Het was minder dan een jaar
na 11 september 2001.
Ik schreef voor de Chicago Tribune
over schietpartijen en moorden
en daar werd ik behoorlijk depressief van.
Als student was ik al een beetje activist
en ik besloot een lokale groep te helpen
met een actie tegen dierproeven.
Het leek me een veilige manier
om iets positiefs te doen
maar ik had weer eens mooi pech:
we werden allemaal gearresteerd.
De politie nam een wazige foto van mij
met de pamfletten in handen als bewijs.
Ze lieten de beschuldigingen vallen
maar een paar weken later
klopten er twee FBI-agenten aan.
Ik moest protestgroepen
voor ze bespioneren
of ze zouden me op een lijst
van nationale terroristen plaatsen.
Ik zou graag zeggen dat het me niets deed
maar ik was doodsbang.
Na de angst kwam de obsessie
om er achter te komen
hoe dit kon gebeuren.
Hoe konden dierenrechten-
en milieuactivisten
die nooit iemand iets hebben aangedaan
door de FBI worden bestempeld
als belangrijke terroristische bedreiging?
Enkele jaren later werd ik
door het Congres uitgenodigd
om te getuigen
over mijn verslaggeving.
Ik vertelde de politici dat terwijl
er wordt gepraat over vergroening,
anderen hun leven riskeren
om bossen te beschermen
en oliepijpen te stoppen.
Ze riskeren lijf en leden
door zich tussen de walvis
en de harpoen te plaatsen.
Het zijn alledaagse mensen,
zoals deze demonstranten in Italië
die spontaan over prikkeldraad klommen
om Beagles te redden van dierproeven.
Deze bewegingen werden
zó effectief en populair
dat hun tegenstanders in 1985
een nieuw woord uitvonden:
"ecoterrorist".
Alleen om hun imago te veranderen.
Ze verzonnen het gewoon.
Nu verlenen deze bedrijven steun
aan nieuw geïntroduceerde wetten,
zoals de Dieren Bedrijfsterrorisme Wet,
dat van activisme, terrorisme maakt
als het de winsten aantast.
De meeste mensen hebben geen idee
dat deze wet bestaat,
ook de Congresleden niet.
Minder dan 1% van hen was aanwezig
toen de wet werd aangenomen.
De rest was bij een nieuwe gedenkplaats.
Ze brachten hulde aan Dr. King,
al zou zijn stijl van activisme
net zo goed als terrorisme zijn bestempeld
als hij voor dieren
of het milieu had gestreden.
Voorstanders vinden deze wetten nodig
om extremisten aan te kunnen pakken:
vandalen, brandstichters en radicalen.
Maar bedrijven zoals TransCanada
leggen de politie in presentaties uit
hoe ze vreedzame demonstranten
kunnen vervolgen als terroristen.
De trainingsdocumenten van de FBI
over ecoterrorisme
gaan niet over geweld
maar over public relations.
In meerdere landen ijveren bedrijven
momenteel voor nieuwe wetten
die het illegaal maken om foto's te maken
van wreedheden tegen dieren
op hun boerderijen.
De laatste was in Idaho,
slechts twee weken terug.
Vandaag spannen we een rechtszaak aan.
We vechten het aan als ongrondwettelijk,
als een gevaar voor de journalistiek.
De eerste van dergelijke
klokkenluider-vervolgingen
werd gevoerd tegen ene Amy Meyer.
Amy zag hoe een zieke koe
werd verplaatst door een bulldozer
toen ze over straat
langs een slachthuis liep.
Amy deed wat ieder van ons
zou doen: ze filmde het.
Toen ik ervan hoorde
schreef ik er een stukje over.
Binnen 24 uur ontstond er zoveel commotie
dat men alle klachten liet vallen.
Maar alleen al het berichten hierover
is schijnbaar al bedreigend.
Via de 'Freedom of Information Act'
kwam ik er namelijk achter
dat de antiterrorisme-eenheid
mijn artikelen en spreekbeurten
in de gaten houdt.
Ik vond zelfs een
samenvatting van mijn boek.
Ze noemden het 'meeslepend'
en 'goed geschreven'.
(Applaus)
Dat is een goede flaptekst
voor mijn volgende boek, niet?
Het doel van dit alles
is om ons bang te maken
maar als journalist geloof ik heilig
in de kracht van educatie.
Ons beste wapen is het daglicht.
Dostoevsky schreef
dat een mens doet wat hij doet
om maar te bewijzen
dat hij mens is en geen pianotoets.
Sinds jaar en dag hebben mensen met macht
angst gebruikt om
de waarheid te verdoezelen
en andersdenkenden
het zwijgen op te leggen.
Het is tijd voor verandering.
Dank je wel.
(Applaus)