Oliver was een buitengewoon energieke,
knappe, charmante en uiterst labiele man,
aan wie ik mijn hart totaal had verloren.
(Gelach)
Hij was een Berner Sennenhond
die mijn ex-man en ik hadden geadopteerd.
Na een maand of zes
beseften we dat hij niet spoorde.
Hij had zo'n verlammende verlatingsangst
dat we hem niet alleen konden laten.
Hij sprong eens uit ons appartement
op de 2de verdieping.
Hij at textiel en recyclebare
voorwerpen.
Hij joeg op vliegen die niet bestonden.
Hij had hallucinaties.
Er werd vastgesteld dat hij
een dwangstoornis had.
En dat is nog maar het topje
van de ijsberg.
Maar bij mensen
duurt het soms ook een half jaar
voordat je doorhebt
dat degene van wie je houdt
problemen heeft.
(Gelach)
De meesten van ons brengen
onze date niet terug
naar de bar waar we hem of haar
ontmoetten.
We geven hem niet terug aan de vriend
die ons aan elkaar voorstelde,
en we verwijzen hem niet terug
naar de datingsite.
(Gelach)
Ondanks alles houden we van hem
en geven we niet op.
Dat is wat ik met mijn hond deed.
Ik heb biologie gestudeerd
en heb een doctorsdiploma in
de wetenschapsgeschiedenis
van het 'Institute of Technology' (MIT).
Als je me tien jaar terug had gevraagd
of mijn hond of honden in het algemeen
emoties hebben, dan had ik 'ja' gezegd.
Ik had jullie niet verteld
dat ze een angststoornis kunnen krijgen,
een recept voor Prozac en een therapeut.
Maar toen werd ik verliefd en besefte
dat dat allemaal mogelijk is.
De pogingen die ik deed
om mijn hond te helpen
bij het overwinnen van zijn paniek
en angsten
heeft mijn leven veranderd
en mijn wereld op zijn kop gezet.
De afgelopen zeven jaar heb ik besteed
aan onderzoek naar psychische
aandoeningen bij dieren.
Kunnen dieren ook geestesziek zijn,
en zo ja, wat betekent dat voor ons?
Ik kwam tot de ontdekking,
en dat geloof ik echt,
dat dieren geestesziek kunnen zijn.
Als we een psychische aandoening
bij dieren kunnen vaststellen,
kunnen we betere vrienden voor ze zijn,
en kunnen we onszelf beter begrijpen.
Laten we het even hebben over
het stellen van een diagnose.
Velen van ons vinden
dat we niet kunnen weten
wat voor gedachten een dier heeft.
Dat is inderdaad zo.
Maar als je een relatie hebt
-- dat geldt voor mij tenminste --
en je vraagt je partner,
je vader, je moeder of je kind
wat ze voelen,
dan zeggen ze dat niet automatisch.
Misschien kunnen ze niet
onder woorden brengen
wat ze precies voelen.
Misschien weten ze het niet.
Het is een recent fenomeen
dat we met iemand willen praten
om hun emotionele problemen
te begrijpen.
Voor het begin van de 20ste eeuw
stelden artsen emotioneel lijden
bij hun patiënten vast
door hen te observeren.
Het blijkt dat nadenken
over psychische aandoeningen bij dieren
eigenlijk niet zo vergezocht is.
De meeste psychische
stoornissen in de VS
zijn angststoornissen.
Als je erover nadenkt,
is angst
een buitengewoon nuttige
dierlijke emotie.
Meestal voelen we ons angstig
in gevaarlijke situaties.
Als we ons zo voelen,
worden we geprikkeld
om weg te gaan
van datgene wat gevaarlijk is.
Het wordt een probleem als we bang zijn
in situaties die niet gevaarlijk zijn.
Misschien zijn stemmingswisselingen
ook slechts de keerzijde van het feit
dat we een gevoelsdier zijn.
Ook obsessieve dwangstoornissen
zijn vaak een uiting van het feit
dat we gezonde dieren zijn,
namelijk dat we ons wassen en verzorgen.
We noemen het pas een psychische stoornis
als je bijvoorbeeld
dwangmatig je handen of poten wast,
of als je een extreem ritueel ontwikkelt,
waarbij je pas kunt gaan zitten
om te eten
als je dat ritueel hebt afgewerkt.
