De eerste keer dat ik een gebed opzegde
was in een glas-in-lood-kathedraal.
Ik bleef knielen terwijl de gemeente
allang weer stond,
dompelde beide handen in wijwater,
sloeg de drievuldigheid op mijn borst,
mijn iele lichaam hing
als een vraagteken
over de houten kerkbank.
Ik vroeg Jezus om mij te helen,
en toen hij niet antwoordde,
werd ik vrienden met de stilte,
in de hoop dat mijn zonde zou branden
en mijn mond zou zalven,
zou oplossen als suiker op de tong,
maar de schaamte bleef
als een bittere nasmaak.
In een poging om
mij te herintroduceren tot vroomheid
vertelde mijn moeder mij
over het wonder dat ik was,
zei dat ik mocht worden
wat ik maar wilde.
Ik besloot
om een jongen te worden.
Het was schattig.
Ik had een pet,
een tandeloze grijns,
mijn kapotte knieën
zorgden voor respect op straat,
speelde verstoppertje
met mijn levensdoel.
Ik was "het".
De winnaar van een spel
dat kinderen niet speelden,
het mysterie van de anatomie,
een gestelde maar
niet beantwoorde vraag
hangend tussen een vreemde jongen
en een verontschuldigend meisje.
Toen ik 12 werd, was die jongensfase
niet meer zo schattig.
Mijn nostalgische tantes misten
mijn knieën in de schaduw van een rok,
en herinnerden mij eraan dat mijn houding
geen man thuis zou brengen,
dat ik besta voor een heteroseksueel
huwelijk en vruchtbaarheid.
Ik slikte hun beledigingen
samen met hun afkeuring.
Natuurlijk kwam ik niet uit de kast.
De kinderen op school openden 'm
zonder mijn toestemming.
Noemden me iets
dat ik niet herkende:
'lesbienne',
maar ik was meer jongen dan meisje,
meer Ken dan Barbie.
Ik haatte mijn lichaam niet.
Ik hou er genoeg van
om het z'n gang te laten gaan,
ik behandel het als een huis,
en als je huis uit elkaar valt,
evacueer je niet,
je maakt het comfortabel
genoeg voor wat daarbinnen is,
je maakt het gezellig genoeg
voor gasten,
je maakt de vloerplanken
sterk genoeg om op te staan.
Mijn moeder is bang dat ik mezelf
van een vaag label voorzie.
Want ze telt de echo's op
achtergelaten door Mya Hall,
Leelah Alcorn, Blake Brockington.
Ze vreest dat ik geruisloos doodga,
en verander in 'wat een schande'-
gesprekken op de bushalte.
Ze beweert dat ik mezelf
in een mausoleum verander,
dat ik een wandelende kist ben.
Nieuwskoppen veranderen
mijn identiteit in een spektakel,
Bruce Jenner op ieders lippen, terwijl
de wreedheid van leven in dit lichaam
een asterisk wordt
onderaan de pagina over gelijkheid.
Niemand vindt ons menselijk
omdat we meer geest zijn dan vlees,
mensen bang zijn dat
mijn geslachtsexpressie een truc is,
dat het bestaat om pervers te zijn,
hen in de val lokt
zonder hun toestemming,
dat mijn lichaam een feest is
voor hun ogen en handen
en eenmaal gevoed door
mijn eigenaardigheid,
kotsen ze alles uit
waar ze niks aan vonden.
Ze stoppen me terug in de kast,
hangen me terug bij de andere skeletten.
Ik word de beste attractie.
Zie je hoe gemakkelijk het is
om mensen het graf in te praten,
hun namen verkeerd te spellen
op grafstenen.
Mensen vragen zich nog af
waarom we jongens verliezen.
Ze verdwijnen uit
middelbare schoolgangen,
ze zijn bang om direct
een nieuwe hashtag te worden,
bang dat klasdiscussies
veranderen in de dag des oordeels.
En nu omarmt het naderend verkeer
meer transseksuele kinderen dan ouders.
Ik vraag me af
hoe lang het duurt
voordat de trans-zelfmoordbrieven
overtollig beginnen te voelen,
voordat we beseffen dat ons lichaam
een les wordt over zonden
nog voordat we leren
hoe we ervan houden.
Alsof God al deze adem
en barmhartigheid niet heeft gespaard,
alsof mijn bloed niet de wijn is
die Jezus' voeten overspoelde.
Mijn gebeden zitten nu vast in mijn keel.
Misschien ben ik eindelijk geheeld,
misschien kan het me niks schelen,
misschien heeft God eindelijk
naar mijn gebeden geluisterd.
Dank je wel.
(Applaus)