Op een hete morgen in oktober
stapte ik uit een nachttrein
in Mandalay,
de oude hoofdstad van Birma,
nu Myanmar.
Op straat kwam ik een groep
stoere mannen tegen
die naast hun riksja's stonden.
Eén van die mannen stapte naar voren
en bood me een rondrit aan.
De prijs die hij berekende
was belachelijk.
Die was minder dan waar ik thuis
een reep chocola voor kon kopen.
Dus klom ik in zijn riksja
en hij begon langzaam rond te fietsen
tussen de paleizen en pagoda's.
En terwijl hij fietste,
vertelde hij dat hij van een dorpje
naar de stad was verhuisd.
Hij had wiskunde gestudeerd.
Hij droomde ervan om leraar te worden.
Maar natuurlijk is het leven zwaar
onder militaire dictatuur
en dit was zo'n beetje
de enige manier om rond te komen.
Hij vertelde dat hij veel nachten
in zijn riksja sliep,
zodat hij de eerste bezoekers
vanuit de nachttrein kon oppikken.
Al snel kwamen we erachter
dat we op bepaalde gebieden
zoveel gemeen hadden --
we waren allebei in de twintig,
we waren allebei gefascineerd
door andere culturen --
dat hij me bij hem thuis uitnodigde.
Dus nam hij een afslag
vanaf een drukke straat
en we reden door onbestrate
steegjes met diepe kuilen.
We zagen allerlei krotten om ons heen.
Ik wist echt even niet meer waar ik was
en ik besefte dat er nu van alles
met me zou kunnen gebeuren.
Ik zou beroofd kunnen worden
of gedrogeeerd
of erger.
Niemand zou het weten.
Eindelijk stopte hij
en bracht me naar zijn hut
die bestond uit maar één kleine kamer.
Toen bukte hij
en zocht iets onder zijn bed.
Ik was als verlamd.
Ik wachtte en keek
wat hij daaronder vandaan haalde.
Uiteindelijk haalde hij
een doos tevoorschijn.
In die doos zaten alle brieven
die hij ooit van buitenlandse
bezoekers had ontvangen
en op sommige brieven
had hij kleine beschadigde
zwart-wit fotootjes geplakt
van zijn nieuwe buitenlandse vrienden.
Toen we elkaar gedag zeiden die avond,
realiseerde ik me
dat hij mij het geheim
van reizen had laten zien,
wat zoiets is als een duik nemen,
zowel in je binnenste als naar buiten,
naar plekken waar je anders
nooit zou komen,
om je te wagen aan onzekerheid,
dubbelzinnigheid,
zelfs angst.
Thuis is het gevaarlijk eenvoudig
om aan te nemen
dat we alles in de hand hebben.
Als je je buiten in de wereld begeeft,
word je er ieder moment
aan herinnerd dat je dat niet hebt
en dat je ook niet precies begrijpt
waarom dingen zijn zoals ze zijn.
Overal "willen mensen zeker zijn,"
zei Ralph Waldo Emerson,
"maar slechts in zoverre we onzeker zijn,
is er hoop voor ons."
Op deze conferentie hebben we het geluk
om verfrissende nieuwe ideeën
en ontdekkingen te horen
en over alle manieren
waarop enthousiast kennis wordt verbeterd.
Maar op sommige momenten
geldt kennis niet.
En dat zijn de momenten
waarop je leven wezenlijk wordt bepaald:
je wordt verliefd;
je verliest een vriend;
het licht gaat uit.
En dan, wanneer je je verloren voelt
of ongemakkelijk of je jezelf niet bent,
dan vind je uit wie je bent.
Ik geloof niet dat onwetendheid
gelukzalig maakt.
De wetenschap heeft
onze levens ongetwijfeld
helderder en langer en gezonder gemaakt.
En ik ben de leraren dankbaar
die mij de wetten van de fysica leerden
en mij erop wezen
dat drie maal drie negen is.
Ik kan dat op mijn vingers natellen
op elk moment van de dag.
Maar als een wiskundige mij vertelt
dat min drie keer min drie, negen is,
dan is dat de soort logica
die bijna als vertrouwen voelt.
Het tegengestelde van kennis
is dus niet altijd onwetendheid.
Het kan verwondering zijn.
Of mysterie.
Mogelijkheid.
