De zon schijnt. De vogeltjes fluiten. Het lijkt op het begin van een mooie nieuwe dag. Je wandelt vrolijk door het park, wanneer plots: "Hatsjoe!" Een voorbijganger heeft slijm en speeksel uit zijn mond en neus gestoten. Je voelt de druppels vocht op je huid terechtkomen, maar wat je niet voelt, zijn de duizenden, of miljoenen microscopische bacillen die onzichtbaar door de lucht vlogen en op je kleren, handen en gezicht landden. Dit scenario klinkt misschien vies, maar het gebeurt vaak dat ons lichaam wordt blootgesteld aan ziekteverwekkers, en meestal valt het helemaal niet zo op. Bacillen zijn te vinden op bijna elk oppervlak dat we aanraken. Met 'bacillen' bedoelen we veel verschillende soorten microscopische organismen, waaronder bacteriƫn, schimmels, protozoa en virussen. Alle bacillen hebben gemeen dat ze inwerken op ons lichaam en veranderen hoe we ons voelen en functioneren. Onderzoekers die infectieziektes bestuderen vragen zich al jaren af waarom sommige bacillen relatief onschuldig zijn, terwijl anderen vernietigend zijn, en soms zelfs dodelijk. We hebben de hele puzzel nog niet opgelost. Maar we weten dat de schadelijkheid, of virulentie, van een bacil, door evolutie komt. Hoe kan het dat hetzelfde evolutionaire proces bacillen produceert die in verschillende mate schadelijk zijn? Dat wordt duidelijk als we nadenken over de overdracht van een bacil, de strategie om van de ene naar de andere gastheer te komen. Een gangbare manier is door de lucht, zoals de nies die je net zag. Een bacil die dit doet, is het rhinovirus, dat zich voortplant in onze luchtwegen en verantwoordelijk is voor meer dan de helft van alle verkoudheden. Stel je nu voor dat na de nies, een van drie hypothetische varianten van het rhinovirus, laten we ze 'te veel', 'te weinig', en 'precies goed' noemen, het geluk had om op jou te landen. Deze virussen zijn geprogrammeerd om zichzelf te kopiƫren, maar vanwege genetische verschillen, doen ze dit met verschillende snelheden. 'Te veel' vermenigvuldigt zich heel vaak, wat op korte termijn succesvol is. Maar dit succes gaat ten koste van jou, de gastheer. Zo'n virus veroorzaakt meer schade aan je lichaam, waardoor de verkoudheid ernstiger is. Als je je huis niet uit kunt, geef je het virus geen kans over te springen op een nieuwe gastheer. En als je dood gaat aan de ziekte, eindigt het leven van het virus samen met dat van jou. 'Te weinig', daarentegen, vermenigvuldigt zich niet vaak en veroorzaakt weinig schade bij jou. Hoewel je hierdoor gezond genoeg bent om met andere gastheren om te gaan, betekent het gebrek aan symptomen dat je misschien niet niest, of als je dat doet, er te weinig virus in het slijm zit om anderen te infecteren. Ondertussen vermenigvuldigt 'precies goed' zich vaak genoeg om te verzekeren dat je genoeg virus bij je draagt om te verspreiden, maar niet zo vaak dat je te ziek bent om je bed uit te komen. Uiteindelijk is die het succesvolst bij de overdracht naar nieuwe gastheren en het aanmaken van de nieuwe generatie. Dit noemen wetenschappers de 'trade-off hypothese'. Deze ontstond begin jaren 80 en voorspelt dat bacillen evolueren om hun succes te maximaliseren door een balans te vinden tussen voortplanten in de gastheer, wat virulentie veroorzaakt en overdracht naar een nieuwe gastheer. Bij het rhinovirus voorspelt de hypothese dat zijn evolutie minder virulente soorten prefereert, omdat het afhangt van nauw contact om het volgende slachtoffer te bereiken. Voor het rhinovirus is een mobiele gastheer goed, en dat is ook wat we zien. Hoewel veel mensen last hebben van een loopneus, hoesten en niezen, is een verkoudheid vaak mild en weer over na een week. Het zou fijn zijn als dat einde verhaal was, maar ze gebruiken meer overdrachtsmethodes. De malariaparasiet, plasmodium, wordt overgebracht door muggen. Anders dan het rhinovirus, hoeven wij van hem niet aan de wandel en is ons kwaad doen voor hem juist voordelig, aangezien een ziek, stilliggend persoon makkelijker is voor muggen om te bijten. We verwachten dat bacillen die minder afhangen van beweging, zoals degene overgebracht door insecten, water of voedsel, ernstigere symptomen veroorzaken. Wat kunnen we doen om de schadelijkheid van infectieziekten te verminderen? Evolutiebioloog dr. Paul Ewald stelt dat we de evolutie kunnen sturen met behulp van simpele bestrijdingsmaatregelen. Door huizen mugdicht te maken, in schoon water te voorzien, of thuis te blijven als we verkouden raken, kunnen we de overdracht van schadelijke bacillen blokkeren en hen afhankelijk maken van mobiele gastheren. Terwijl oude methodes die bacillen proberen uit te roeien op lange termijn alleen sterkere varianten kweken, kan deze innovatieve aanpak, die milde soorten stimuleert, een win-winsituatie zijn. (Kuch) Grotendeels dan.