Voor mensen hebben we het 'Diagnostisch
handboek van psychische stoornissen'.
Kort samengevat is het een atlas
van de mentale stoornissen
waar men het over eens is.
Voor andere dieren hebben we YouTube.
(Gelach)
Dit is één zoekresultaat van
'honden met een dwangstoornis'.
Ik moedig jullie aan
om te kijken bij 'katten
met een dwangstoornis'.
Je schrikt van
wat je te zien krijgt.
Ik laat een paar voorbeelden zien.
Dit is een hond die zijn schaduw
achterna zit.
Het is grappig en misschien wel
aandoenlijk,
maar het gaat erom dat honden
dwangmatig gedrag ontwikkelen
en dat ze de hele dag niets anders doen.
Ze gaan niet buiten wandelen
of met hun vriendjes spelen,
of ze eten niet.
Ze krijgen een gefixeerd gedrag
zoals achter hun staart aanrennen.
Dit voorbeeld is van een kat
die Gizmo heet.
Het lijkt alsof hij de zaak
in de gaten houdt,
maar dit gedrag vertoont hij
vele, vele uren per dag.
Hij zit daar maar en tikt met zijn poot
tegen de luxaflex.
Ook dit is een voorbeeld
van wat wordt gezien
als stereotiep gedrag.
Ting Ting is een honingbeer
in de dierentuin van Oakland.
Als je toevallig langs zou lopen,
zou je kunnen denken
dat hij aan het spelen is.
Maar Ting Ting doet dit de hele dag.
Als je goed oplet,
als ik jullie de hele videoclip
van een half uur laat zien,
zie je dat hij exact hetzelfde doet
in exact dezelfde volgorde.
Hij pakt de stok
op exact dezelfde manier,
iedere keer opnieuw.
Een ander voorbeeld van
vaak voorkomend gedrag
vooral bij dieren in gevangenschap,
is het stereotiep heen en weer lopen
of met het lichaam zwaaien.
Mensen doen dat ook.
We schommelen heen en weer,
van de ene naar de andere kant.
Velen van ons doen dat,
soms om onszelf te troosten.
Bij andere dieren is dat vaak hetzelfde.
Maar andere dieren vertonen niet
uitsluitend stereotiep gedrag.
Dit is Gigi, een vrouwtjesgorilla
in de dierentuin van Boston.
Ze wordt behandeld door een psychiater
voor onder andere een stemmingsstoornis.
Veel dieren ontwikkelen
stemmingsstoornissen.
Een heleboel dieren,
dit paard bij voorbeeld,
vertonen gedrag waarbij ze zich
verwonden.
Ze knagen op dingen of
doen andere dingen om te kalmeren,
ondanks hun zelfvernietigende gedrag.
Dat kun je vergelijken
met de manier waarop sommige mensen
zich snijden.
Plukken.
Het blijkt dat, als je een vacht,
veren of een huid hebt,
je jezelf dwangmatig kunt kaalplukken.
Er is onderzoek gedaan naar papegaaien
om trichotillomanie, dwangmatig
haren trekken, beter te begrijpen.
Daar lijden op dit moment
20 miljoen Amerikanen aan.
Laboratoriumratten
trekken hun haren uit.
Het wordt 'barbering' genoemd.
Hondenveteranen uit oorlogsgebieden
als Irak en Afghanistan
komen terug met een
posttraumatische stressstoornis.
Na hun stationering hebben ze moeite
om in de maatschappij terug te keren.
Soms hebben ze angst
voor mannen met baarden
of durven ze niet in de auto te springen.
Ik wil voorzichtig en duidelijk zijn.
Het posttraumatisch stresssyndroom
bij honden
is niet hetzelfde als bij mensen.
Net zomin vind ik dat mijn PTSS
hetzelfde is als dat van jou.
Of dat mijn angst of verdriet
hetzelfde is als het jouwe.
We zijn allemaal anders.
We hebben allemaal
onze eigen gevoeligheden.
Van twee honden die in hetzelfde gezin
zijn opgegroeid,
en die aan dezelfde dingen
zijn blootgesteld,
kan er eentje een verlammende angst
voor motorfietsen ontwikkelen,
of een fobie voor het piepje
van de magnetron,
terwijl de andere helemaal in orde is.
