mens van die inhoud te scheiden? Zou ik kunst kunnen gebruiken, zoals deze afgedankte brandweerslangen uit Alabama, om te praten over de complexiteit van een burgerrechtengebeurtenis in de jaren 60? Kan ik over mijn vader en mezelf praten, die aan het werk zijn? Mijn vader was dakdekker, bouwvakker, hij had kleine bedrijven, ging op zijn tachtigste met pensioen en mijn erfenis was zijn pekketel. Nu klinkt een pekketel niet als een gewilde erfenis. Dat was die ook niet. Hij stonk en nam veel plek in mijn atelier in beslag. Maar ik vroeg mijn vader of hij met mij wat kunst wilde maken, of we dit 'waardeloze' materiaal konden herscheppen tot iets zeer speciaals. Door het materiaal op te werken en door mijn vaders vakmanschap, konden we pek, net als klei, op een nieuwe manier gaan zien door het anders te vormen en ons voor te stellen wat er mogelijk was? Na klei werd ik toen enthousiast over veel verschillende materialen en mijn atelier groeide behoorlijk, omdat ik dacht, het gaat niet echt om het materiaal, maar om het vermogen om het vorm te geven. Ik raakte steeds meer geïnteresseerd in ideeën en dingen die zich net buiten mijn atelier afspeelden. Om de context te schetsen, ik woon in Chicago. Ik woon nu in de South Side. Ik ben een West Sider. De mensen die niet uit Chicago komen, zal dit niks zeggen, maar als ik niet zeg dat ik een West Sider ben, zouden veel bewoners van Chicago van streek raken. Ik woon in de buurt Grand Crossing. Die buurt is achteruitgegaan. Het is verre van een hekwerkwijk. Veel huizen in mijn buurt staan leeg. Terwijl ik aan het pottenbakken was en kunst vervaardigde en een mooie kunstcarrière had, was er van alles aan de hand net buiten mijn atelier. We weten allemaal van de instortende huizenmarkt en de strijd tegen verkrotting en dit speelt in de ene stad meer dan in de andere, maar ik denk dat veel steden in de VS en erbuiten strijden tegen verkrotting, verlaten gebouwen waarvan mensen niet weten wat ze ermee aan moeten. Daarom vroeg ik me af of het mogelijk is deze gebouwen te zien als een annex of uitbreiding van mijn kunstpraktijk? En dat als ik met andere creatievelingen samen nadacht -- architecten, ingenieurs, mensen in de vastgoedfinanciën -- dat we samen op een complexere wijze konden nadenken over het omvormen van steden. Dus kocht ik een gebouw. Het gebouw was erg goedkoop. We deden ons kunstje. We maakten het zo mooi mogelijk om iets te laten gebeuren in mijn straat. Ik kocht het gebouw voor ongeveer 18.000 dollar. Toen was mijn geld op. Ik begon het gebouw te bezemen als een soort kunstvoorstelling. Performance art noemen ze dat en mensen kwamen langs en dan begon ik te bezemen. Omdat de bezem gratis was en het bezemen gratis was. Het werkte. (Gelach) We gebruikten het gebouw vervolgens voor tentoonstellingen en etentjes en we merkten dat dat gebouw, in mijn huizenblok Dorchester -- we noemen het huizenblok nu de 'Dorchester projects' -- dat dat gebouw een ontmoetingsplek begon te worden voor veel verschillende activiteiten. We transformeerden het gebouw tot het Archiefhuis, zoals we het gingen noemen. In het Archiefhuis gebeurden allerlei fantastische dingen. Zeer belangrijke mensen van in en buiten de stad begaven zich zomaar in de buurt. Toen kwam ik erachter dat er misschien een verband was tussen mijn achtergrond met de klei en dit nieuwe dat zich begon te ontvouwen. Dat we langzamerhand aan het omvormen waren hoe mensen over de South Side dachten. Uit één huis ontstonden er meerdere en we probeerden altijd te laten zien dat niet alleen het maken van een prachtig vehikel belangrijk is, maar dat wat er in die gebouwen gebeurt eveneens erg belangrijk is. Dus we dachten niet alleen na over ontwikkeling, maar ook over het programma, we dachten over welke verbindingen konden ontstaan, tussen het ene huis en het andere, tussen de ene buurman en de andere. Dit huis noemden we het Luisterhuis en heeft een verzameling afgedankte boeken van uitgeverij Johnson en ook nog boeken van een oude boekwinkel die werd opgeheven. Ik wilde deze gebouwen eigenlijk alleen activeren, zoveel als ik kon met wat en wie dan ook die me wilde vergezellen. Chicago kent fantastische gebouwen. Dit gebouw was het voormalige drugspand van het huizenblok en toen het gebouw verlaten was, was het een topkans om je voor te stellen wat daar verder nog kon gebeuren. Dus