Er is ergens een man die een beetje lijkt op de acteur Idris Elba, dat deed hij in ieder geval 20 jaar geleden. Verder weet ik niets van hem, behalve dat hij ooit mijn leven heeft gered door dat van zichzelf te riskeren. Hij stak midden in de nacht vier rijbanen op de snelweg over om mij in veiligheid te brengen na een ongeluk dat me mijn leven had kunnen kosten. Het hele gebeuren heeft me vanzelfsprekend geschokt, maar het heeft ook gezorgd voor een brandend verlangen om te begrijpen waarom hij dat deed. Welke krachten in hem brachten hem tot de keuze waaraan ik mijn leven dankte, om zijn eigen leven te riskeren om een vreemdeling te redden? Ofwel: wat zijn de oorzaken van dat vermogen tot altruïsme bij mensen? Maar laat ik eerst vertellen wat er gebeurde. Die avond, ik was 19, was ik op weg naar huis in Tacoma, Washington, over snelweg Interstate 5 toen er een hondje voor mijn auto kwam. Ik deed precies wat je niet hoort te doen, namelijk uitwijken. En ik kwam er snel achter waarom je dat niet moet doen. Ik raakte de hond toch. Daardoor begon de auto te slippen en te tollen over de snelweg tot ik uiteindelijk achterstevoren tot stilstand kwam op de meest linkse baan, waar de motor afsloeg. Op dat moment wist ik zeker dat dat mijn dood zou worden, maar dat werd het niet, door de acties van die ene moedige man die in een fractie van een seconde moet hebben besloten om te stoppen en vier rijbanen over te steken in het pikkedonker om mij te redden. Nadat hij mijn auto weer aan de praat had, me in veiligheid had gebracht en zeker wist dat ik verder oké was, reed hij weer weg. Ik weet niet eens hoe hij heet en ik heb hem vast niet bedankt. Laat ik dus voor ik verder ga hier even een moment bij stilstaan om die vreemdeling alsnog te bedanken. (Applause) Ik vertel dit allemaal, omdat de gebeurtenissen die nacht in zekere zin mijn leven hebben veranderd. Ik werd psychologisch onderzoeker en richt me met name op dat menselijk vermogen om om anderen te geven. Waar komt het vandaan, hoe ontwikkelt het zich, en welke extreme vormen kan het aannemen? Dit zijn fundamentele vragen als het gaat om het begrijpen van de menselijke sociale aard. Veel mensen, van allerlei achtergronden, van filosofen en economen tot gewone mensen, geloven dat de menselijke aard van nature zelfzuchtig is, dat we alleen zijn gemotiveerd door ons eigen welvaren. Maar als dat zo is, waarom doen dan sommigen, zoals de man die mij hielp, onbaatzuchtige dingen, zoals het helpen van anderen terwijl ze zelf gevaar lopen? Om deze vraag te beantwoorden, moeten we kijken naar de oorzaken van buitengewoon altruïsme en naar hoe de mensen die dit soort dingen doen anders zijn dan anderen. Tot voor kort is er weinig gedaan op dit vlak. De acties van de man die mij redde, voldoen aan de meest strenge definitie van altruïsme, namelijk vrijwillig, kostbaar gedrag, ingegeven door de wens een ander individu te helpen. Het is dus zelfopoffering, puur ten behoeve van de ander. Hoe komt iemand tot zo'n daad? Eén antwoord is natuurlijk: compassie, een belangrijke aanjager van altruïsme. Maar dan wordt de vraag: waarom hebben sommigen dat meer dan anderen? Het antwoord kan zijn dat het brein van bijzonder altruïstische mensen op een fundamentele manier anders is. Om uit te vinden hoe, ben ik begonnen aan het andere uiteinde, bij psychopaten. Een gangbare aanpak voor het begrijpen van fundamenteel menselijk gedrag, zoals de behoefte om anderen te helpen, is het bestuderen van mensen die die behoefte niet voelen, en psychopaten voldoen precies aan die eis. Psychopathie is een ontwikkelingsstoornis van sterk genetische origine die resulteert in een persoonlijkheid die koud en onverschillig is en die vaak asociaal en soms gewelddadig gedrag met zich meebrengt. Mijn collega's