Mensen stellen mij vaak
de volgende vraag:
Is dat een voorbeeld van mensen
die een ander dier gek maken?
Of is een mentale stoornis bij dieren
het gevolg van mishandeling?
Het blijkt dat we eigenlijk
veel ingewikkelder in elkaar zitten.
Er is me iets fantastisch overkomen.
Mijn boek over dit onderwerp
verscheen onlangs.
Iedere dag als ik mijn e-mails bekijk,
of als ik naar een lezing ga,
of naar een cocktailparty,
vertellen mensen hun verhalen over
dieren die ze zijn tegengekomen.
Onlangs gaf ik een lezing in Californië.
Een vrouw stak haar hand op en zei:
"Ik denk dat mijn kat een
posttraumatische stressstoornis heeft."
Ik zei: "Hoezo? Vertel er eens wat over."
Haar kat heet Ping.
Ze had hem uit het asiel.
Ze woonde samen met een man op leeftijd.
Op een dag, toen hij aan
het stofzuigen was,
kreeg hij een hartaanval en overleed hij.
Een week later werd Ping
in het appartement gevonden
naast het lichaam van de overledene.
De stofzuiger had al die tijd aangestaan.
Maandenlang, tot twee jaar
na het incident,
kon Ping niet in huis zijn
als er werd schoongemaakt.
Ze was een heel bange kat.
Ze verstopte zich in de kast.
Ze had geen zelfvertrouwen en beefde,
maar dankzij de liefdevolle hulp
van de familie
en een heleboel geduld,
is Ping drie jaar later
een gelukkige, zelfverzekerde kat.
Een paar jaar geleden maakte ik
een andere traumatische gebeurtenis mee.
Ik was in Thailand voor onderzoek.
Ik kwam een aap tegen
die Boonlua heette.
Hij werd als baby
aangevallen door een stel honden.
Ze rukten z'n twee benen
en een arm uit zijn lijf.
Boonlua sleepte zich
naar een klooster.
De monniken haalden hem binnen.
Ze belden een dierenarts
die zijn wonden verzorgde.
Uiteindelijk kwam Boonlua
in een opvangcentrum
voor olifanten terecht.
De verzorgers besloten om hem
onder hun hoede te nemen.
Ze zagen wat hij lekker vond:
Mentos-pepermunt,
neushoornkevers en eieren.
Ze maakten zich zorgen
omdat hij zo alleen was.
Hij mocht niet bij een andere aap
want ze dachten dat hij zich met één arm
niet kon verdedigen of kon spelen.
Dus gaven ze hem een konijn.
Boonlua was op slag een andere aap.
Hij was heel gelukkig met het konijn.
Ze vlooiden elkaar en
werden goede maatjes.
Toen het konijn jongen kreeg,
was Boonlua nog gelukkiger dan daarvoor.
Het gaf hem een reden
om 's ochtends op te staan.
Het werd zo belangrijk voor hem
dat hij besloot
om niet meer te slapen.
Hij nam de konijntjes extreem
in bescherming en stopte met slapen.
Hij zat te knikkebollen
terwijl hij voor ze zorgde.
Het beschermen en liefdevol verzorgen
werd zo heftig
dat de verzorgers de jongen uiteindelijk
bij hem moesten weghalen.
Ze maakten zich zorgen
dat hun moeder hen pijn zou doen.
Het personeel was bang dat Boonlua
zonder hen depressief zou worden.
Om dat te voorkomen,
gaven ze hem een ander konijn
als speelkameraadje.
(Gelach)
Ik ben van mening dat hij er
niet depressief uitziet.
(Gelach)
Ik zou graag willen
dat mensen voelen
dat ze van bepaalde veronderstellingen
uit moeten kunnen gaan
over de wezens die ze goed kennen.
Als het dan over je hond gaat,
of je kat of misschien je eenarmige aap,
en je denkt dat hij getraumatiseerd
of depressief is,
dan heb je waarschijnlijk gelijk.
Ik ben flink aan het antropomorfiseren:
menselijke eigenschappen
toekennen aan dieren of dingen.
Ik denk niet dat dat een probleem is.
Ik denk dat we dat altijd zullen doen.
