Onze levens hangen af
van een wereld die we kunnen niet zien.
Denk eens na over je week tot nu toe.
Heb je tv gekeken, gps gebruikt,
het weerbericht bekeken
of gebruikte je zelfs een maaltijd?
Al deze dingen die ons dagelijks leven
mogelijk te maken,
verlaten zich direct of indirect
op satellieten.
En terwijl we vaak de diensten
die satellieten ons bieden
als vanzelfsprekend beschouwen,
verdienen de satellieten
zelf onze aandacht,
want ze laten een blijvende stempel achter
op de ruimte die ze innemen.
Mensen over de hele wereld vertrouwen
elke dag op satellietinfrastructuur
voor informatie, entertainment
en communicatie.
Er is de landbouw- en milieu-monitoring,
internetconnectiviteit, navigatie.
Satellieten spelen zelfs een rol
bij de werking van onze
financiële en energie-markten.
Maar de satellieten
waarop we dag in dag uit vertrouwen,
hebben een beperkte levensduur.
Hun brandstof kan opraken,
er kunnen storingen optreden,
of hun missie kan gewoon aflopen.
Op dit punt worden deze satellieten
effectief ruimteafval,
rommel in het orbitale milieu.
Stel je rijdt over de snelweg
op een mooie, zonnige dag
om een boodschap te doen.
Je hebt je muziek wat harder gezet,
je ramen omlaag gedraaid,
met de koele wind in je haren.
Voelt lekker, toch?
Alles loopt op rolletjes,
totdat plotseling
de auto hapert en stilvalt,
midden op de snelweg.
Nu heb je geen andere keuze
dan om je auto achter te laten
op de snelweg.
Misschien had je geluk
en kon je hem
naar de pechstrook navigeren,
zodat hij het overige verkeer
niet hinderde.
Een paar uur geleden
was je auto nog een handige machine
waarop je kon vertrouwen.
Nu is het een nutteloos stuk metaal,
een sta-in-de-weg
op een deugdelijk transportnetwerk.
Stel je onze internationale wegen voor,
volgepropt met alle kapotte voertuigen
als obstakels voor het overige verkeer.
En stel je de brokstukken voor
die overal zouden worden uitgestrooid
na een botsing,
waarbij duizenden kleinere brokstukken
nieuwe obstakels worden.
Dit is het paradigma
van de satellietindustrie.
Satellieten die niet langer werkzaam zijn,
worden vaak gedurende vele jaren
in hun baan gelaten
of slechts als een tijdelijke oplossing
naar een andere baan verplaatst.
En er zijn in de ruimte
geen internationale wetten
om ons te verplichten
de boel op te ruimen.
's Werelds eerste satelliet, Spoetnik I,
werd gelanceerd in 1957,
en in dat jaar, waren er slechts
drie lanceringspogingen.
Decennia later hebben tientallen
landen uit de hele wereld
duizenden satellieten
in een baan gelanceerd
en de frequentie van introductie gaat
alleen maar toenemen in de toekomst,
vooral als je denkt aan de mogelijkheid
om satellietconstellaties
van meer dan 900 stuks te lanceren.
We sturen satellieten
naar verschillende banen,
afhankelijk van waarvoor ze nodig zijn.
Het vaakst sturen we satellieten
naar een lage baan om de Aarde,
misschien om beelden te maken
van de oppervlakte van de Aarde
van ongeveer 2.000 kilometer hoogte.
Satellieten worden natuurlijk
afgeremd door de aardatmosfeer,
zodat hun banen
op natuurlijke wijze gaan falen
en ze uiteindelijk zullen opbranden,
waarschijnlijk na een paar decennia.
We sturen satellieten ook vaak
naar een geostationaire baan,
ongeveer 35.000 kilometer hoog.
Satellieten blijven dan
boven dezelfde plaats op Aarde hangen,
voor zaken als communicatie
of televisie-uitzendingen, bijvoorbeeld.
Satellieten in hoge banen als deze
kunnen er voor eeuwen blijven.
En dan is er nog de baan
die we 'het kerkhof' noemen,
de onheilspellende rommel- of afvalbanen,
waar sommige satellieten
opzettelijk zijn geplaatst
aan het einde van hun levenscyclus,
zodat ze wegblijven van de gewone
operationele banen.
Van de bijna 7.000 satellieten
sinds de late jaren 50 gelanceerd,
is momenteel slechts ongeveer
één op de zeven operationeel,
en naast de satellieten
die niet langer werken,
zijn er ook honderdduizenden stuks
knikkergrote brokken
en miljoenen verfschilfers
die ook een baan
rond de aarde beschrijven.
Ruimte-afval is een belangrijke
risicofactor voor ruimtemissies,
maar ook voor de satellieten
waar we elke dag op vertrouwen.
Omdat ruimterommel en troep
steeds zorgwekkender worden,
zijn er een aantal nationale
en internationale inspanningen geweest
om technische normen te ontwikkelen
om ons te helpen met het beperken
van het genereren van extra afval.
Zo zijn er bijvoorbeeld aanbevelingen
om ruimtevaartuigen
in een lage baan om de aarde
in minder dan 25 jaar
uit hun baan te halen,
maar dat is nog steeds
een heel lange tijd,
vooral als een satelliet
al jaren niet meer werkt.
Er zijn ook aanbevelingen
om dode geostationaire apparaten
naar een grafbaan over te brengen.
Maar geen van deze richtlijnen is bindend
krachtens het internationaal recht,
en de bedoeling is dat nationale
regelingen het moeten doen.
