Laat ons even nadenken over wat het betekent om getallen op te tellen. Laat ons beginnen met een. 1 plus 1. Wat gaat dat gelijk aan zijn? Een manier om er over na te denken is dat we 1 ding hebben. Dat ding zal een paarse cirkel zijn Ik ga het voorstellen met een paarse cirkel En ik ga er iets anders bijdoen. Ik ga nog een andere blauwe cirkel maken. Dus, ik ga de cirkel hier zetten. Dus, 1 + 1. een plus een. Hoeveel cirkels heb ik nu? Wel, ik heb nu twee cirkels. Ik heb nu 2 cirkels. 1 plus 1 is gelijk aan 2. Nu zeg je natuurlijk: "Sal, dat klinkt gemakkelijk". Laat ons hetzelfde doen met grotere cijfers. Dus we willen weten wat gelijk is aan Dus iets, laat ons zeggen twee plus 3 Wat gaat dit vraagteken worden? pauzeer de video, denk zelf even na... Wel, zoals je kunt zien, ik heb 2 dingen, en ik ga nog 3 andere dingen toevoegen. Hoeveel dingen heb ik dan? Dus je hebt je 2 dingen, ik ga terug paarse cirkels gebruiken. Dus we hebben 2 paarse cirkels, dat is die 2 hier. En dan gaan we daar 3 aan toevoegen. 3 cirkels meer. Ik ga die in blauw zetten, want de 3 staat ook in blauw Dus dat is een, twee en drie. Hoeveel cirkels hebben we nu in totaal? Wel, we kunnen ze tellen. We hebben er een, twee, drie, vier, vijf. Laat ons dat nog eens tellen, 1, 2, 3, 4, 5 cirkels. Dus twee plus drie, 2 dingen + 3 andere dingen zijn 5 dingen. Dus ons vraagteken hier is gelijk aan vijf In de plaats van het vraagteken hier te zetten, zal ik het uitvegen. En dan zeg ik: vijf is gelijk aan twee plus drie.