Het is niet zo dat je je hersens
uit je hoofd kunt halen,
ze in een potje stopt en dan gebruikt
om na te gaan wat een ander dier denkt.
We zullen altijd dat ene dier blijven
dat wil weten of het andere dier
ook emoties ervaart.
Dan sta je voor de keuze
of je goed antropomorfiseert
of verkeerd antropomorfiseert.
Op een verkeerde manier antropomorfiseren
komt maar al te vaak voor.
(Gelach)
Zoals een bruiloftsfeest
voor je corgi's organiseren.
Of te dicht in de buurt van
wilde dieren komen
omdat je een 'spirituele klik'
met ze hebt.
Je kunt het zo gek niet bedenken.
Op een goede manier antropomorfiseren
betekent dat we overeenkomsten
tussen diersoorten accepteren
en dat we die gebruiken
om aannames te maken
die recht doen aan het verstand
en de ervaringen van andere dieren.
Sterker nog, er bestaat een industrie
die op een bepaalde manier
is gebaseerd op antropormorfiseren,
namelijk de psychofarmaceutische
industrie.
Momenteel slikt één op de vijf Amerikanen
een psychofarmaceutisch medicijn.
Dat varieert van antidepressiva
en angstmedicatie
tot antipsychotica.
Het blijkt dat we
dit arsenaal aan psychofarmaca
te danken hebben aan andere dieren.
Deze medicijnen werden eerst
op dieren getest.
Niet alleen op eventuele giftigheid,
maar ook op hun invloed op het gedrag.
Het populaire antipsychoticum
chloorpromazine
kalmeerde eerst ratten en daarna mensen.
Het rustgevende middel librium
werd in de jaren 50 aan katten gegeven
die op valsheid waren geselecteerd.
Ze werden er heel rustig van.
Zelfs antidepressiva werden eerst
op konijnen getest.
Maar tegenwoordig geven we die medicijnen
niet alleen aan laboratoriumdieren,
maar ook aan dieren die zelf patiënt zijn.
Dat gebeurt op ethische en
minder ethische wijze.
SeaWorld geeft kalmerende middelen
aan zwaardwalvissen
als hun kalveren worden weggenomen.
Gorilla's in dierentuinen
krijgen antipsychotica
en kalmerende medicijnen.
Aan honden, zoals aan mijn hond Oliver,
worden antidepressiva en angstremmers
gegeven
zodat ze niet uit het raam springen
of het verkeer inlopen.
Uit een recent onderzoek
dat is gepubliceerd in 'Science'
blijkt dat zelfs rivierkreeften
positief reageerden op
kalmerende middelen.
Het maakte ze moediger
en minder schichtig,
en ze wilden hun omgeving verkennen.
We weten niet hoeveel dieren
deze medicijnen krijgen
maar de farmaceutische industrie
die op dieren is gericht,
is gigantisch en groeit nog steeds.
In 2011 bedroeg de omzet 7 miljard dollar.
Tegen 2015 wordt een omzet
van 9,25 miljard dollar verwacht.
Sommige dieren krijgen deze medicijnen
hun hele leven.
Andere, zoals een bonobo in de zoo van
Milwaukee, kreeg deze pillen
totdat hij ze ging opsparen
en begon uit te delen
aan de andere bonobo's.
(Gelach) (Applaus)
Behalve het geven van psychofarmaca
zijn er allerlei andere therapeutische
interventies die dieren kunnen helpen.
Dit is het terrein
waarvan ik denk
dat onze geneeskunde iets kan leren
van de diergeneeskunde.
Bij voorbeeld: je neemt je hond,
die dwangmatig achter zijn staart aanrent,
mee naar de dierenpsychiater.
Hij grijpt niet meteen
naar zijn receptenboekje
maar vraagt hoe het leven
van je hond er uitziet.
Hij wil weten hoe vaak je hond
buiten komt,
hoeveel lichaamsbeweging hij krijgt,
hoe vaak hij gezelschap heeft
van andere honden en andere mensen.
Hij wil weten wat voor therapieën,
vooral gedragstherapieën,
je bij je hond hebt uitgeprobeerd.
Dat soort dingen werken vaak het beste,
vooral in combinatie met psychofarmaca.
Wat, denk ik, het meeste helpt
bij dieren die sociaal zijn ingesteld,
is tijd doorbrengen met andere
sociale dieren.