en ik hebben ooit op het National Institute of Mental Health een van de eerste brainscan-onderzoeken op psychopathische volwassenen gedaan, en onze bevindingen, net zoals die van anderen, later, laten zien dat mensen die psychopatisch zijn met hoge betrouwbaarheid drie typische eigenschappen hebben. De eerste is dat, hoewel ze niet ongevoelig zijn voor emoties van anderen, ze wel ongevoelig zijn voor tekenen dat anderen in nood verkeren. In het bijzonder is het moeilijk voor ze om uitdrukkingen van angst op te merken, zoals deze. Een angstige uitdrukking is een teken van urgente behoefte en emotionele druk, die normaliter compassie uitlokt en een verlangen om te helpen. Het lijkt dus logisch dat mensen met een tekort aan compassie ook minder gevoelig zijn voor deze signalen. Het deel van het brein dat het belangrijkst is voor het herkennen van angst heet de amygdala. Een heel klein aantal mensen hebben helemaal geen amygdala en zij zijn zeer slecht in het herkennen van angstige uitdrukkingen. En waar gezonde volwassenen en kinderen meestal hoge pieken in amygdala activiteit laten zien wanneer ze angstige uitdrukkingen zien, reageren de amygdala's van psychopaten er veel minder op. Soms reageren ze helemaal niet en daarom herkennen ze de signalen misschien ook niet. Als laatste zijn de de amygdala's van psychopaten kleiner dan gemiddeld, ongeveer 18 tot 20 procent. Al die bevindingen zijn degelijk en betrouwbaar, en zeer interessant. Mijn voornaamste interesse, echter, was niet waarom mensen niet om andere mensen geven, maar waarom ze dat wèl doen. De echte vraag is dus of buitengewoon altruïsme, wat het tegenoverstelde is van psychopathie als het gaat om compassie en het verlangen om anderen te helpen, ook wordt voortgebracht door een brein met tegenovergestelde kenmerken? Een soort anti-psychopathisch brein, beter in staat angst te herkennen bij andere mensen, een amygdala die beter op deze uitdrukkingen reageert en misschien ook groter is dan gemiddeld? Mijn onderzoek heeft uitgewezen dat al die dingen waar zijn. We zijn hier achter gekomen door een groep extreem altruïstische mensen te testen. Het zijn mensen die een van hun eigen nieren hebben afgestaan aan een volstrekte vreemde. Dit zijn dus mensen die vrijwillig een operatie hebben ondergaan, opdat een van hun gezonde nieren kon worden verwijderd en getransplanteerd naar een ernstig zieke vreemdeling die ze nog nooit hebben gezien. "Waarom doet iemand dat?" is een hele begrijpelijke vraag. Het antwoord kan zijn dat de hersenen van deze bijzondere altruïsten bijzondere kenmerken hebben. Ze zijn beter in het herkennen van de angst bij een ander. Ze kunnen letterlijk beter herkennen dat iemand anders in nood verkeert. Dit kan voor een deel zo zijn, omdat hun amygdala beter op deze signalen reageert. Dat was tenslotte het deel in het brein waarvan we constateerden dat het minder reageerde bij psychopaten. Ten laatste zijn hun amygdala's ook groter dan gemiddeld, ongeveer acht procent. Het geheel van deze data suggereert het bestaan van een soort zorgcontinuüm, met bijzonder psychopatische mensen aan het ene uiterste en zeer meelevende tot extreem altruïsme gedreven mensen aan het andere. Maar wat bijzonder altruïstische mensen zo anders maakt, is niet alleen dat ze meer compassie hebben dan gemiddeld, dat hebben ze. Wat nog ongewoner aan ze is, is dat ze meelevend en altruïstisch zijn niet alleen jegens de mensen in die kleine kring van vrienden en familie. Compassie hebben voor mensen waar je bij hoort en waar je van houdt, is tenslotte niet zo bijzonder. Echt buitengewoone altruïstische compassie reikt tot ver daarbuiten, zelfs buiten hun wijdere kring van kennissen naar mensen die geheel buiten hun sociale kring vallen, volstrekte vreemden, zoals de man