Tijdens mijn leven
ben ik erachter gekomen
dat het gaat om de dingen
die ik niet weet.
Daar word ik blij van
en die zorgen ervoor dat ik doorga,
veel meer dan de dingen die ik al ken.
Het onbekende
heeft me ook vaker dichterbij
iedereen om mij heen gebracht.
De laatste acht novembermaanden
heb ik elk jaar door Japan gereisd
met de Dalai Lama.
En elke dag weer zei hij die ene zin
waarmee hij de meeste mensen
geruststelling en vertrouwen bood:
"Ik weet het niet."
"Wat gaat er met Tibet gebeuren?"
"Wanneer komt er eindelijk wereldvrede?"
"Wat is de beste manier
om je kinderen op te voeden?"
Deze wijze man zegt ronduit:
"Ik weet het niet."
Econoom en Nobelprijswinnaar
Daniel Kahneman
heeft langer dan 60 jaar
het menselijk gedrag onderzocht
en zijn conclusie is
dat we altijd meer vertrouwen hebben
in wat we denken dat we weten
dan gerechtvaardigd is.
We hebben, zoals hij
op een memorabele manier zegt:
"een onbegrensd vermogen
om onze onwetendheid te negeren."
We 'weten' dat ons team
dit weekend gaat winnen
en we herinneren ons
die kennis alleen maar
in de zeldzame gevallen
dat we gelijk hadden.
Meestal dus niet.
En dat is waar het echte vertrouwen ligt.
Weet je wat je geliefde morgen gaat doen?
Wil je dat weten?
De ouders van ons allen,
zoals sommige mensen hen noemen,
Adam en Eva,
konden niet doodgaan zolang ze
van de boom des levens aten.
Maar vrijwel meteen
toen ze begonnen te eten van de boom
van de kennis van goed en kwaad,
verloren ze hun onschuld.
Ze voelden zich beschaamd en ontdaan,
zelfbewust.
En ze leerden misschien net iets te laat
dat er zeker dingen zijn
die we moeten weten,
maar dat we over veel meer dingen
beter in het ongewisse blijven.
Toen ik nog een kind was,
wist ik het natuurlijk allemaal.
Ik heb 20 jaar op school feiten verzameld
en ik werkte in de informatiebranche;
ik schreef artikelen voor Time Magazine.
Mijn eerste reisje naar Japan
duurde twee en een halve week;
ik kwam terug met een essay
van 40 bladzijden
waarin ik zeer gedetailleerd
alles over de Japanse tempels,
mode, honkbalwedstrijden
en de Japanse ziel schreef.
Maar buiten dat alles
was er iets dat mij zo raakte,
wat ik niet begreep
en ik toen niet kon uitleggen,
waardoor ik besloot
in Japan te gaan wonen.
En nu ik daar al 28 jaar woon,
kan ik jullie echt niet veel vertellen
over mijn nieuwe thuis.
Wat mooi is,
omdat het betekent dat ik elke dag
nieuwe ontdekkingen doe
en in dat proces
kijk ik om de hoek
en zie honderdduizend dingen
die ik nooit zal weten.
Kennis is een onbetaalbaar geschenk.
Maar de illusie van kennis
kan gevaarlijker zijn dan onwetendheid.
Denken dat je je geliefde kent,
of je vijand,
kan verraderlijker zijn
dan toegeven dat je ze nooit zal kennen.
Elke ochtend in Japan, als de zonnestralen
ons kleine appartement binnen schijnen,
kost het me grote moeite
om niet naar het weerbericht te kijken,
want als ik dat doe,
zal mijn geest somber zijn, afgeleid,
zelfs als het een heldere dag is.
Ik ben al 34 jaar fulltime schrijver.
En het belangrijkste wat ik geleerd heb,
is dat transformatie gebeurt
als je niet de leiding neemt,
als je niet weet wat er gaat komen,
als ik niet denk dat ik groter ben
dan alles om me heen.
En hetzelfde geldt voor liefde,
of op momenten van crisis.
Plotseling zijn we
weer terug in de riksjaw
en rijden we weg
van de brede verlichte straten.
We worden herinnerd
aan de belangrijkste wet van het reizen
en dus ook van het leven:
je bent maar zo sterk
als je bereidheid tot overgave.
Tenslotte is mens zijn misschien
veel belangrijker
dan alles willen weten.
Dank jullie wel.
(Applaus)