Op allerlei manieren ben ik zelf
een gezelschapsdier
van mijn eigen hond.
Ik ken papegaaien die mensen
gezelschap houden,
en mensen die papegaaien
gezelschap houden,
honden die olifanten gezelschap houden
en olifanten die elkaar gezelschap houden.
Ik weet niet hoe het bij jullie zit,
maar ik krijg veel berichten binnen
over de gekste dierenvriendschappen.
Op Facebook valt er een heleboel
over te zien.
De aap die de kat adopteert.
Of de Deense dog die het reekalfje
adopteerde.
Of de koe die vriendschap sluit
met een varken.
Als je me hier negen jaar geleden
over had gevraagd,
had ik gezegd dat dit gedrag
sentimenteel was
en misschien overdreven antropomorf
op de foute manier
en misschien in scène gezet,
maar ik kan je nu vertellen
dat dit gedrag geen flauwekul is.
Het is echt.
Sommige interessante studies
verwijzen naar oxytocine-niveaus.
Het hormoon oxytocine schept
een emotionele band.
Het komt vrij als we seks hebben
of iemand verzorgen,
of als we heel veel om iemand geven.
Oxytocine neemt toe bij
zowel mensen als honden
die om elkaar geven of die graag
in elkaars gezelschap verkeren.
Andere studies laten zien dat oxytocine
toeneemt bij verschillende diersoorten.
Bij geiten en honden die vriendjes
waren en met elkaar speelden
schoot het oxytocine-niveau
na het spelen de lucht in.
Ik heb een vriend die duidelijk maakte
dat geestelijke gezondheid
twee kanten heeft.
Zijn naam is Lonnie Hodge.
Hij is een Vietnam-veteraan.
Na zijn terugkeer in de VS
ging hij werken
met overlevenden van genocide
en met mensen
die een oorlogstrauma hebben.
Zelf had hij PTSS en hoogtevrees
omdat hij in Vietnam
achterstevoren aan het landingsgestel
van de helikopter hing.
Hij had een hulphond, een labradoodle,
die Gander heette.
Die hielp hem bij zijn PTSS en
hoogtevrees.
Op deze dag zagen ze
elkaar voor het eerst.
Het is ongelooflijk
en sinds die dag
zijn ze vaak in elkaars gezelschap.
Ze bezoeken andere veteranen
met dezelfde problemen.
Wat ik zo interessant
aan hun relatie vind,
is iets dat daarna gebeurde.
Gander kreeg hoogtevrees, echt waar.
Vermoedelijk omdat hij Lonnie
zo scherp in de gaten hield.
Het mooie is dat hij nog steeds
een fantastische hulphond is.
Als ze nu op een grote hoogte zijn,
is Lonnie zo bezorgd
over het welzijn van Gander
dat hij zijn eigen hoogtevrees vergeet.
Ik hou me al zo lang bezig
met dit soort verhalen,
met het spitten in archieven
-- mijn onderzoek duurt al jaren --
dat ik erdoor ben veranderd.
Ik kijk niet meer
naar diersoorten in het algemeen,
maar ik zie elk dier als een individu.
Ik beschouw ze als schepsels
met elk een eigen meteorologisch systeem,
dat hun gedrag stuurt en hen informeert
over hoe ze op hun omgeving reageren.
Ik geloof dat dit van mij een empathischer
en nieuwsgieriger mens heeft gemaakt.
Zowel met betrekking tot de dieren
die bij me in bed slapen
of die soms op mijn bord terecht komen,
als met betrekking tot
de mensen die ik ken
die aan een angststoornis lijden
of aan een fobie of wat dan ook.
Ik ben ervan overtuigd,
ook al kun je niet precies weten
wat er omgaat in de geest van een varken,
je mopshond of je partner,
dat dat je er niet van mag weerhouden
je in te leven in hun gevoelens.
Het beste dat we
voor onze geliefden kunnen doen,
is hen misschien menselijke
eigenschappen toedichten.
De vader van Charles Darwin
zei eens tegen zijn zoon
dat iedereen op een gegeven moment
zijn verstand kan verliezen.
Gelukkig kunnen we het meestal
weer terugvinden,
maar dat kan alleen met elkaars hulp.
Bedankt.
(Applaus)