die mij redde. Ik had de gelegenheid om een groot aantal altruïstische nierdonors te vragen hoe ze zulk een wijde kring compassie kunnen genereren dat ze bereid waren een nier af te staan aan een volstrekte vreemde. Het bleek een zeer lastig te beantwoorden vraag voor hen. Ik vroeg: "Hoe kan het dat jullie zoiets willen doen, in tegenstelling tot de meesten? Jullie behoren tot de minder dan 2.000 Amerikanen die ooit een nier hebben afgestaan aan een vreemde. Wat maakt jullie zo bijzonder?" En wat zeggen ze? Ze zeggen: "Niets. Er is niets bijzonders aan mij. Ik ben net als iedereen." En ik denk dat dat eigenlijk een heleboel zegt, want het suggereert dat de cirkels van deze altruïsten er niet zo uit zien, maar mee zo. Er is geen middelpunt. Deze altruisten zien zichzelf letterlijk niet als een middelpunt, als beter of wezenlijk belangrijker dan iemand anders. Toen ik een altruïst vroeg waarom ze haar donatie een goed idee vond, zei ze: "Omdat het niet om mij draait." Een ander zei: "Ik ben niet anders, ik ben niet uniek. Je onderzoek gaat aantonen dat ik hetzelfde ben als jij." Ik denk dat de beste beschrijving voor dit gebrek aan egocentrisme nederigheid is, die eigenschap die in de woorden van Sint Augustinus van mannen engelen maakt. En waarom? Omdat wanneer er geen middelpunt in je cirkel bestaat, er geen binnenste kringen en buitenste kringen kunnen zijn, niemand die jouw compassie meer of minder waardig is dan iemand anders. Ik denk dat dit de buitengewone altruïsten echt onderscheidt van de gemiddelde persoon. Maar ik denk ook dat een dergelijk wereldbeeld bereikbaar is voor velen, zo niet iedereen. En dat denk ik, omdat op maatschappelijk niveau die expansie in compassie en altruïsme al overal aan de gang is. Psycholoog Steven Pinkler en anderen hebben laten zien dat in de hele wereld mensen minder en minder tolerant worden voor het lijden in steeds grotere cirkels van vreemden, wat heeft geleid tot een afname van vele soorten wreedheid en geweld, van dierenmishandeling en huiselijk geweld tot aan de doodstraf toe. En het heeft geleid tot toename in allerlei soorten altruïsme. Honderd jaar geleden hadden mensen het voor onmogelijk gehouden dat het nu zo normaal zou zijn voor mensen om hun bloed of beenmerg te doneren aan volstrekte vreemden. Kan het zijn dat over honderd jaar mensen het afstaan van een nier aan een vreemdeling net zo normaal zullen vinden als het doneren van bloed of beenmerg tegenwoordig? Misschien. Vanwaar deze opmerkelijke veranderingen? Gedeeltelijk lijkt het te liggen aan een hogere welvaart en levensstandaard. Als gemeenschappen welvarender worden, lijken mensen hun aandacht meer naar buiten te richten, met als gevolg dat alle altruïsme jegens vreemdelingen toeneemt, van vrijwilligerswerk tot giften en zelfs altruïstische nierdonaties. Maar al deze veranderingen leiden ook tot een vreemd en paradoxaal resultaat, namelijk dat terwijl de wereld beter en humaner wordt, wat zo is, de gangbare perceptie is dat ze slechter en wreder wordt, en dat is niet zo. Ik weet niet precies waarom dat is, maar ik denk dat het misschien komt omdat we zoveel meer weten over het leed van vreemdelingen in verre oorden, en ons dus veel meer bekommeren om het leed van die verre vreemdelingen. Maar het is duidelijk dat de veranderingen laten zien dat de bron van altruïsme en compassie net zo goed deel uitmaken van de menselijke natuur als wreedheid en geweld, misschien wel meer, en hoewel sommigen weliswaar wezenlijk gevoeliger lijken te zijn voor het leed van verre vreemdelingen, geloof ik echt dat het vermogen zichzelf te verwijderen uit het centrum van de cirkel en de cirkel van compassie zo te verwijden dat zelfs vreemdelingen er binnen vallen, binnen het bereik van iedereen ligt. Dankjewel. (Applaus)