Deze richtlijnen zijn ook
niet lange-termijn-gericht,
ze zijn niet pro-actief,
noch gaat het over de rommel die er al is.
Het gaat alleen om de toekomstige
creatie van afval te beperken.
Ruimteafval is
niemands verantwoordelijkheid.
Mount Everest
is een interessant vergelijkingspunt
voor een nieuwe benadering
voor de omgang met onze omgeving,
omdat het de twijfelachtige eer geniet
's werelds hoogste vuilnisbelt te zijn.
Decennia na de eerste verovering
van de hoogste berg van de wereld,
hebben tonnen achtergelaten afval
bezorgdheid veroorzaakt
en je hebt in het nieuws kunnen lezen
dat Nepal bergbeklimmers
misschien harder zal aanpakken
met strengere handhaving van boetes
en wettelijke verplichtingen.
Het doel is natuurlijk
klimmers ervan te overtuigen
om alles schoon achter te laten.
Misschien zullen lokale
non-profitorganisaties
klimmers betalen
om extra afval mee terug brengen,
of expedities zouden vrijwillige
opruim-trips kunnen organiseren.
En toch vinden nog steeds veel klimmers
dat onafhankelijke groepen
zelfdiscipline moeten opbrengen.
Er is geen eenvoudig
of gemakkelijk antwoord
en zelfs goedbedoelde
inspanningen ter conservering
komen vaak in de problemen.
Maar dat betekent niet dat we
niet alles moeten doen wat we kunnen
om de omgevingen waarop we vertrouwen en
waarvan we afhankelijk zijn te beschermen.
Net als bij de Everest maken de afstand
en de gebrekkige infrastructuur
van het orbitale milieu
de afvalverwijdering
tot een uitdagend probleem.
Maar we kunnen gewoon
geen nieuwe hoogten bereiken
en een nog hogere vuilnisbelt creëren,
een die niet van deze wereld is.
De realiteit van de ruimte is
dat als een component
in een satelliet uitvalt,
de mogelijkheden
tot reparatie beperkt zijn
en alleen tegen hoge kosten.
Maar wat als we slimmer worden
bij het ontwerpen van satellieten?
Wat als alle satellieten,
ongeacht in welk land ze gebouwd werden,
op een bepaalde manier
gestandaardiseerd moeten zijn
voor recycling, onderhoud,
of gedwongen verlaten van de baan?
Wat als er dwingende
internationale wetten waren
voor verplichte verwijdering
van kapotte satellieten,
in plaats van ze uit de weg te duwen
als tijdelijke oplossing?
Misschien moeten we satellietfabrikanten
verplichten tot een borgsom
voor ze een satelliet
in een baan om de aarde lanceren,
een borg die slechts
geretourneerd zou worden
als de satelliet op de juiste wijze
werd afgevoerd
of als ze een bepaalde hoeveelheid
rommel hadden opgeruimd.
Of misschien moet een satelliet
de technologie aan boord hebben
om hem terug te brengen.
Er zijn enkele bemoedigende tekenen.
De Britse TechDemoSat-1,
in 2014 gelanceerd, bijvoorbeeld,
is ontworpen om zichzelf op te ruimen
met een klein sleepzeil.
Dit werkt voor deze satelliet
omdat hij klein is,
maar satellieten die hoger
of in grotere banen zijn
of zelf veel groter,
soms zo groot als een schoolbus,
zullen andere methodes vereisen.
Misschien dingen als krachtige lasers
of trekken met netten of kabels,
hoe gek dat ook klinkt
op de korte termijn.
Een echt coole mogelijkheid
is het idee van orbitale sleepwagens
of ruimtemechanica.
Stel je voor dat een robotarm
op een soort ruimtesleepwagen
de stukke componenten
op een satelliet kon repareren,
waardoor ze weer bruikbaar werden.
Of wat als diezelfde robotarm
een ruimteschip kon bijtanken
dat werkt met chemische voortstuwing,
net zoals jij of ik
onze auto's kunnen bijtanken?
Robotreparatie en onderhoud
zou het leven van honderden
satellieten kunnen verlengen.
Maar hoe we ook
gaan opruimen of herstellen,
het is duidelijk niet alleen maar
een technisch probleem.
Er zijn ook complexe wetten
en beleid die we moeten regelen.
We hebben kortom nog geen manier gevonden
om de ruimte duurzaam te gebruiken.
Verkennen, innoveren om de manier
waarop we leven en werken te veranderen,
is wat wij als mensen doen
en in de verkenning van de ruimte
begeven we ons letterlijk
buiten de grenzen van de Aarde.
Maar terwijl we drempels
overschrijden voor leren en innovatie
moeten we niet vergeten
dat de verantwoordelijkheid
voor onze omgeving altijd meespeelt.
Zonder twijfel geraken de lage aardbaan
en de geostationaire baan vol
en we kunnen geen nieuwe
satellieten blijven lanceren
om de kapotte te vervangen
zonder er in de eerste plaats
iets aan te doen,
net zoals we nooit
een kapotte auto zouden achterlaten
op het midden van de snelweg.
De volgende keer dat je telefoneert,
het weer bekijkt of je gps gebruikt,
denk dan even aan die satelliettechnologie
die deze activiteiten mogelijk maakt.
Maar denk ook na over de gevolgen
die satellieten hebben op het milieu
rondom de Aarde
en help de boodschap verspreiden dat we
samen onze impact moeten verminderen.
Onze orbitale omgeving
is adembenemend mooi
en onze toegangspoort tot exploratie.
Het is aan ons om dat zo te houden.
Dank je.
(Applaus)