transformeerden we deze ruimte tot het 'Film Noir-huis'. Het Film Noir-huis gaf de mogelijkheid in deze buurt films te vertonen, die belangrijk en relevant waren voor de mensen uit mijn buurt. Als we bijvoorbeeld een oude Melvin Van Peebles film wilden draaien, kon dat. Als we Car Wash wilden vertonen, kon dat. Dat zou geweldig zijn. We groeiden snel uit het gebouw en moesten verhuizen naar een grotere ruimte. Het Film Noir-huis, gemaakt van een klein stukje klei, moest groeien tot een flink groter stuk klei, dat nu mijn atelier is. Voor de bestemmingsplan-verslaafden onder jullie: ik besefte dat sommige dingen die ik deed in deze verlaten gebouwen, niet onder de bestemming vielen waarvoor ze er waren neergezet en dat er stedelijk beleid is dat aangeeft: "Hé, een woongebouw moet woongebouw blijven." Maar wat moet je doen in een buurt waar niemand wil wonen? Als de mensen die het zich konden veroorloven, al zijn vertrokken? Wat doen we met deze verlaten gebouwen? Dus wilde ik ze wakker krijgen door gebruik van cultuur. We kwamen erachter dat dit zo opwindend was voor mensen en dat er zo'n respons was, dat we grotere gebouwen moesten vinden. Toen we grotere gebouwen hadden gevonden, hadden we, deels, ook de middelen om hierover na te denken. Deze bank, die we de Kunstbank noemden, was in slechte staat. Er stond ongeveer twee meter water in. Het project was moeilijk te financieren, omdat banken geen interesse hadden in de buurt, omdat mensen geen interesse hadden in de buurt, omdat er niks gebeurde. Het was een stuk vuil, het was niks, het lag nergens. Dus bedachten we wat er nog meer in dit gebouw zou kunnen gebeuren. (Applaus) Toen het nieuws over mijn huizenblok zich had verspreid en er veel bezoekers kwamen, zagen we dat de bank een centrum kon zijn voor exposities, archieven, muziekoptredens en dat mensen nu interesse hadden om in de buurt van deze gebouwen te gaan zitten, omdat we warmte brachten, een soort vuur hadden ontstoken. Een van de archieven die daar komen, is van die uitgeverij Johnson. We verzamelen ook memorabilia uit de Amerikaanse geschiedenis van mensen uit de buurt of die er hebben gewoond. Sommige van deze foto's zijn verfletste foto's van zwarte mensen, bijna een soort verhalen met een zeer uitdagende inhoud. Waar beter, dan in een buurt met jonge mensen die zich steeds vragen stellen over hun identiteit, kun je praten over de complexiteit van ras en klasse? Op een bepaalde manier vormt de bank een spil, waarvan we een stevig knooppunt van culturele activiteiten proberen te maken. Als we meer van deze knooppunten zouden kunnen opzetten met wat tof groen spul erbij ... Als we bovenop de gebouwen die we hebben gekocht en opgeknapt, nu zo'n 60, of 70 stuks, een miniatuur van Versailles konden plaatsen en deze gebouwen onderling verbinden door een prachtige groene gordel... (Applaus) Dan zou deze plek, die mensen vermeden, een belangrijke bestemming worden voor mensen vanuit het hele land en de hele wereld. In sommige opzichten voelt het erg alsof ik een pottenbakker ben, dat je hetgeen aanpakt dat op je draaischijf ligt. Met de vaardigheid die je hebt, probeer je te denken aan de volgende kom die je wilt maken. Het begon bij een kom, toen een enkel huis, toen een huizenblok, toen een buurt, toen een culturele wijk, toen nadenken over de stad en op elk moment waren er dingen die ik moest leren. Nog nooit leerde ik zoveel over planologische wetgeving. Nooit gedacht dat ik dat zou moeten. Ik merk dat als gevolg daarvan er niet alleen ruimte is voor mijn eigen kunstbeoefening, maar dat er is plek voor veel andere kunstenaars. Dus mensen begonnen te vragen, "Theaster, hoe ga je uitbreiden?" en "Wat is je duurzaamheidsplan?" (Gelach) (Applaus) Ik kwam erachter dat ik mezelf niet kon exporteren. In steden zoals Akron in Ohio en Detroit in Michigan en Gary in Indiana, wonen al mensen die in die plekken geloven, die er al naar verlangen om die plekken mooi te maken en dat meestal de mensen die passie hebben voor een gebied, niet de middelen hebben om mooie dingen te laten gebeuren, of geen toegang hebben tot de juiste mensen die hierbij kunnen helpen. Dus geven we nu advies door het hele land over hoe je begint met wat je hebt, hoe je begint met de dingen die voor het grijpen liggen, hoe je van niets iets kunt maken, hoe je je wereld kunt omvormen achter je draaischijf of in jouw huizenblok, of op stedelijke schaal. Hartelijk dank. (Applaus) June Cohen: Dank je wel. Ik denk dat veel mensen die dit zien zich ook afvragen wat jij aan het eind aangaf: hoe kunnen ze dit in hun eigen stad doen? Je kunt jezelf niet exporteren. Geef ons een paar tips wat iemand, geïnspireerd door zijn stad, kan doen om projecten zoals als de jouwe te starten? Theaster Gates: een van de echt belangrijke dingen is om niet alleen na te denken over op zichzelf staande projecten, zoals een oud huis, maar over wat de relatie is tussen een oud huis en een plaatselijke school, een klein wijnhuis en of er een vorm van synergie tussen die zaken is. Kun je die mensen aan het praten krijgen? Ik zag dat mislukte buurten vaak nog wel een hartslag hebben. Hoe vind je de hartslag op die plek -- de mensen met passie -- en hoe krijg je dan mensen die al twintig jaar vechten, ploeteren, weer vol energie over hun woonplek? Iemand moet daarmee aan de slag. Als ik een traditionele ontwikkelaar was, zou ik het alleen over de gebouwen hebben en dan een 'Te Huur' bordje in het raam zetten. Ik denk dat je méér moet doen. Je moet een manier vinden waarin je je bewust bent van welke ondernemingen je ergens wilt laten ontstaan. En zijn er bewoners die samen met mij die bedrijven willen laten groeien? Het gaat niet alleen om een culturele plek, of huisvesting; er moet een economisch hart herschapen worden. Die dingen horen gevoelsmatig bij elkaar. JC: Het is moeilijk om mensen weer enthousiast te krijgen, als ze twintig jaar hebben geploeterd. Ken je beproefde methodes om hier doorheen te breken? TG: Ja, er zijn veel voorbeelden van mensen die fantastisch werk doen, zoals methodes, waarbij als de media voortdurend berichten dat er alleen gewelddadige dingen op een plek gebeuren dan kun je afhankelijk van je vaardigheden en de situatie, kijken wat je kunt doen je buurt om daar tegen te strijden. Bijvoorbeeld als je van theater houdt, dan organiseer je straattheaterfestivals. Soms hebben we in sommige buurten niet de middelen, om iets bruisends te doen, maar breng dan mensen uit die buurt samen met mensen die de lokale activiteiten kunnen ondersteunen. Als die mensen samenkomen, dan kunnen er geweldige dingen ontstaan. JC: Interessant. Hoe zorg je dat de projecten echt voor de achterstandspopulatie zijn en niet alleen voor de typische vegetarische filmhuisadepten die komen om ervan te profiteren? TG: Ja, precies. Hier wordt het lastig. JC: Vertel. TG: In Grand Crossing is op dit moment 99 procent zwart, van de mensen die er wonen. We weten dat wie huizen in een wijk bezit niet dezelfde is als wie je op straat tegenkomt. Dus het is redelijk om aan te nemen dat Grand Crossing al aan het veranderen is. Maar wellicht kunnen we via woning- en landbeheer of doelgerichte ontwikkeling iets veiligstellen van wat er op sommige plekken gebeurt. Want met 7.500 ongebruikte percelen in een stad, wil je dat daar wat gebeurt. Maar je hebt partijen nodig die niet alleen geïnteresseerd zijn in het ontwikkelen maar ook in het stabiliseren. Ik denk vaak dat men voor het ontwikkelen erg gemotiveerd is, maar dat het andere, werken aan buurtbewustzijn niet meer leeft. Hoe leid je belangrijke waakhonden op die zorgen dat de beschikbare middelen die aan nieuwe mensen gegeven worden ook terechtkomen bij de mensen die er al heel lang wonen? JC: Dat klinkt zo logisch. Een laatste vraag: Je bent pleitbezorger voor schoonheid en het belang van schoonheid en kunst. Sommigen zouden zeggen dat we het geld beter kunnen besteden aan basisvoorzieningen voor minderbedeelden. Hoe bestrijd je deze zienswijze of hoe ga je ermee om? TG: Ik vind dat schoonheid een basisvoorziening is. (Applaus) Vaak merkte ik dat als er middelen zijn die niet beschikbaar waren voor sommige slecht-gefinancierde steden, of buurten, of gemeenschappen, dat cultuur soms hetgeen is wat helpt om het vuurtje op te stoken. Ik kan niet alles doen maar ik denk dat als je met cultuur begint en mensen weer enthousiast krijgt voor hun buurt, dat andere aanpalende voorzieningen zullen groeien en dat mensen dan iets kunnen eisen, een poëtische eis, en de politieke eisen die nodig zijn om onze steden wakker te schudden, worden zo ook heel poëtisch. JC: Het is voor mij volkomen logisch. Theaster, dank je zeer dat je hier vandaag bent. Dankjewel, Theaster Gates. (Applaus)